- Versie
- Downloaden 11
- Bestandsgrootte 380.71 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
28 maart 2013
Witte Donderdag
Lezingen: Ex. 12,1-8.11-14; Ps. 116; 1 Kor. 11,23-26; Joh. 13,1-15 (C-jaar)
Inleiding
Exodus 12 1-8.11-14
De reeks begint met de instelling van het Pesachmaal in het oude Israël (Ex. 12,1-8.11-14). ‘Als u dat doet, moet u goed bedenken dat niet u de wortel draagt, maar de wortel u (Rom. 11,18).’ Christus in het Nieuwe Testament is niet los verkrijgbaar, los van de traditie waarin hij staat, waarin hijzelf als Jezus van Nazaret is opgegroeid. Ook niet als hij aan de viering van de maaltijd een nieuwe dimensie geeft, die voor een messias-belijdende gemeenschap zoals de kerk het centrum van haar verkondiging en ritueel is geworden.
Er bestaat geen simpele lijn van de viering van Pesach in Oud-Israël via het jodendom in Jezus’ dagen naar de viering van het avondmaal in de kerk. De kerk is geen afleggertje van de synagoge en dus ook haar ritueel geen eenvoudige variant op of aanpassing van oudtestamentische voorschriften. De tekstkeuze uit Exodus zou daar even aanleiding toe kunnen geven, doordat ze juist het stukje over het paaslam aan het spit (Ex. 12,9v) weglaat. En niet, naar ik aanneem, omdat het minder geschikt is voor kinderoren. Want dan kan men de verzen over de dood van alle eerstgeborenen van mensen en vee er ook beter uit laten. Ook op het moment dat Jezus met zijn leerlingen Pesach viert, is dat al een heel ander feest en ritueel geworden dan we lezen in het Oude Testament. Zo wordt in geen van de oudtestamentische tradities iets gezegd over het drinken van wijn bij de Pesachmaaltijd. Wanneer die gewoonte ontstaan is ligt in het duister van de geschiedenis. Het is alleen een simpel voorbeeld om te laten zien hoe ook religieuze feesten door de geschiedenis heen aan verandering onderhevig zijn en niemand in kerk of synagoge kan beweren dat hij het op de oorspronkelijke manier doet.
Hier moeten ook geen theorieën over de oorsprong van Pesach en het Feest van de ongedesemde broden besproken worden. Ook al is het misschien waar dat hier herdersfeest en landbouwfeest in elkaar zijn geschoven, dan mag dat niet in mindering komen op de verbinding van deze oudoosterse feesten met het gedenken van de bevrijding van Israël uit het diensthuis Egypte. Juist deze ‘historisering’ maakt het een ritueel voor alle tijden en plaatsen. Voor de gemeente van Christus komt daar de nieuwe ‘historisering’ bij: in de gedachtenis van Jezus’ dood en opstanding. Overigens hoeft daarbij het karakter van lentefeest, nieuwe oogst, nieuw brood, nieuw leven, opstanding van de natuur uit de winter niet vergeten te worden. Historisering betekent niet noodzakelijk ontmythologisering van het wereldgebeuren en de gang van het leven door het jaar heen. In het Christusverhaal kan juist de mythe van het leven uit de dood nieuwe zin ontvangen, een zin die uitgaat boven alles wat ons door Israël al is aangereikt. Dat blijkt al door juist de vastlegging van dit feest in de eerste maand aan het begin van de lente (v. 1). En de keuze van het lam op de tiende dag herinnert niet voor niets aan het gebeuren van Grote Verzoendag een half jaar later. Dit alles gedenken wij aan de tafel van de Heer.
Soms kan de kerk op een opvallende manier de geschiedenis van haar Heer teruglezen in zulke oudtestamentische instellingswoorden. Zoals in die nazin in vers 12: ‘En ik zal alle Egyptisch goden van hun voetstuk stoten, want ik ben JHWH.‘ Wie de talloze verbeeldingen van de ‘vlucht naar Egypte’ bekijkt, zal vaak ergens op de afbeelding een omvallend afgodsbeeld zien of zelfs een instortende Egyptische tempel. Juist op dit moment valt de uitspraak: Ik ben JHWH, de woorden waarmee de Heer zichzelf present, aanwezig stelt. De Eeuwige, de onbekende, die uit zijn verborgenheid treedt en zichzelf met naam bekend maakt in het gebeuren van de exodus, het feest van de bevrijding.
Psalm 116; 1 Korintiërs 11 23-26
Beoogde Jezus niet iets dergelijks in zijn viering van het laatste avondmaal, in de avondschemer van Goede Vrijdag? Het zal niet toevallig zijn dat altijd het evangelieverhaal van Johannes centraal staat voor de verkondiging op Witte Donderdag. Men wordt dat goed gewaar als men het verhaal en zijn context vergelijkt met dat van de andere evangeliën of wat Paulus daarover aan de gemeente van Korinte doorgeeft. Het is misschien goed om even op te merken dat niet het evangelie, maar in feite Paulus ons de eerste keer het verhaal van de maaltijd van de Heer doorgeeft, of beter gezegd: op schrift stelt in zijn brief. Ongetwijfeld verwijst hij daarin ook naar verhalen, die de ronde deden over Jezus. Hier staat het voor het eerst zwart op wit en het is opvallend hoe eigenlijk elke verwijzing naar Pesach ontbreekt. Of het moest zijn dat hij daarnaar verwijst met de woorden: de nacht, waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd… Paasavond. Een goede verstaander heeft slechts een half woord nodig. Niettemin is het ook opvallend dat hij het gebeuren ‘maaltijd van Heer’ noemt, een aanduiding die de eigenheid van het ritueel in de vroege kerk benadrukt.
De evangelisten gaan elk op hun eigen manier met dit gebeuren om. In de verhalen van Matteüs, Marcus en Lucas kan er geen twijfel over bestaan dat Jezus met zijn leerlingen de Pesachmaaltijd viert zoals voorgeschreven op de avond van de veertiende dag van de maand Nisan. Als bijzonder element vermelden Matteüs en Marcus nog het zingen van het Hallel, de Halleluja-psalmen 113–118, ook wel eens het ‘Egyptische Hallel’ genoemd, zoals het nog steeds deel uitmaakt van de Joodse Seder of Pesachviering. Daaronder dus ook Psalm 116 met de bekende woorden: ‘Ik zal de beker van bevrijding heffen, de naam aanroepen van de heer’ (v. 13). Lucas laat dat achterwege, maar hij heeft wel iets anders extra: de discussie over de vraag wie van hen de belangrijkste was (Luc. 22,24-27). En daarmee komen we het verhaal van Johannes binnen.
Johannes 13,1-15
Het evangelieverhaal van Johannes typeert meer dan andere verhalen het ander joodse geluid van Jezus. Het is net of Johannes voor ‘de maaltijd van de Heer’ de associatie met Pesach wil vermijden. In zijn evangelie sterft Jezus op de dag vóór de viering van Pesach (Joh. 13,1; 18,28). We gaan hier niet de discussie voeren wie dat historisch correct heeft. Het lijdt geen twijfel dat het in het verhaal om hetzelfde gebeuren vooraf aan Goede Vrijdag gaat. Jezus en zijn leerlingen hielden dé maaltijd. Alleen, die maaltijd staat op merkwaardige wijze op de achtergrond van de nacht van de uitlevering. Johannes plaatst iets anders op de voorgrond zonder overigens de overlevering tegen te spreken die we al van elders kennen, of zonder voeding te geven aan de gedachte dat ‘de maaltijd van de Heer’ in de johanneïsche gemeentes niet gevierd zou zijn.
Het sacrament van de voetwassing is het sacrament van het dienen. Maar we kennen geen sacrament van het dienen, terwijl Jezus dat sacrament ook duidelijk heeft ingesteld. Wij wassen elkaar wel vaak de oren, maar de voeten? Erg nederig werk, dat voeten wassen. Typisch het werkje van de jongste bediende, zoals de koffie halen. In ons geseculariseerde christendom spelen reinigingsrituelen nauwelijks een rol. Het wijwaterbakje aan de ingang van een katholieke kerk is nog een zwakke afschaduwing van de rituele wassing om het heiligdom binnen te treden. Om scheiding te maken tussen het heilige en profane. Bij moslims hoort de rituele reiniging, ook de voetwassing nog tot het dagelijks ritueel van het bidden. Voor orthodoxe joden is het rituele bad, de mikwe, nog de gewoonste zaak van de wereld. Wij wassen vaak onze handen voor we gaan eten of na het toilet, maar rationaliseren dat als hygiënische gewoonte, niet als religieuze rite.
Op de avond van Witte Donderdag is blijkbaar iedereen met ongewassen voeten aan de maaltijd gaan aanliggen. Fools rush in, where angels fear to enter … Niemand die blijkbaar de heiligheid van het moment ervaart, de aanwezigheid van het goddelijke mysterie, de humaniteit van God in de gestalte van Jezus, de Heer. Iemand heeft dit verhaal eens een gespeelde gelijkenis genoemd. Vandaar ook de vraag: ‘Begrijpen jullie wat ik met u gedaan heb?’ De Heer stelt zich present als tastbaar evangelie, niet alleen in de viering van brood en wijn, maar ook in de bevrijdende gemeenschap, waarin de afgezant niet meer is dan wie hem zendt.
Preekvoorbeeld
Wanneer je aan zomaar katholieken zou vragen naar het belangrijkste, of het hoogtepunt van hun, onze geloofsbeleving, tien tegen één dat ze dan de Eucharistie noemen, de Heilige Mis. Die grandioze kans op Godsontmoeting, die gedachtenis, waarin Jezus zich – opnieuw – uitlevert in onze handen, die maaltijd, waarin Jezus’ leven wordt gevierd, dat samenkomen aan de vooravond van zijn zelfgave op het kruis.
Wanneer we dan willen nagaan hoe het die laatste avond was, dan sla je de evangelies op en vooral dat van Johannes, de leerling van wie Jezus veel hield en die volgens de overlevering aan de zijde van Jezus was; eerste rang dus.
En wat lees je daar over de Eucharistie: geen woord! Wel een heel hoofdstuk – eerder in het evangelie – waarin Jezus aan het woord is over zichzelf als het Brood des Levens, maar over wat wij noemen: de instelling van de Eucharistie gedurende de maaltijd op die bewuste avond: niets!
Johannes schrijft weliswaar over die maaltijd, het Paasfeest dat Jezus vierde met zijn leerlingen, en hij weet heel goed waar het om gaat, hij kent het gewicht van die avond maar al te goed als hij letterlijk schrijft: ‘Jezus wist dat zijn uur gekomen was’, én ook nog: ‘Hij zou hun zijn liefde betonen tot het uiterste’. Johannes weet dat het er die avond om gáát! En daar schrijft hij dan maar liefst vijf hoofdstukken over met heel intieme teksten, vooral over de liefde tussen Vader en Zoon, de liefde tussen God en mens, én de liefde tussen ons mensen onderling.
Zijn liefde… tot het uiterste: hoe ziet dat er uit?
Jezus wast de voeten van zijn leerlingen; gaat voor zijn vrienden door de knieën. Hij doet als Heer en Meester het slavenwerk. Het is de wereld op zijn kop, want het onderste moet boven komen, het binnenste naar buiten, het hart komt sprekend en doende naar buiten, want het gaat om de liefde zelf. In het doen van Jezus is dit een sprekend voorbeeld … voor ieder van ons.
Ook ons protest komt aan bod: ‘Nooit in der eeuwigheid!’ Wij kiezen voor een ander wereldorde: wat belangrijk is moet hoog en boven, moet tronen! Adoreren, aanbidden valt ons lichter dan navolgen. Streven naar boven lijkt ons in het bloed te zitten, de hele wereld van de sport is er mee doorspekt, de economie weet niet beter: gouden plakken, gouden platen, gouden handdrukken, eerste plaatsen, hoogste rente of dividend…
Dit maatschappelijk handelen maakt vele slachtoffers, opvallend, zodat we het zien, of veel erger nog: buiten ons zicht, ver van ons bed … met duizenden, kinderen ook.
Ik weet het: als u en ik er wat dieper over denken, willen we niets liever dan Jezus volgen en ons gewonnen geven….. en als we ons dan gewonnen geven is dat vaak op de eerste plaats door ons inzicht, door wat we begrijpen: inderdaad: de levensrichting van Jezus – van boven naar beneden – is de enige juiste.
En dan willen mensen zich er helemaal in gooien, dan gaan ze volmaaktheid nastreven.
Dan protesteert Jézus; nee! Niet overdrijven. ‘Wie een bad heeft genomen, hoeft zich niet meer te wassen.’ In plaats van te begrijpen en in te zien, kunnen we beter de verdediging van ons hart opgeven vanavond, want het gaat immers om liefde. Laat je gevoel de vrije loop, laat toe wat Jezus je doet, dat de Heer van het leven voor jou door de knieën wil; hij maakt zich kleiner dan jij bent, hij onderlijnt jouw van God gekregen hoogheid.
De wereld op zijn kop? Of misschien toch: de wereld zoals God deze bedoelt in zijn schepping?
Jezus is ons voorbeeld; ten voeten uit. Johannes schrijft niets over de instelling van de Eucharistie, of misschien toch?
Kardinaal Danneels noemt de voetwassing de röntgenfoto van de Eucharistie. Omdat in dit zeer concrete voorbeeld alles besloten is; zeker voor wie let op de details die Johannes geeft: bijvoorbeeld het afleggen en weer opnemen van zijn bovenkleed: dat is ‘dood en verrijzenis’ voor wie goed leest.
De voetwassing is het bedekte verhaal van de drie dagen waarop we Pasen vieren; het houdt dood in en verrijzenis. Dat is zijn liefdevolle erfenis. Een erfenis die ons in handen is gegeven; letterlijk: om te doen. En dit daadkrachtige geloof komt het beste uit de verf naarmate we ons meer durven laten gaan, dieper durven laten raken door die onbegrijpelijke goddelijke liefde tot op ons niveau: wij worden – onverdiend – betrokken in zijn verheerlijking!
Alles wat hij doet, zegt Jezus, strekt ons tot voorbeeld, opdat wij ook zo zouden doen. Want een dienaar staat niet boven zijn Heer. ‘Wanneer ge dit beseft’, zegt Jezus, ‘zalig gij als gij er naar handelt’.
Laten we het dan maar proberen … te doen!
Meindert Dijkstra, inleiding
Herman Piek ofm, preekvoorbeeld