- Versie
- Downloaden 45
- Bestandsgrootte 299.67 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 27 januari 2021
3 juni 2018
Sacramentsdag
Lezingen: Ex. 24,3-8; Ps. 116; Heb. 9,11-15; Mar. 14,12-16.22-26 (B-jaar)
Inleiding
Sacramentsdag is de tweede zondag na Pinksteren. Vroeger werd dit feest in de katholieke traditie gevierd op donderdag na Trinitatis als het Hoogfeest van het Allerheiligst Sacrament. Het feest ontstond in de middeleeuwen en is in sommige landen nog steeds een vrije feestdag. Onderdeel van de viering is vaak een plechtige processie, waarin de hostie in een monstrans werd getoond en rondgedragen. Thomas van Aquino schreef voor dit feest de hymne Adoro te devote, ‘U, verborgen Christus, bid ’k eerbiedig aan’, te vinden in het oude Liedboek voor de Kerken 352 en in het nieuwe Liedboek 374. Bekende gezangen zijn ook het Panis Angelicus (in de bewerking van Cesar Franck een bekende evergreen), evenals de sequentie Lauda Sion Salvatorem.
Onder de sectie: ‘Maaltijd van de Heer’ vindt men in het nieuwe Liedboek meerdere gezangen die deze zondag goed zijn te zingen, maar vergeet ook niet Psalm 116, die ook gezongen wordt op Witte Donderdag. De verbindende noties in de teksten van deze zondag zijn verbond, bloed en de beker der dankzegging of de beker der verlossing.
Exodus 24,3-8
De reeks lezingen begint met het slot van het ritueel van de verbondssluiting tussen de HEER en Israël, gerepresenteerd door het altaar en de twaalf opgerichte stenen: de stamvaders van het volk Israël. Mozes treedt op als de liturg en priesterlijke bemiddelaar van dit verbond. Vooraf aan deze verbondssluiting gaan in het boek Exodus de proclamatie van de Tien Woorden (Ex. 20), zeg maar de torot d’entree, die de gemeente zich steeds bewust moet worden om het heiligdom binnen te treden (Psalm 15 en 24). Fools rush in where angels fear to tread, nietwaar? Heel het volk is getuige… van al deze tien woorden als even zovele donderslagen. Daarna vinden we de wetten en voorschriften van het zogenaamde Bondsboek (Ex. 21-23), die Mozes blijkbaar samen met de Tien Woorden van de berg bracht. Dan volgt het eigenlijke verbondsritueel.
Religie is verbinden, verbinding zoeken, een verbond maken, en bloed schept een band in het Oude Oosten en zo ook in het oude Israël. Mozes creëert als bemiddelaar tussen de Eeuwige en het volk dit verbond, nadat de verbondswoorden zijn gelezen. Daarom is het wellicht ook verantwoord in deze dienst op Sacramentszondag de Tien Woorden op een of andere wijze te laten horen of te zingen. Het altaar vertegenwoordigt de Eeuwige, de twaalf stenen representeren het volk, beiden worden met het bloed van het verbond besprenkeld. Zo staat de Eeuwige garant en bekrachtigt de band met zijn door bloed geheiligd volk, dat zich nu gebonden weet aan leven met de Eeuwige. Dat is geen reden tot zelfverheffing! ‘Als u dat doet, moet u goed bedenken dat niet u de wortel draagt, maar de wortel u,’ zegt de apostel Paulus (Rom. 11,18). Christus in het Nieuwe Testament is niet los verkrijgbaar, los van de traditie waarin hij staat, waarin hijzelf als Jezus van Nazaret is opgegroeid. Ook niet als hij aan de viering van de maaltijd een nieuwe dimensie geeft, het sacrament van een nieuw verbond schept, dat voor de gemeenschap geheiligd in het bloed van de Messias, door alle eeuwen het centrum van haar verkondiging en ritueel is geworden.
Er bestaat overigens geen simpele lijn van de viering van het verbond en Pesach in Oud-Israël via het jodendom in Jezus’ dagen naar de viering van het avondmaal in de kerk. De kerk is geen afleggertje van de synagoge. Dus is ook haar ritueel geen eenvoudige variant op of aanpassing aan oudtestamentische feestvoorschriften. Ook op het moment dat Jezus met zijn leerlingen Pesach viert, is dat al een heel ander feest en ritueel geworden dan waarover we lezen in het Oude Testament. Zo wordt in geen van de oudtestamentische tradities iets gezegd over het drinken van wijn bij de Pesachmaaltijd. Wanneer die gewoonte is ontstaan, ligt in het duister van de geschiedenis. Het is slechts een simpel voorbeeld om aan te tonen hoe ook religieuze feesten door de geschiedenis heen aan verandering onderhevig zijn en niemand in kerk of synagoge kan beweren dat hij het op de oorspronkelijke manier van Mozes doet.
Op deze zondag moeten ook geen theorieën over de oorsprong van Pesach besproken worden. Men moet ook niet proberen bij de uitleg van het Pesachmaal in evangelie, brood en beker te relateren aan de huidige, traditionele joodse Sedermaaltijd en de verschillende bekers, die bij dit feest gedronken worden. Ongetwijfeld hebben de joodse Seder en het christelijke sacrament van de maaltijd of eucharistie gemeenschappelijke wortels. We hebben echter geen concrete aanwijzing dat in Jezus’ dagen Pesach werd gevierd zoals het nu nog wordt gevierd in het rabbijnse jodendom, afgezien dan van een paasdatum in de lente en het gebruik van de lofzang aan het einde van de maaltijd. Vandaar dat het misschien goed is de Maaltijd van de Heer nog een keer tot punt van aandacht te maken buiten de liturgie van de Goede Week. Ook al omdat meestal het verhaal van de voetwassing (Joh. 13,1-15) centraal staat in de verkondiging van Witte Donderdag. Ook verder in de gang van het liturgisch jaar blijft het vieren van de maaltijd immers belangrijk voor mensen die niet willen leven van brood alleen.
Psalm 116
De evangelisten gaan elk op hun eigen manier met dit gebeuren om. In Marcus en de evangelisten die vermoedelijk van hem afhankelijk zijn, Matteüs en Lucas, kan er geen twijfel over bestaan dat Jezus met zijn leerlingen de Pesachmaaltijd vierde zoals voorgeschreven op de avond van de veertiende dag van de maand Nisan. Als bijzonder element vermeldt Marcus aan het einde het zingen van de lofzang. Daarbij wordt met verwijzing naar de joodse Seder vaak gewezen op het zingen van het Hallel, de Halleluja-psalmen 113-118, ook wel het ‘Egyptische Hallel’ genoemd. Daaronder dus ook Psalm 116 met de bekende woorden: ‘Ik zal de beker van bevrijding heffen, de naam aanroepen van de HEER’ (v. 13).
Hebreeën 9,11-15
De schrijver van de brief aan de Hebreeën verheft nu ineens heel het Christusgebeuren naar het hoogste niveau van het oudtestamentische verbondsritueel. Dat viel ook nauwelijks anders te verwachten na de magistrale inzet: ‘Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt, heeft hij tot ons gesproken in de Zoon…’ (Heb. 1,1v). Hebreeën biedt een nieuwe theologie van het verbond, waarin deze lezing slechts een momentopname is. Alle ingrediënten van het oude mozaïsche verbond komen langs, compleet met de tent of het tabernakel. Alleen de herschikking is veel diervriendelijker. Dieroffers zijn niet meer nodig, want nu is het martelaarsbloed van de Messias het zaad van een nieuw verbond, een nieuwe gemeenschap geheiligd voor de dienst aan de levende God. Deze gemeente kan verder leven na de verwoesting van Jeruzalem en tempel. Een altaar en twee of drie mensen die samenkomen en de maaltijd vieren zijn genoeg om een dienstbare kerk te zijn.
Marcus 14,12-16.22-26
Het sacrament van de maaltijd is evenals de voetwassing (Johannesevangelie) het sacrament van het dienen. Het is daarom misschien goed om vandaag nog even aan Witte Donderdag te herinneren. Op de avond van Witte Donderdag is blijkbaar iedereen met ongewassen voeten aan de maaltijd gaan aanliggen. Fools rush in, where angels fear to tread. Niemand die blijkbaar nog op dat moment de heiligheid van het gebeuren ervaart, de aanwezigheid van het goddelijke mysterie, de humaniteit van God in de gestalte van Jezus, de Heer. Iemand heeft dit verhaal eens een gespeelde gelijkenis genoemd. Vandaar ook de vraag: ‘Begrijpen jullie wat ik met u gedaan heb?’ Dat geldt ook voor de maaltijd zelf. ’t Is alles een gelijkenis van meer dan aards geheimenis (Lied 978:3). De Heer stelt zich present als tastbaar evangelie, niet alleen in de viering van brood en wijn, maar ook in de bevrijdende gemeenschap, waarin de afgezant niet meer is dan wie hem zendt.
Marcus begint zijn verhaal van die avond dan ook met de dienst van de voorbereiding. Onderweg leren de leerlingen nog wat dat inhoudt: een man (!) met een kruik water op zijn hoofd. Dat is de dienaar, die zij moeten volgen naar het gastenvertrek, de grote bovenzaal of het cenakel (Latijn: cenaculum). De evangelist heeft een duidelijk beeld van de situatie en de plek voor ogen. Het is denkbaar dat het huis met dit cenakel ooit het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus was, een van de eerste huiskerken van Jeruzalem (Hand. 12,12vv).
Belangrijker dan de plek is de viering van het Pascha zelf. Uiteraard is het onmogelijk om hier alle discussie over dit unieke gebeuren en de interpretatie ervan in de orthodoxe, de katholieke en protestantse traditie te bespreken. En dan denk ik nog niet eens aan de pogingen om het gebeuren zoveel mogelijk te vereenzelvigen met een joodse Pesachviering of de instelling van dit sacrament juist zo veel mogelijk te ontdoen van zijn joodse wortels. Duidelijk is dat Jezus op dit moment het evangelie van een ander joods geluid verkondigt als hij op de avond voor zijn kruisdood zijn lichaam en bloed vereenzelvigt met het brood gedoopt in een mix van olie en bittere kruiden en de wijn, die de kring van de twaalf (!) rond gaat. Hier staat de nieuwe Mozes, de nieuwe bemiddelaar van een nieuw verbond tussen de Eeuwige en het nieuwe godsvolk verenigd om zijn tafel, het altaar van de levende God. ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt.’
De associatie met de verbondssluiting in Exodus is onmiskenbaar, maar ze krijgt een extra messiaanse dimensie. Ongetwijfeld bezat het joodse Pesach al een messiaanse dimensie, zeker in de latere diasporaviering met zijn toast: volgend jaar in Jeruzalem! Maar deze viering, dit sacrament is op dit moment fundamenteel messiaans, vervuld van een nieuwe verwachting, een nieuwe roep om bevrijding en de komst van het koninkrijk. Wij eten van dit brood en drinken van deze beker totdat hij komt… Maranata ‘Kom, Heer!’
Preekvoorbeeld
Elke zondag komen wij als gelovigen hier op deze plaats samen om eucharistie te vieren. Een goede gewoonte. Maar zoals met alle gewoontes is er het gevaar van gewenning. Ter herinnering: op Witte Donderdag vieren wij de dag dat Jezus de eucharistie ‘instelde’, zoals wij dat plegen te noemen. Het is pas in 1246 dat in het bisdom Luik voor het eerst het feest van ‘Sacramentsdag’ werd gevierd. Daaruit groeiden later de processies met het H. Sacrament. Die zijn de laatste vijftig jaar wel grotendeels verdwenen, maar worden nu hier en daar toch hernomen vanuit een nieuw bewustzijn: wij hoeven ons geloof niet binnenkamers te houden, maar mogen met de vrijmoedigheid van de eerste christenen gerust op straat komen. Het is goed dat wij ons vandaag bezinnen op de oorsprong en de betekenis van de eucharistie zoals Jezus die ooit gevierd heeft met zijn vrienden.
We mogen die eucharistie van Jezus niet los zien van het Oude Testament: de eerste lezing herinnert aan het verbond dat God met zijn volk sloot in de woestijn: ‘Ik ben uw God, jullie zijn mijn volk.’ Dit verbond werd gesloten en bekrachtigd. Daarvoor besprenkelde men het volk met bloed van dieren. Dat was een eeuwenoude traditie. Mozes trad toen op als leider van zijn volk. Jezus heeft zich aanvankelijk voorgesteld als de nieuwe Mozes, als de Messias:
de figuur waar heel Israël zat op te wachten. In Nazaret treedt hij in de synagoge op en leest de tekst van Jesaja voor, waarna hij besluit: ‘Heden is dit Schriftwoord vervuld’. Met hem begint het Nieuwe Testament: Gods trouw, Gods liefde en barmhartigheid is geen theorie meer of iets abstracts, ze wordt plots heel tastbaar in een concrete mens.
Het gevolg was onmiddellijk zichtbaar: mensen waren geraakt en wilden hem aanraken. Ze werden enthousiast en wilden hem tot koning maken. Maar hun leiders voelden zich bedreigd in hun machtspositie. Omdat hij trouw blijft aan zijn opdracht, wordt hij vermoord. De dag voor zijn terechtstelling – hij heeft het zien aankomen – viert hij afscheid met zijn vrienden. Ten volle bewust van zijn rol en plaats in de geschiedenis van zijn volk neemt hij brood en zegt: ‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam, gebroken voor u.’ Hij neemt een beker wijn en zegt: ‘Neemt en drinkt, want dit is mijn bloed van een nieuw en eeuwig verbond tot vergeving van zonden.’
Ik betwijfel of zijn vrienden die avond er veel van hebben begrepen. Ik vermoed dat het pas veel later is dat ze de inhoud en de volle draagwijdte van dit gebaar hebben verstaan. Toen ontdekten ze de link met zijn levensstijl. Mij breken en delen tot bloedens toe als menselijk teken van trouwe liefde en barmhartigheid: in Jezus gaat God inderdaad een nieuw verbond aan met ons. Daarbij gaf Jezus nog, heel opmerkelijk, de opdracht: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’. Het zou echt zonde zijn als we deze opdracht enkel zouden verstaan als het blijvend herhalen van deze ritus (wij zijn geen ritualisten!). Het ‘doen’ beperkt zich inderdaad niet tot puur ritualisme. Eucharistie vieren is geen vrijblijvende gebeurtenis: ze houdt een zending in: breek en deel jezelf in het leven van alledag, zoals hij ons heeft voorgedaan: weldoende rondgaan, vanuit een houding van overgave, van toebehoren.
Het is niet toevallig dat de eerste christenen het vieren van de eucharistie noemden: fractio panis, het breken van het brood. Zij hadden begrepen wat Jezus precies bedoelde met de eucharistie, een gebaar dat hen telkens herinnerde aan de nieuwe levensstijl: mijzelf breken en delen, zoals hij het ons voordeed, om een nieuw volk, een nieuw rijk te stichten, het rijk Gods dat zichtbaar wordt in deze wereld voor mensen die zoekend zijn naar zin, naar licht, naar vrede. Kijk en luister maar naar wat rond jou gebeurt.
Waarschijnlijk denken we er niet meer aan, maar iedere zondag is het de Heer die ons uitnodigt om samen te komen en dat nieuwe verbond te vieren. Hij neemt het initiatief, zoals hij dat ook deed in het Oude Testament. Hier vieren we wie wij zijn als eucharistisch volk: mensen die hoop en warmte uitstralen voor deze wereld en deze tijd van grote veranderingen. Denk aan de miljoenen mensen op de vlucht op zoek naar een nieuwe wereld waarin ze respectvol met elkaar weten om te gaan, waar kinderen onbezorgd kunnen opgroeien. Wie wil ik zijn voor hen?
Het is goed dat we naar aanleiding van dit feest onze houding ten opzichte van de zondagse viering durven overwegen: Hoe kom ik naar hier? Wat drijft me? Wat hoop ik hier te vinden? Maar ook: wat betekent het: mij breken en delen voor mijn huisgenoten, mijn collega’s, mijn familie, mijn buren? Hoe bouw ik samen met hen die zich ‘gelovigen’ noemen aan die nieuwe wereld? Wellicht krijgt onze roeping als christenen een tweede leven. Misschien gaan we hier straks anders naar buiten dan we zijn binnengekomen.
inleiding dr. Meindert Dijkstra
preekvoorbeeld Bob Van Laer ofm