- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 477.48 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 30 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 februari 2021
7 april 2012
Paaswake
Lezingen: Gen. 1,1(26-31a)-2,2; Ps. 104 (Ps. 33) – Gen. 22,1-(-2.9a.10-13.15-)-18; Ps 16 – Ex. 14,15-15,1; Ex. 15,1-6.17-18 – Jes. 54,5-14; Ps. 30 – Jes. 55,1-11; Jes. 12,2-6 – Bar. 3,9-15.32-4,4; Ps. 19 – Ez. 36,16-17a.18-28; Ps. 42-43 (Ps. 51) – Rom. 6,3-11; Ps. 118; Mar. 16,1-8 (B-jaar)
Inleiding
Thoralezing: Genesis 1,1-2,4a
In Genesis 1,1-2,4a wordt bezongen waar het God om begonnen is, waar het nu nog steeds om te doen is. In deze priesterlijke protestsong worden alle machten en krachten, mensen en dieren, ja heel de schepping, bevrijd van hun goddelijke aanspraken. Alles wordt ontmaskerd: God is de schepper van hemel en aarde en alleen de Schepper is God (1,1; 2,3) én al het andere is geschapen, is schepsel Gods (1,2-2,4a).
God beoogt het leven van zijn schepselen, van heel de schepping, daarom maakt de Schepper een einde aan de chaos en duisternis. Als een arend die zijn jongen op eigen wieken leert vliegen (Ex. 19,4; Deut. 32,11) fladdert de geest/wind van God over de wateren (1,2). Met tien uitspraken (1 x God schiep, 9 x God sprak; vgl. Ps. 33,6) is de wereld door God geschapen.
‘Door tien keer dat God sprak is de wereld geschapen. Wat wil ons dat leren?
Zou het niet door één keer spreken mogelijk geweest zijn? Maar het
is daarom gedaan om de zondaren die de wereld vernietigen die door
tien maal spreken is geschapen, des te meer te straffen én om de oprecht-
goeden die de wereld in stand houden die door tien maal spreken
geschapen is, een rijke beloning te geven.’ (Spreuken der Vaderen V,1)
God (Elohim), de Gerechte, schept de wereld met erbarmen. Daarom staat er in Genesis 2,4b: ‘Op de dag dat JHWH God (Elohim) de aarde en de hemel maakte. Dit lijkt op een koning die teer glaswerk heeft. Hij overweegt: Als ik er heet water in doe, barsten ze; doe ik er ijskoud water in, dan krimpen en scheuren ze. Wat deed hij? Hij mengde het hete water met het koude en de glazen bleven heel. Zo overwoog de Heilige-hij-zij-gezegend: Schep ik de wereld alleen met de maat van het erbarmen, dan zullen de zondaars welig tieren en wordt de wereld een chaos. Maar gebruik ik alleen de maat van het recht, dan zal de wereld niet kunnen blijven bestaan, maar te gronde gaan aan zijn eigen ongerechtigheid. Wat zal ik doen? Ik schep de wereld met de maat van het erbarmen (JHWH) en de maat van recht (Elohim) samen – O, dat de wereld mag blijven bestaan!’ (Genesis Rabba 12,15).
Doordat er (onder)scheiding wordt gemaakt tussen licht en duisternis (1,4), water en water (1,6-7), dag en nacht (1,14) en licht en duisternis (1,18) wordt de chaos opgeheven en valt er te leven op het droge land (1,3-19; Ps. 36,10).
God schept op zuster onze moeder aarde (Franciscus) planten en bomen, dieren, vogels en vissen ‘ieder naar zijn soort’. Bij het scheppen van licht (1,3), land en zee (1,10), planten en bomen (1,12), zon, maan en sterren (1,18), vissen en vogels (1,21) en de dieren (1,25) klinkt steeds ‘en God zag dat het goed (tof) was’. Al deze schepselen zijn goed geschapen als een lofzang op de Schepper (1,3-25; Vgl. Het Zonnelied van Franciscus).
Te midden van al deze schepselen gaat God de mens(heid) scheppen. Het bijzondere van deze schepping wordt onderstreept door het feit dat God in gesprek gaat: met zichzelf, hemel en aarde, al het tot nu toe geschapene. De mens, mannelijk en vrouwelijk, mens-in-meervoud wordt niet geschapen naar het soort van planten en dieren of naar zijn eigen soort, maar in het beeld van God en op God gelijkend. Aan de gezegende mens vertrouwt God heel de schepping toe om er een zegen voor te zijn. Als partner van God is de mens geroepen om de heelheid van de schepping te bevorderen en in gerechtigheid en vrede te leven. Na de schepping van de mens(heid) klinkt niet ‘God zag dat het goed was’. De mens, in het beeld van God geschapen, zal in zijn doen en laten moeten laten zien dat hij ook op God gelijkt en goed is/doet. Deze opdracht moet te doen zijn want ‘God zag alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het zeer goed was!’ (1,26-31)
Met het scheppen van de mens is de schepping nog niet voltooid. Niet in het maken van de mens maar van de sjabbat vindt het scheppen van God zijn bekroning en voltooiing (1,1; 2,1v). Op de zevende dag – dag van volheid – staakt God het scheppingswerk (Ex. 34,21). Hij houdt op, rust. De sjabbat is door God gezegend en geheiligd. Uit de sjabbat blijkt wat de bestemming van de mens is: Gods partner te zijn bij het bevrijdend scheppingswerk, bij het creëren van een wereld die zeer goed is. Zes dagen is de mens-in-meervoud Gods partner bij het in stand houden en humaniseren van de schepping. Op de zevende dag mag hij God volgen in het heiligen van de sjabbat (Ex. 20,8-11; Deut. 5,12-15). In het scheppingsverhaal staat niet de mens, maar God (sjabbat) centraal, die ‘hem bijna een god heeft gemaakt, hem gekroond heeft met glans en glorie, hem het werk van Gods handen heeft toevertrouwd’ (Ps. 8,6v).
‘Rabbi Bunam leerde: De eerste woorden der Schrift moeten zo worden opgevat: In den beginne het scheppen van God van hemel en aarde. Want ook nu is de wereld nog in de staat der schepping. Als een handwerker een stuk gereedschap maakt en het klaar is, dan heeft het hem niet meer nodig. Niet zo met de wereld: dag na dag, moment na moment, heeft zij de vernieuwing nodig van de krachten van het Scheppingswoord, waardoor ze geschapen werd en als de kracht van deze krachten ook maar één ogenblik van haar scheiden zou, zou ze opnieuw vervallen in een ‘woest en ledig’ (M. Buber, Chassidische vertellingen, Katwijk 1979 4e, 517).
Thoralezing: Exodus 14,15–15,1
De pésachlezing Exodus 14,15–15,1 onderstreept dat het JHWH te doen is om de bevrijding van zijn volk Israël met het oog op de bevrijding van de mens. Met zijn bode en in de wolkkolom en de vuurzuil is JHWH zijn volk in de onderdrukking nabij (14,19-20.24). JHWH maakt scheiding tussen licht en duisternis, droog land en chaotische wateren (14,21-28), tussen Israëlieten en Egyptenaren (14,29vv). Dankzij de samenwerking tussen JHWH en zijn dienstknecht Mozes wordt Israël bevrijd uit het concentratiekamp Egypte (14,16.21.26v.30v). Aan de geweldenarij van Egypte is definitief een einde gekomen (14,28). De Israëlieten die droogvoets door de Schelfzee zijn getrokken hebben de slavernij achter de rug en kunnen zingend op weg gaan naar het veelbelovende land, dat goed en ruim is. Dankzij het bevrijdend handelen van jhwh belijden de Israëlieten hun vertrouwen in JHWH en in zijn dienstknecht Mozes (14,31; 15,1-21). Tegen engelen die te uitbundig de bevrijding van Israël en de ondergang van de strijdmacht van de farao bezingen, zegt JHWH bestraffend: ‘Hoe kan iemand vreugde hebben wanneer mijn schepselen ten onder gaan’ (Joodse midrasj). Ook Egyptenaren zijn Gods mensen en wat JHWH met Israël doet, doet hij met het oog op bevrijding van alle mensen. Wanneer dit (nog) niet lukt gaat dit JHWH aan zijn hart, en kan er nog niet al te uitbundig gezongen worden!
Evangelielezing: Marcus 16,1-8
Volgens het evangelie volgens Marcus is Jezus gekomen om te dienen (10,45). Onze perikoop begint eigenlijk al met Marcus 15,40. Nadat tot hier vooral mannen de hoofdrol hebben gespeeld, laat Marcus ons nu kijken met de ogen van vrouwen. Vrouwen zijn aanwezig bij de kruisdood (15,40-41), bij de graflegging van Jezus (15,42-47) en bij het lege graf (16,1-8). Zij zijn niet alleen aanwezig, maar zien (15,40.47; 16,4), zij zijn getuigen!
Terwijl alle mannelijke leerlingen van Jezus hem hebben overgeleverd, verloochend en/of in de steek gelaten (14,44.50-52.72), houden Maria van Magdala, Maria de moeder van Jakobus de jongere en Joses, Salome en nog andere vrouwen de wacht bij de vermoorde Jezus. Vanaf Galilea hebben zij Jezus gevolgd en gediend (1,9.31; 15,41). Ook nu blijven zij in grote betrokkenheid aanwezig (15,40v). Als Jozef van Arimatea, lid van het Sanhedrin en levend in de verwachting van het koninkrijk van God (1,15; 15,42-47), recht doet aan de dode Jezus door hem in een nieuw graf te leggen, zijn Maria van Magdala en Maria van Joses getuigen van deze begrafenis. Jezus is nu dood en begraven. Voor Pilatus is hiermee ‘de lastige zaak Jezus’ afgedaan. Voor deze vrouwen echter niet. Voor hen is Jezus geen veroordeelde en door God vervloekte (Deut. 21,22v) die je zo maar kunt laten vallen. Jezus is toch gekomen om te dienen en zijn leven te geven voor velen (10,45). Hij is toch met het Sjema op zijn lippen in overgave aan de Getrouwe gestorven: ‘Maar Jezus had, na het slaken van een luide kreet Hoor, Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is ÉÉN! (Deut. 6,4), de geest gegeven (15,37). De Romeinse centurio heeft toch gezegd: ‘waarachtig, deze mens was een zoon van de Getrouwe!’ (15,39.42-47)
Na het gedenken van de sjabbat geven beide Maria’s en Salome blijk van hun trouw aan Jezus en hun vertrouwen in JHWH, de Levende. In het spoor van de vrouw met de nardusbalsem (14,3-9) kopen zij kruiden om Jezus te kunnen zalven (16,1). Op de eerste dag van de week bij zonsopgang (1,35) gaan zij naar het graf. Het licht van de zon is een teken van Gods reddende hand (Ex. 14,24; Ps. 17,15; 143,8). Zij weten niet hoe zij de grafsteen zullen kunnen wegrollen (Gen. 29,8; Mar. 15,46v; 16,2v). Tot hun verbazing blijkt de grote grafsteen weggerold te zijn (door JHWW). Zij kunnen het graf zomaar binnengaan (16,4).
In het graf zien zij echter niet het dode lichaam van Jezus, maar een jongeman – dezelfde als die naakt is weggevlucht (14,51v; is hij Marcus, de evangelist?). Hij zit aan de rechterkant, de kant van Gods krachtige en reddende hand. De jongeman heeft een witte stola om, teken van Gods aanwezigheid en overwinning over de dood (9,3; Apok. 7,9.13). Deze jonge Godsgezant verkondigt aan de vrouwen die Jezus zoeken: ‘Jezus van Nazaret, de gekruisigde, is opgewekt (door jhwh), hij is niet hier!’, zoals ze zelf kunnen vaststellen. De martelaar Jezus van Nazaret (2 Makk. 7,15) is door de Getrouwe ten leven opgewekt. Door de dood heen blijft God zijn geliefdste zoon trouw (1,9vv; 9,2-13) en beaamt zo zijn dienend leven (16,5v).
De jongeman geeft aan Maria van Magdala, deze apostola apostolorum – Het staat vast dat de Verlosser haar erg goed kent en daarom meer van haar hield dan van ons! (Het Evangelie naar Maria, 18,10) – én aan de twee andere vrouwen de opdracht om aan de leerlingen en aan Petrus te zeggen: ‘Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie gezegd heeft!’ Als een herder zal Jezus in Galilea zijn verloren schapen weer verzamelen (1,14v; 14,27v). De drie vrouwen worden aangesteld als de eerste verkondigsters van de opstanding van Jezus van Nazaret. Zij worden wegwijzers voor de andere leerlingen. Het is een bemoedigende boodschap dat Jezus het weer waagt met dezelfde leerlingen die hem in de steek gelaten hebben (vgl. Jona). Ook aan de Elf vertrouwt hij de blijde boodschap van Gods Koninkrijk opnieuw toe. De verloochenaars worden opnieuw geroepen (16,7)!
Voor de drie vrouwen, kroongetuigen van Jezus’ leven, lijden, kruisiging, begrafenis en van de verkondiging van de opstanding, is deze boodschap te machtig. Ontzet keren zij niet Jezus (14,50), maar het lege graf de rug toe en vluchten weg naar Galilea. Zij zijn sprakeloos en kunnen hun opdracht (nog) niet vervullen (16,8). Zij hebben tijd nodig om deze blijde boodschap te kunnen verwerken…
Zo beëindigt Marcus zijn evangelie. In zijn Pésach-haggadah wordt de opstanding alleen verkondigd, maar niet verhaald. Verhalen over de verschijningen van Jezus vertelt hij niet (16,9-20 is een latere toevoeging en samengesteld uit de verhalen van Matteüs en Lucas).
Met dit open einde worden wij uitgenodigd om samen met de vrouwen naar Galilea te gaan en ons toe te vertrouwen aan de weg van de Opgewekte Jezus van Nazaret. Hij gaat ons voor op de weg van dienen in gerechtigheid, op de weg van Gods Koninkrijk (8,27-38; 10,41-45).
Jezus van Nazaret, die gekruisigd is,
Hij is opgewekt!
Hij gaat ons voor naar Galilea!
‘Alleen wie zo houdt van het leven en de aarde, dat met het verlies hiervan alles hem verloren schijnt, mag in de opstanding der doden en een nieuwe wereld geloven.’(Dietrich Bonhoeffer, Verzet en overgave, 5.12.43)
‘Ik ben bang dat de christenen die slechts met één been op de aarde durven te staan, ook later slechts met één been in de hemel staan. ‘(Dietrich Bonhoeffer, Bruidsbrieven uit de cel, 12 augustus 1943).
Literatuur
R.Gradwohl, Uit Joodse bronnen 2, ‘s-Gravenhage 1990, 11-39
H. de Jonge, ‘De opstanding van Jezus. De joodse traditie achter een christelijke belijdenis’, in: T. Baarda e.a. (red.), Jodendom en vroeg christendom, Kampen 1991, 47-61
G. van Oyen, De Marcus code, Averbode 2005
E. van Wolde, Terug naar het begin. Waarom Genesis 1,1 niet gaat over Gods schepping van hemel en aarde, Nijmegen 2009
Preekvoorbeeld
Deze bijzondere nacht kun je bemoedigd worden door het licht van de paaskaars, door het samen zingen en bidden en door de speciale verhalen.
Werd jij geraakt door iets in de verhalen van deze paasnacht?
Het eerste verhaal raakt mij omdat het ons brengt bij de kern, bij God, die begonnen is. Dankzij geleerde mensen weten we een beetje hoe het heelal en de kleine aarde en alles erop is gegroeid op de wijze van de evolutie, we ontdekken steeds meer hoeveel we nog niet weten. Dít verhaal zegt dat God dit hele groeiproces zo maakt en blijft dragen. De Eeuwige spreekt met zo’n macht dat aarde, hemel en leven er zijn.
Met tien uitspraken schept hij alles. Zó spreken kan geen mens. We leven in een land en een wereld vol met machthebbers met grote woorden. Bankmensen, ondernemers die ons consumptiepatroon bepalen, regeringsleiders. Ze wanen zich soms goden, maar allemaal zijn ze deeltje van Gods schepping. De Schepper wil met al zijn kracht dat wij leven, ieder van ons, op eigen wijze en met je eigen mogelijkheden, jij en ik!
Het verhaal raakt me ook omdat de Eeuwige ondanks zijn almacht in dat proces van het leven ons kiest tot partner. God maakt ons naar zijn beeld, staat er, vertrouwt ons de schepping toe en samen rusten we met God op de sabbat, zo vieren we ons partnerschap. We mogen helpen bij het creëren van een wereld die zeer goed is. Blijkbaar wil God een partner omdat hij wacht op liefde, die vrij gegeven wordt.
Joods commentaar op dit verhaal leert ons dat de wereld nog steeds geschapen wordt. De schepping van de wereld gaat door, dag na dag, moment na moment. Als Gods scheppingswoord zou verstommen zou alles weer woest en ledig worden.
Ziet u wat dat betekent? Dat we zonder Gods presente kracht nergens zouden zijn. Gods kracht draagt ons in leven en in sterven. God draagt alles in zijn hand en wij mogen daarbij partner zijn, wij krijgen de kracht om alles wat leeft te behoeden! Wij zijn gemachtigd om de uitputting en de vervuiling van de aarde te verhinderen! Als we maar willen en vertrouwen op de kracht ons gegeven.
Het verhaal over de drie vrouwen, die zien en getuigen raakt me allereerst door de trouw van deze drie vrouwen aan Jezus. Maria van Magdala, Maria de moeder van Jacobus en Salomé volgen Jezus op zijn weg omdat ze geraakt zijn door zijn persoon en door de liefde die hij uitstraalt. Ze zien hoe Jezus sterft en helpen zijn vermoorde lichaam in een nieuw graf te leggen.
Voor Pilatus is daarmee de lastige zaak afgedaan. Voor de drie vrouwen niet! Zij houden vast aan het vertrouwen van Jezus op zijn Eeuwige Vader, de Getrouwe. Na de sabbat tonen ze hun trouw aan Jezus en hun vertrouwen in de kracht van God. Want ze kopen kruiden om Jezus te kunnen zalven.
In de vroege morgen bij zonsopgang blijkt de grote steen weggerold te zijn. In het graf zien ze niet Jezus’ lichaam, maar een jonge man in een witte stola, teken van Gods presentie en overwinning op de dood.
Van hem horen ze dat Jezus is opgewekt door de Eeuwige, omwille van de liefde die hij gegeven heeft. Hij geeft hen de opdracht om de andere leerlingen te gaan vertellen dat Jezus als een herder zijn verloren schapen in Galilea weer zal verzamelen.
Zo worden ze aangesteld als eerste verkondigers van Jezus’ opstanding. Net als in het eerste verhaal krijgen ze de kracht om Gods liefde door te geven. Maar toch is op dit moment deze taak hun té machtig. Ze vluchten weg en geven niets door!
Wat zou u doen? Als je geliefde gestorven is, ben je ontredderd, dan heb je weinig woorden. Rouwen heeft tijd nodig.
Wellicht herkent u uit eigen ervaring dat het lang kan duren voor je weer durft vertrouwen op de kracht die in je is. Op de kracht van de liefde die blijft. Kracht die ons geschonken wordt door de Eeuwige. Kracht om te behoeden wat leeft en om lief te hebben.
Laten we deze nacht opnieuw vertrouwen op díe kracht, die zichtbaar werd in de liefde en de opstanding van Jezus.
Henk Janssen ofm, inleiding
Paulus van Mansfeld, preekvoorbeeld