- Versie
- Downloaden 25
- Bestandsgrootte 457.75 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
30 maart 2013
Paaswake
Lezingen: Gen. 1,1(26-31a)-2,2; Ps. 104 (Ps. 33) – Gen. 22,1-(-2.9a.10-13.15-)-18; Ps 16 – Ex. 14,15-15,1; Ex. 15,1-6.17-18 – Jes. 54,5-14; Ps. 30 – Jes. 55,1-11; Jes. 12,2-6 – Bar. 3,9-15.32-4,4; Ps. 19 – Ez. 36,16-17a.18-28; Ps. 42-43 (Ps. 51) – Rom. 6,3-11; Ps. 118; Luc. 24,1-12 (C-jaar)
Inleiding
Voor Israël en voor de christenen is Pasen het grote bevrijdingsfeest. Alle lezingen belichten dit op hun eigen manier. Helaas kunnen we ze hier niet allemaal bespreken.
Genesis 1,1-2,2 of 1,26-31a
De voornaamste boodschap van het scheppingsverhaal is natuurlijk dat God aan de oorsprong van de schepping staat. Je kan het scheppingsverhaal ook existentieel lezen, vanuit de diepe bestaansvragen die elke mens zich stelt. Bemerk het contrast tussen de woeste wanorde en de doodse leegte die in vers 2 worden geschilderd en de toestand van rust, orde en harmonie die, dankzij God, op de zevende dag bereikt wordt. Vroeger werd vers 2 meestal begrepen als een beschrijving van de beginfase van de schepping, alsof God eerst een doodse leegte en een duistere oervloed zou geschapen hebben. Wie een ogenblik nadenkt, begrijpt dat een dergelijke uitleg verkeerd en zelfs tegenstrijdig is, want het voorwerp van de schepping kan onmogelijk een ongeordende, chaotische natuur zijn. Chaos, woestenij, leegte, duisternis en storm zijn juist het tegenovergestelde van wat met schepping bedoeld wordt. We moeten vers 2 anders verstaan. Met dit vers wil de auteur de bestaansangst van de mens oproepen, zijn angst voor leegte en zinloosheid, zijn angst voor een leven dat langs alle kanten bedreigd wordt. Chaos, woestenij, leegte, oerzee, duisternis, hevige storm zijn symbolen voor het kwaad dat de mens bedreigt. Daarna, vanaf vers 3 weerklinkt het scheppende woord van God, waarna achtereenvolgens de schepping van de natuurelementen en van de levende wezens wordt verhaald. Dankzij dit scheppende woord van God verkrijgen we op de zevende dag een toestand van rust, orde en harmonie, die helemaal contrasteert met de wanorde en de chaos die in vers 2 worden opgeroepen.
Zo gelezen verkondigt het scheppingsverhaal een formidabele boodschap: duisternis, chaos, leegte en wanorde hebben niet het laatste woord. Dankzij God kan uit chaos iets goeds ontstaan, iets heel goeds zelfs. Gods scheppend woord is telkens weer opnieuw het antwoord op de bedreigingen van het menselijk bestaan. In dit onmetelijk heelal worden we niet aan ons lot overgelaten. We hoeven geen angst te hebben. God roept ons telkens weer in het bestaan en schenkt ons een zinvolle toekomst. Hij draagt en begeleidt ons. Niet het zinloze niets maar de levende, scheppende en herscheppende God staat achter ons. Hij is de bron, de diepste grond en de laatste zin van ons bestaan. Dank zij hem vinden we de moed om te zijn, te werken en te hopen, ondanks alles. In alle wederwaardigheden van het leven, ook in pijnlijke en hachelijke momenten, mogen we ons in God geborgen weten.
Genesis 22,1-18 of 1-2.9a.10-13.15-18
God vraagt Abraham zijn enige zoon Isaak te offeren. De aandacht in dit verhaal is helemaal gericht op het innerlijke conflict dat Abraham verscheurt. Hoe zal hij reageren? Nu zal blijken of hij zijn zoon echt in geloof ‘ontvangen’ heeft, ofwel of hij hem ‘bezit’, zozeer dat hij hem niet meer kan loslaten. Maar Abraham twijfelt niet. Hij gaat. Hij is bereid deze absurde opdracht uit te voeren, maar hij vertrouwt erop dat God alles ten goede zal keren, zoals blijkt uit het meervoud in vers 5 waar Abraham tegen de knechten zegt: ‘Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij (dus ook Isaak) weer terug.’ Sterker nog weerklinkt dit vertrouwen in vers 8, waar hij aan Isaak, die vraagt waar het offerdier is, dit gelovige antwoord geeft: ‘God zelf zal wel voor het offerdier zorgen, mijn zoon’. Zo is Abraham hét grote voorbeeld van geloof en vertrouwen ondanks alles. Zijn gehoorzaamheid aan God is sterker dan zijn vaderliefde, nochtans voor zijn enige en geliefde zoon. Hij kan loslaten en uit handen geven. Door Isaak te verliezen, als God dit vraagt, wint hij uiteindelijk een erfgenaam en bezorgt hij Israël een nieuwe aartsvader.
Let verder nog op volgende details. De beproeving is bijzonder zwaar: ‘Ga met Isaak, uw enige zoon, die gij liefhebt’, drie uitdrukkingen die de kostbaarheid van het gevraagde offer onderstrepen. Eerst moest Abraham zijn verleden opofferen. Hij moest heengaan uit zijn land, alles opgeven, een onzekere toekomst tegemoet. Nu vraagt deze ondoorgrondelijke God aan Abraham ook het offer van de toekomst: Isaak, zijn enige zoon, het kind van Gods belofte, de enige toegang tot de toekomst. En opnieuw gehoorzaamt Abraham, onvoorwaardelijk, zonder uitleg te vragen, laat staan opstandig of agressief te worden. Op de derde dag zag Abraham in de verte de plaats liggen (v. 4). In de symbooltaal van de Bijbel is de derde dag de beslissende dag. Dan nemen de dingen een keer en is altijd de hemel in het spel.
De voorbereidingen voor het offer worden gedetailleerd en tergend langzaam beschreven. Op die manier laat de auteur uitkomen hoe groot en hoe volgehouden het geloof van Abraham is. Geloven is geen eenmalige daad, maar een volgehouden activiteit, die in telkens nieuwe situaties gestalte moet krijgen.
‘God zelf zal wel zorgen, mijn zoon’ zegt Abraham wanneer Isaak hem vraagt waar het offerdier is. Dat is pure geloofstaal! Ook in deze duistere momenten blijft Abraham op zijn God vertrouwen. Hij geeft deze plaats de naam: ‘De heer zal erin voorzien’, te weten: de zoon mag niet geofferd worden, God zorgt voor een ram die zijn plaats inneemt.
Ten slotte belooft God dat hij Abraham overvloedig zal zegenen, ‘Want gij hebt naar mij geluisterd’ (v. 18), een slotzin die de essentie van het verhaal goed samenvat.
Romeinen 6,3-11
Paulus verkondigt dat het doopsel in Christus ons vrijmaakt van zonde, een waarheid die ook in het onovertroffen Exsultet wordt uitgezongen. In de paasnacht sterven we samen met Christus om met hem te verrijzen en herboren te worden tot nieuwe mensen. We leggen de oude, zondige mens af, om voortaan vrij en voluit te leven voor God in Christus Jezus. Daarom hernieuwen we in deze Paasnacht ook onze doopbeloften om bewust en geëngageerd te gaan staan waar we als christenen moeten staan: in de vrijheid, die dank zij Christus Jezus mogelijk werd.
Lucas 24,1-12
Zeer vroeg in de morgen rennen vrouwen naar het graf, maar hun bedoeling blijkt achterhaald te zijn. Met welriekende kruiden willen ze de gestorven Jezus in de dood bewaren. De steen is echter weggerold, het graf staat open en leeg. Van twee mannen in het wit krijgen zij de blijde boodschap te horen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden. Hij is niet hier, hij is uit de dood opgewekt!’ De verhalen over het lege graf hebben als bedoeling de werkelijkheid van Jezus’ verrijzenis en zijn opneming bij God concreet en aanschouwelijk voor te stellen. Dat kon moeilijk op een andere wijze, want Semieten konden zich geen andere vorm van voortleven over de dood heen voorstellen dan ‘verrijzen met zijn lichaam’. De historische bewijskracht van de verhalen over het lege graf wordt terecht betwist. Het lege graf is geen garantie of bewijs dat Jezus verrezen is, want het graf zou om een andere reden leeg kunnen zijn. In de oudste prediking en in de vroegste belijdenissen ontbreekt het getuigenis hierover. Daar is geen sprake van een verrijzenis ‘uit het graf’ maar wel van een opwekking ‘uit de dood’. Het achteraf ontstane getuigenis over het lege graf krijgt slechts betekenis vanuit de geloofszekerheid dat Jezus werkelijk verrezen is. Belangrijk in dit verhaal is ook dat vrouwen de eerste verkondigers worden van Jezus’ verrijzenis, want zij gaan deze blijde boodschap meedelen aan de elf en aan al de anderen. Maar die geloofden hen niet en vonden het maar kletspraat.
Preekvoorbeeld
De kracht van de paasliturgie
Een paaswake preekt zichzelf. Tenminste wanneer de gegroeide traditie alle ruimte krijgt en ze niet wordt gekortwiekt tot een viering van een uur. De liturgie van de paasnacht is zo rijk aan symbolen, lezingen, liederen, gebeden en gebaren, dat ze als het ware zichzelf verkondigt. Een preek is niet echt nodig, doet soms eerder afbreuk aan de kracht en intensiteit van het licht aan de nieuwe Paaskaars, dat geduldig uitzitten van al die lezingen van Gods bemoeienis met mensen en de zegeningen van het vuur en het water, de doop en doopvernieuwing. Het alles culminerend in feestelijke dankzegging, eucharistie, waar we de Verrezene aanwezig vieren onder ons. Daar moeten verder niet veel woorden aan vuilgemaakt worden. Beleef het maar en neem de tijd, met hoofd, hart en handen.
Tijd nemen
De oude kerk had dat nog duidelijk begrepen. De viering van de paasnacht ving aan bij het invallen van de duisternis en duurde tot de eerste oostelijke zonnegloed, vroeg in de morgen. Men nam er allereerst de tijd voor. Kostbare tijd om ieder jaar opnieuw als gemeenschap helemaal te doorleven dat wij mensen leven van licht en water, van bevrijding en uittocht, van woord en sacrament.
Paasdidactiek
En in de benadering van de dopelingen toen komt een bijzondere pedagogiek naar voren. Na tijden van voorbereiding, werden zij in de paasnacht door de gemeenschap verwelkomd, legden hun kleren af en daalden af in het doopwater, kopje onder, ze ontvingen de geestesdoop door de zalving met chrisma en werden aanvaard als volledig christen en toegelaten aan de maaltijd des Heren. De paasdidactiek van de oude kerk was allereerst een intens beleven, om er dan vervolgens samen over praten. In de week na Pasen kwamen de dopelingen samen in hun witte kleren en werden helemaal ingewijd middels een degelijke sacramentencatechese.
Inwijding
Eerst open en voorbereid beleven om erna ingewijd te begrijpen. Dat doet een sprekende liturgie in de paasnacht die zichzelf preekt. Dat is de ene kant. Maar ook in de paasverhalen zelf steekt een soort van inwijding in het geheim.
Want ineens is het toch allemaal niet te vatten: de steen reeds weggerold, die twee engelengestalten in stralend wit. En dan die vraag: Waarom zoeken jullie een levende onder de doden?
Met hun verbazing keren de vrouwen terug naar de leerlingen. Hun wonderlijke verhalen worden weggezet als beuzelpraat. Maar er steekt nog een klein rafeltje aan het verhaal van Lucas, als een kwetsbaar kiemplantje. Petrus loopt naar het graf, neemt de situatie in ogenschouw en keert terug. Het alles overdenkend!
Ja, hoe gaan wij straks op weg met de ervaringen van deze nacht?
Paastijd
In de evangelieverhalen duurt dat nadenken van de leerlingen lang. Lucas geeft ze vijftig dagen de tijd om door allerlei wederwaardigheden heen te ervaren hoe de afwezige aanwezig komt in hun midden. Vijftig dagen om definitief uit hun cocon te breken van rouw, geslotenheid in de opperzaal en een niet weten hoe nu verder. Ze ontdekken dat geen wet of tempel, geen hogepriester of Pilatus het verhaal van Jezus ter dood kan brengen. De geestkracht van de Mensenzoon is door geen steen te bedwingen, in geen enkel koud graf op te sluiten.
Liefde sterk als de dood
Dat is Pasen, dat is opstaan, nieuwe schepping, licht dat niet dooft, liefde die blijft: voorbij aan zoveel dode punten in ons bestaan, valt er weer een weg verder te ontdekken die ons weer bij het leven terugbrengt. En de verhalen van deze nacht vertellen dat die weg gaat door paradijzen, parken en woestijnen. Ze vraagt soms ondenkbare offers en geloof in nooit vermoede perspectieven. Een weg ook door diepe wateren met duistere gronden naar weer stevige grond onder de voeten, Beloofd Land. Een weg door alle gebrokenheid en dood heen, naar weer genezing en leven. Ja, de weg van de liefde, sterk als de dood.
Tijd geven
Maar het kost tijd, dat geheim te doorgronden, wel méér dan vijftig dagen. We mogen er een leven lang over doen om Pasen betekenis te geven voor ons leven hier en nu.
Geven we ons de tijd? Gunnen we Pasen de tijd? Tijd om door iedere jaarlijkse Pasen, opnieuw dieper in het geheim van dood en leven te geraken?
Moge de ervaring van deze Paasnacht 2013, ons komend Paasjaar gaande houden, opdat we al denkende en doende steeds meer echte Paasmensen zullen zijn.
Sylvester Lamberigts, inleiding
Peter van Beurden, preekvoorbeeld