- Versie
- Downloaden 209
- Bestandsgrootte 190.39 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 februari 2022
- Laatst geüpdatet 7 februari 2022
16 april 2022
Paaswake
Lezingen: Gen. 1,1(26-31a)–2,2; Ps. 104 (Ps. 33) – Gen. 22,1-(-2.9a.10-13.15-)-18; Ps. 16 – Ex. 14,15–15,1; Ex. 15,1-6.17-18 – Jes. 54,5-14; Ps. 30 – Jes. 55,1-11; Jes. 12,2-6 – Bar. 3,9-15.32–4,4; Ps. 19 – Ez. 36,16-17a.18-28; Ps. 42-43 (Ps. 51) – Rom. 6,3-11; Ps. 118; Luc. 24,1-12 (C-jaar)
Inleiding
Het lectionarium biedt voor de Paaswake een ware schat aan teksten. Negen lezingen in totaal uit Oude en Nieuwe Testament, het Eerste en Tweede Verbond. Het bijzondere van deze verzameling is, dat, de tussenzangen meegerekend, heel de Wet, de Profeten en de Psalmen in deze nacht vertegenwoordigd zijn. En wel zó, dat ook ons, evenals de Emmaüsgangers en de apostelen ‘het verstand geopend wordt, zodat wij de Schriften verstaan omtrent de Christus, dat hij moest lijden en ten derde dage opstaan uit de doden’, (vgl. Luc. 24,44-49; vgl. Luc. 24,25-32).
Het lectionarium laat de mogelijkheid open om een keuze te maken uit de teksten van het Oude Testament met het oog op plaatselijke gebruiken – en het uithoudingsvermogen van de gemeenteleden. De tekst van Exodus 14,15–15,1 dient in elk geval wél gelezen te worden. Daar is ook alle reden toe, want nader bezien, blijkt het de centrale tekst te zijn, waarin alle andere hier besproken teksten samenkomen, en van waaruit elke tekst afzonderlijk zijn diepere betekenis krijgt.
Want spreken over Verrijzenis, is spreken over Pasen. En spreken we over Pasen, dan spreken we over de gebeurtenis bij de laatste plaag in Egypte (Pesach: (aan de deur) voorbijgaan; vgl. Ex. 12,13) en over de Uittocht van Israël uit de slavernij, door het water van de dood heen (Ex. 14–15). Om te worden tot een nieuwe schepping. Om te worden, zoals we vanaf den beginne bedoeld zijn: beeld en gelijkenis van God, man en vrouw, vrije mensen (Gen. 1,27).
Genesis 1,1 - 2,2 of 1,1.26 - 31a
Het is aan te bevelen om het scheppingsverhaal in zijn geheel te lezen, en niet te beperken tot enkel het voorlezen van de schepping van de mens. Niet alleen omwille van de eenheid van het verhaal zelf. Maar ook omdat een aantal elementen uit de andere teksten dan beter zijn te plaatsen in uitleg en verkondiging. Ze verwijzen namelijk alle impliciet of expliciet naar de verschillende dagen van de schepping.
Schepping wordt vaak gezien als een creatio ex nihilo, een ‘schepping uit het niets’. Maar het is ook mogelijk om de eerste twee verzen van Genesis te lezen als inleiding op het scheppingsgebeuren, dat pas in vers drie zijn werkelijke aanvang vindt. Want dan spreekt God zijn eerste scheppingswoord: ‘Er zij licht’.
Zo gelezen, als korte inleiding, bevatten de eerste twee verzen een aantal belangrijke noties. We krijgen een aanvangsschets, als bij het begin van een toneelstuk. ‘De aarde nu was woest en leeg.’ Met andere woorden: in den beginne was er chaos. En dat is iets anders dan ‘niets’. En een oervloed: water, dat gehuld is in duisternis. En ‘wateren’, waar overheen de Geest van God zweeft, Gods eigen Adem. En in die chaos, te midden van die oervloed en al dat water, brengt God het begin van zíjn ordening aan, allereerst door het scheppen van het licht. ‘En God zag dat het licht goed was en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis (…) het werd avond en het werd morgen: de eerste dag’ (Gen. 1,3-5).
‘Scheppen’ en ‘maken’ gaan in Genesis 1 zo ongeveer gelijk op met ‘scheiden’. ‘Scheiden’ is uit elkaar halen, onderscheid aanbrengen en ordenen. Op elkaar afstemmen en voorzien van taak en opdracht. Scheiden is dus verhoudingen aanbrengen, tussen licht en duisternis – vers 4; tussen water en water, tussen boven en beneden – vers 7; tussen het droge en de zeeën – vers 10; tussen zaad en vrucht – vers 12; tussen dag en nacht – vers 14, en zo weer opnieuw tussen licht en duisternis – vers 18.
Dat is dus blijkbaar de manier waarop God schept. Door scheiding aan te brengen, brengt God zijn ordening aan bij het maken van hemel en aarde. Maar ook, en liever nog, bij het maken van de hemel en het lánd. Want zo kunnen we het Hebreeuwse woord èrèts ook vertalen: zowel met ‘aarde’ als met ‘land’. Het land waar God Abraham naar toe stuurt om het te gaan bevolken, vanuit dezelfde opdracht als aan de eerste mens, hier in Genesis 1 (Gen. 12,1-3; vgl. Gen. 1,28; vgl. Gen. 22,16vv, uit de tweede mogelijke Schriftlezing voor deze Paaswake: de binding van Isaac – Gen 22). Het land, waarheen het volk Israël onderweg is door de woestijn na de uittocht uit de slavernij in Egypte: het land van melk en honing (Ex. 3,8; Lev. 20,24; Deut. 6,3). Het land, waar nog weer later de profeten zullen schreeuwen om gerechtigheid, en hetzelfde land, waarin Jezus rondtrekt en de komst van het koninkrijk van God zal verkondigen. Het land, dat aan de mens bij zijn schepping wordt toevertrouwd, om het te bemensen en er zorgvuldig mee om te gaan, ten behoeve van henzelf en van de dieren en van heel de schepping (Gen. 1,29-30). En God ziet, dat het héél goed is, die mens zó, in het land, te midden van de schepping, als man en vrouw, naar zijn beeld gemaakt en op Hem gelijkend (Gen. 1,26.31) Daarom kan God ook rusten op de zevende dag, na de voltooiing van ‘al het werk dat Hij gemaakt had…’ (Gen. 2,2).
Exodus 14,15–15,1
Bij het lezen van Exodus is het belangrijk dat we ons de betekenis realiseren van de naam Egypte. In het Hebreeuws is dat Mitsrajim, en dat betekent: ‘weg uit de onderdrukkingen’. In het Hebreeuws is Egypte dus spreekwoordelijk het ‘Land van Onderdrukking’. En daarmee bevinden we ons in een zelfde aanvangssituatie als in Genesis: chaos en duisternis. Hier in Exodus: onderdrukking en slavernij. En in deze ‘oer’-situatie handelt God opnieuw (Ex. 3,6-18).
Deze notie van herscheppen is ook daarom van belang, omdat anders de indruk zou kunnen ontstaan, dat God zich in de nacht van de uittocht wreekt aan onschuldige mensen en dieren, ten gunste van zijn eigen volk. Gods ingrijpen is juist gericht op de vernietiging van onderdrukking en van de machten die slavernij en onrecht in stand houden. Hij ‘zal zich verheerlijken aan Farao, en aan zijn gehele legermacht, aan zijn wagens en aan zijn ruiters’ (Ex. 14,17.18.23.28.30; 15,1.4vv, de tussenzang die aansluit op deze lezing). Met andere woorden: aan de instrumenten van macht en onderdrukking.
God herstelt de verhoudingen. Hij maakt opnieuw, net als op de eerste dag van zijn schepping, scheiding tussen de duisternis en het licht. Daartoe verlaat de Engel van God zijn positie voor aan de spits van het leger van Israël om achter hen aan te gaan, samen met de wolkkolom. En deze wolk ‘was duisternis, maar tegelijk verlichtte zij de nacht – zodat de een de ander niet kon naderen, de gehele nacht’ (Ex. 14,19v in de correcte vertaling van NBG; KBS: ‘de wolk bleef die nacht donker…’; vgl. Ex. 13,21v.24).
De gehele nacht door doet de Heer het water wegvloeien door een sterke oostenwind over de zee (Ex. 14,21). Opnieuw is de overeenkomst met Genesis treffend. Daar ‘zweefde de Geest van God over de wateren’, terwijl ‘duisternis lag over de vloed’. (Gen. 1,2; het Hebreeuws gebruikt voor Geest, wind en Adem het zelfde woord: ruach). Zo maakt God opnieuw scheiding tussen het water en het droge (‘splijten’ in Exodus; vgl. Ex. 14,16.21; vgl. Gen. 1,7.10). En zoals God eens het uitspansel maakte om scheiding aan te brengen tussen het water boven en het water beneden, zo worden hier in Exodus de wateren gespleten in water links en water rechts, als een muur. En te midden van al dit water komt het droge vrij. Als uitweg voor Israël, uit de slavernij, uit het land van Onderdrukking, naar het land dat aan Abraham beloofd is (Ex. 14, 22.29; vgl. Gen. 15 !). Voor de Onderdrukkers, ‘hun wagens en ruiters’ is de beweging omgekeerd. Mozes strekt opnieuw zijn handen uit over de zee en de wateren vloeien weer samen tot ‘oer’-vloed. Chaos compleet, dood alom, niet één blijft er over (Ex. 14,28.30).
Romeinen 6,3-11
In zijn brief aan de Romeinen becommentarieert Paulus de verrijzenis van Christus en laat hij zien wat dat voor ons betekent. In het doopsel van Jezus’ dood wordt de lijn van Exodus doorgetrokken (Rom. 6,3v). Want doorheen het water van ons doopsel, maken wij onze eigen uittocht uit de onderdrukking, uit de slavernij van de zonde, om door de dood heen vrije mensen te worden. Christus gaat ons daarin voor, en laat ons zien, hoe wij uiteindelijk bedoeld zijn: te leven als nieuwe mens! (Rom. 6,4-9). Hier raken we aan de ultieme betekenis en bedoeling van Jezus’ incarnatie: méns worden. Door met Hem te sterven voor de zonde, zullen ook wij leven voor God, zoals eertijds bedoeld, als man en vrouw, als mens, geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis (Rom. 6,10v; vgl. Gen. 1,27).
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’, in: H. Janssen & K. Touwen (red.) Paulus zelf. De zeven echte brieven. Exegese en Preken, Vught 2014, 75-86
Lucas 24,1-12
Met een paar woorden schetst Lucas ons de situatie van Paasochtend. De eerste dag van de week, zeer vroeg in de morgen. De eerste dag van de week, dat is ook de dag ná de sabbat, de dag waarop de vrouwen rusten naar het gebod (v.1). Jammer dat de leesorde van het lectionarium juist dit openingsvers van het opstandingsverhaal weglaat. Immers, de sabbat is de dag waarop God rust van het maken van zijn schepping en van het maken van de mens, naar Zijn beeld en gelijkenis, de kroon op heel zijn schepping. En juist in de stilte van deze Sabbat heeft zich de schepping van de mens opnieuw voltrokken doorheen de dood aan het kruis…
Dat is de boodschap van de twee mannen in een stralend wit kleed die daar plotseling bij hen staan: ‘Waarom zoekt ge de levende bij de doden ? Hij is hier niet, Hij is opgewekt’ (vv. 5-6). Het verschijnen van de twee mannen in een stralend wit kleed brengt ons terug naar de Verheerlijking op de Berg (Luc. 9,28-36). Daar worden de mannen die verschijnen met name genoemd, Mozes en Elia, de vertegenwoordigers bij uitstek van Wet en Profeten. En zij spreken over het uitgaan, over de exodos die de Christus in Jeruzalem zal volbrengen. De figuur van de twee mannen wijst ook vooruit naar de andere berg, de Olijfberg, waar een wolk Jezus aan het zicht van de leerlingen zal onttrekken (Luc. 24,50v; Hand. 1,4-11). Ook daar doen twee mannen in witte klederen uitspraken omtrent de Christus, nu over de toekomst: ‘Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op de zelfde wijze wederkomen, als gij hem ten hemel hebt zien varen’ (Hand. 1,11).
Maar vooralsnog heerst er onbegrip over de woorden die deze mannen hier aan het graf spreken, ‘dat de Zoon des Mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derde dage opstaan’ (v. 7). Woorden die Jezus zelf meermaals tot zijn leerlingen gesproken heeft (vgl. Luc. 9,22.44, voorafgaand aan de Verheerlijking op de Berg en daarop volgend; vgl. Luc. 18,31vv; vgl. Luc. 24,26.46v). De vrouwen herinneren zich die woorden. Maar voor de elf is het beuzelpraat en blijft het beuzelpraat, al ontstaat er bij Petrus gerede twijfel (Luc. 24,10vv). Daarmee eindigt de perikoop voor deze Paaswake.
Het is uiteindelijk Jezus zélf die de leerlingen het verstand opent om de Schriften te begrijpen aangaande de Mensenzoon. Dat voltrekt hij eerst aan de Emmaüsgangers (Luc. 24,13-35) en onmiddellijk daarop aan de elf, waarbij Simon Petrus inmiddels tot dieper zien gekomen is (v. 34). Eerst wanneer alle leerlingen duidelijk is, dat ‘alles, wat over Hem geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen, moest vervuld worden’, zijn zij in staat op te treden als zijn getuigen, en wel te beginnen in Jeruzalem (Luc. 24,44-53).
Preekvoorbeeld
‘Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei en drie ei een Paasei’. Waarom een ei met Pasen?
Het ei symboliseert nieuw leven dat voor het menselijk oog verborgen is, maar dat zich achter de harde schaal verborgen ophoudt. Het ei symboliseert hier de verrezen Heer, Jezus Christus.
Pasen viert het nieuwe leven, het is het feest van de overtreffende trap: Leven en licht voor ons allen, voor u, voor mij, voor de mensen van wie we houden, voor hen die ons onverschillig zijn, ja, ook voor hen met wie wij een slechte, of helemaal geen relatie hebben.
Dit feest van het leven is universeel, kent geen discriminatie, Alleluia – God lof. Of is het ook wakker worden? Pasen laat haar licht schijnen over de essentie van ons aller bestaan: er-zijn.
Ooit was er het moment, hoorden wij in het Scheppingsverhaal, dat Gods Geest over het water van de chaos zweefde en alles tot bestaan riep. Als eerste schiep God het licht. Zon en maan en sterren komen pas later. Wat is dit licht van de eerste dag waarop alles is gebouwd; mogen we dit beschouwen als het licht van de waarheid, van de liefde? Ons leven is van meet af aan een zoektocht hiernaar. Een levensweg zonder licht leidt nergens anders toe, dan naar het graf. Vervolgens houdt God zich bezig met het water, en brengt scheiding aan tussen haar en het land. In het scheppingsverhaal komt daarna alles wat ‘gezaaid en geplant is tot bloei’, ook de méns. Psalm 104 zegt ons dat God bij de schepping gekleed is in een mantel van licht, en dat Hij de aarde op pijlers gegrond heeft. Het oogt heel solide. We lezen ook dat God de krachten van de oerzee, die van de chaos, over de aarde heen legt. Er bevindt zich dus een spanningsveld in de schepping. Het is een paradijs, maar de tegenkracht, die van het bederf, is ook werkzaam. Het dreigt hier een ‘slangenkuil’ te worden, gekronkel van mensen die het beter weten, zich buiten Gods bedoeling draaien en zich van Hem afwenden. Duisternis, pijn, menselijk onvermogen, ongeluk en de begrenzing van ons leven op aarde door de dood zijn het gevolg. Het leven dreigt haar licht en glans te verliezen. Leven wordt lijden.
‘In de wereld is veel gevaar’, luidt daarom de naam van een fraaie buitenplaats aan de Vliet bij Voorburg. Ergo: mensen hebben redding nodig. Maar, wie redt?
Zoveel verhalen over mensen, vroeger en nu, die tastend in het duister, hun gezin en alles wat hen lief was, hebben geofferd aan ambitie of genot. Zij maakten zichzelf en hun omgeving tot slaaf om bezit, carrière, of een gedroomde positie te verwerven ….
Wanneer Abraham, beproefd door zijn speurtocht naar nageslacht bereid blijkt hier zelfs zijn zoon voor te offeren, vindt hij redding (verlossing!) in het antwoord van Gods boodschapper, die Abraham bezweert Isaak niet te offeren. ‘Raak hem niet aan’, zegt de engel, ‘doe hem niets!’, want voor God is íeder mensenleven heilig. God zal zorg dragen en jouw nakomelingen zullen even talrijk zijn als de strandkorrels aan het strand van de zee. Licht…
Wanneer onze hoop vervliegt waar mensen lijden onder eenzaamheid, zuchten onder slavernij, of gebukt gaan onder tirannie, dan ‘léven’ wij niet, maar vegeteren wij. Dan wordt ons bestaan beroofd van haar schoonheid en verwordt het tot een wachtkamer van de dood.
Op zo’n plek, ‘midden in de dood’, bevindt Mozes zich met zijn schapen (metafoor voor mensen die leiding behoeven) als God zich aan hem openbaart. Wanneer Mozes vraagt naar Zijn Naam antwoordt de Heer: ‘Ik ben’. Niet langer klinkt het slavenwoord: ‘jij bent er voor míj’. God draait het om en zegt: ‘Ik ben er voor jou’. De Heer plant het paradijs opnieuw.
Dit vraagt ook om inzet van ons, mensen! Wanneer zullen wij leren ook tegen elkaar te zeggen: ‘ik ben er voor jou’? God gaat het volk bevrijden, zegt Hij tegen Mozes, maar Mozes zélf moet naar farao gaan. Hij probeert zich hieronder uit te ‘draaien’, maar uiteindelijk ziet hij ‘het licht’, geeft zijn verzet op en gaat op missie. Maar dan nog…
Tien plagen zijn er nodig, vóór Mozes met het halsstarrige volk bij de Rode Zee, ‘de wateren van de chaos’, aankomt. Daar roept hij de Heer aan, maar God zegt tegen hem: ’Wat roep je Mij toch, je moet zélf je hand opheffen over de zee en haar in tweeën splijten’. Mozes ontvangt hier wel lícht, inspiratie en kracht van God, maar zal zélf ‘het water van de chaos’, de angst, moeten bezweren. Hier staat Mozes, als schepper van levensruimte, naast God.
‘Waar is God’? Die vraag leeft ook heden ten dage bij mensen die in hun bestaan de chaos van dood en verderf, van afwijzing en eenzaamheid ondergaan. Mensen ervaren daarin Gods áfwezigheid; wij tasten in het duister. Daarom hield het volk van Israël zich vast aan de belofte van licht, die God door zijn profeten heeft gedaan. Zo spreekt de profeet Jesaja, eeuwen na Abraham en Mozes, het volk ten tijde van de Babylonische ballingschap moed in en kondigt verlossing aan. ‘Hij die u gemaakt heeft, is uw man. Met eeuwige trouw erbarm Ik Mij over u, zegt uw Verlosser’ (Jes. 54,5.8b). Die trouw verlicht het duister waarin wij leven. God schenkt, door zijn profeten, woorden van hoop als voedsel. Dit ‘brood van inspiratie’ spreekt ons overvloedig toe in het leven van Jezus. In zijn woorden en daden reikt de hemel ons opnieuw licht aan, een weg ten leven. Jezus is de mens naar Gods hart, in hem is God zélf mens geworden. Hij deed blinden zien, doven horen en lammen weer lopen. Jezus’ naam betekent: ‘God redt’, het is zijn programma. Tijdens zijn leven al, liet Jezus mensen opstaan. Hij is de nieuwe Adam in wie de schepping haar voltooiing vindt. Jezus sterft door moordenaarshand aan het kruis; de macht van de chaos biedt weerstand.
Wij dienen daarom te beseffen dat Pasen géén sprookje is met een ‘zij leefden nog lang en gelukkig’ aan het slot, want de dood is reëel. Maar het grote nieuws van Pasen is dat de nacht is geweken, want God deed Jezus opstaan. Hij heeft het laatste woord!
In de chaos van de gebeurtenissen rond het lijden en de dood van Jezus, komen vrouwen bij het graf om hem te balsemen. Zij zien dat de steen is weggerold, dat het lichaam van Jezus is verdwenen, en tot hun schrik staan er plots twee engelen, die hen vertellen dat Jezus, zoals hij zelf had voorzegd, is verrezen. Het leven blijkt veránderd. Hoe vind je woorden om daarover te vertellen, op een manier die recht doet aan dat grote geheim? Immers, toen de leerlingen het verhaal van de vrouwen hoorden, vonden zij het kletspraat. Toch zouden juist zíj, na korte tijd, ervaren dat het verhaal van de vrouwen wáár is. Jezus is verrezen, Hij leeft!
Dit is voor álle mensen groot nieuws want, in de woorden van Paulus: ‘Door het doopsel in Jezus naam zijn wij mét Hem begraven, opdat ook wij, mét Jezus zullen verrijzen’ (Rom. 6,4v).
Het Paasverhaal openbaart ons het mysterie van het leven dat in Christus tot voltooiing komt, en het houdt ons dat tevens als de toekomst van álle mensen voor!
Het is Pasen, het is tijd om op te staan,
tijd om vol vertrouwen opnieuw op weg te gaan.
Want God geeft ons een toekomst en Jezus is zijn weg.
Hij leidt je, ook al ken je heg noch steg.
(liedtekst: B. Vreden)
Zalig Pasen!
inleiding drs. Jo Beckers
preekvoorbeeld drs. Frank van der Knaap MA