- Versie
- Downloaden 20
- Bestandsgrootte 286.29 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
28 maart 2016
Paasmaandag
Lezingen: Hand. 2,14.22-32; Ps. 16; Mat. 28,8-15 (C-jaar)
Inleiding
Een oud spreekwoord zegt: de dag na het succes beslist over het succes. Zo ook in zekere zin de dag na Pasen. Ik kom zelf uit een traditie die de ingehouden gereformeerde paasjubel op zondag pas op maandag nog eens luidkeels overdeed. Nu niet op paasavond achter het huisorgel, maar op maandagmorgen in de kerk: ‘Daar juicht een toon, daar klinkt een stem die klinkt door gans Jeruzalem…’
Later leerde ik het evangelie beter lezen en ontdekte dat er eigenlijk nog niet zoveel te juichen viel die paasmorgen, en op paasmaandag is het al niet veel beter. Nog steeds regeert de angst, op zijn minst is sprake van gemengde gevoelens: ‘ontzet en opgetogen verlieten ze haastig het graf’, zo begin het evangelie op maandag. Hoe kan een mens tegelijkertijd ontzet en opgetogen zijn? Dat kan als we de teksten van deze dag in elkaars verlengde durven lezen.
Psalm 16
De psalm van deze dag doet ons om te beginnen ook een toontje lager zingen met een stil gebed van David: ‘Behoed mij God, ik schuil bij u.’ Mooi om te zingen op de prachtige berijming van Martinus Nijhof of met Liedboek 16b met antifoon en voorzang op de vertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeijde. Alleen al een goede reden om op maandagmorgen na de eerste van Pasen samen te komen. Het evangelie van deze morgen stemt nog niet echt vrolijk (daarover zo iets meer). Daarom is het misschien goed om het evangelie vandaag te horen tussen de verwachting die spreekt uit een psalm van David, de profeet en de allereerste paaspreek van de apostel Petrus. Of anders het evangelie van Matteüs helemaal uit te lezen. In het laatste geval laten we Pasen en Pinksteren in ieder geval op één dag vallen!
Handelingen 2
Pasen is geen eeuwig doorgaand feest in de kerk. Het vaststellen van de paasdatum heeft de gemoederen in de kerk eeuwenlang bezig gehouden en leidde zelfs tot verkettering en schisma. Van oorsprong was Pesach/Pasen in Israël een landbouwfeest, dat begon met de oogst van de eerste gerst om er de nieuwe matses van te bakken, en deze voorjaarsoogst eindigde zeven weken later nadat de eerste sikkel in het graan was geslagen (Deut. 16,9v) en de eerste schoof was opgeheven in het heiligdom (Lev. 23,15), met de oogst van de tarwe en het eerste graanoffer uit de nieuwe tarweoogst. Geen wonder dat deze feesttijd nog oude gewoonten van Kanaänitische bodem bewaarde, en ook onze eigen paastradities nog oude vruchtbaarheidssymbolen hooghouden. Natuur en leer spreken elkaar niet altijd tegen, zeker niet in de Paastijd. En waarom ook niet als Jezus zelf in de week voor Pesach bij zijn verkondiging over de dood en opstanding van de Mensenzoon wijst op de graankorrel die in de aarde sterft (Joh. 12,24, Liedboek 650).
Pasen heeft een einddatum, zeg maar een soort houdbaarheidsdatum, horen we al op de dag na Pasen: ze heet Pinksteren, de vijftigste dag is aangebroken en Petrus preekt zijn eerste Pinksterpreek. Die gaat over – hoe kan het anders – Pasen, over wat de profeet heeft voorzien aan het einde der tijden: ‘Jezus van Nazaret is door God tot u uitgezonden… Deze Jezus, die u door heidenen liet kruisigen en doden, heeft God tot leven gewekt.’
Beschuldigende woorden, die makkelijk misverstaan kunnen worden en groot onrecht hebben aangericht in de geschiedenis. Even voor de goede orde: Petrus pleit zichzelf en zijn mede-Joden niet vrij van schuld aan de kruisdood van Jezus van Nazaret, en al helemaal niet de gezagsdragers die hem uitleverden aan de heidenen, de Romeinen. Toch mogen Petrus’ woorden hier ondanks de beschuldigende vinger richting de autoriteiten, niet antisemitisch uitgelegd worden zoals vaak in de geschiedenis is gebeurd. ’t En zijn de Joden niet Heer Jesu die u kruisten…’ Net zoals Petrus ontkent ook Revius niet het historische gegeven dat er destijds Joden en heidenen, zoals Pilatus en de Romeinse soldaten, waren die verantwoordelijk waren voor de marteldood van Jezus, maar dat is voor de verkondiging nu irrelevant. De historische schuld ligt bij een mensheid die bereid is de onschuld te vermoorden, en op dat punt gaat niemand vrijuit.
Pinksteren is net zoals de dag na Pasen niet de dag van de afrekening, maar markeert het begin van de verkondiging van het Paasevangelie: Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen (Hand. 2,32). Dat moet nu ook wel gaan gebeuren, want de Paastijd is voorbij, Hemelvaart is achter de rug, evenals de daaropvolgende Wezenzondag (Joh. 14,18), zondag Exaudi. Het betekent niet dat de Heer definitief achter de coulissen is verdwenen, maar de periode dat hij gedurende veertig dagen in hun midden verscheen en sprak over het koninkrijk van God, is voorbij (Hand. 1,3). De tijd van Jezus’ getuigenis ‘Gelukkig zijn zij, die niet zien en toch geloven,’ is vanaf heden de norm (Joh. 20,29). Wij leven definitief in de tijd van de Heilige Geest, de tijd van de Kerk, nabijheidsgestalte van de opgestane Heer. Op Paasmaandag gaan we over tot de orde van alle zondagen.
Matteüs 28
Maar de machten van deze wereld geven zich niet snel gewonnen, getuige het evangelie van Matteüs. Hij levert ons een verhaal over, dat we niet van anderen kennen, het verhaal van de bewakers van het graf (Mat. 27,62-66; 28,11-15). Eigenlijk getuigen van het lege graf tegen wil en dank. In navolging van de vrouwen, die te horen kregen: hij is hier niet, moeten zij in de stad gaan vertellen: hij is er niet meer! Sommige geleerden twijfelen aan het historische waarheidsgehalte van dit verhaal.
Hoe dan ook, feit is echter dat het verhaal later zo wel vele malen op veel manieren doorverteld is buiten de kerk om. Zoals de evangelist zegt: tot op de dag van vandaag doet dit verhaal de ronde en zo zal het ook wel blijven: de opstanding als een teken dat weersproken wordt. Alleen, het is nauwelijks aannemelijk dat men zich daarvoor door het getuigenis van het evangelie liet inspireren. Er blijft altijd een groter wonder nodig dan vuur van de hemel om sommige mensen te overtuigen, zoals reeds Elia aan den lijve moest ervaren. De Izebels en hogepriesters van deze wereld laten zich niet zo snel overtuigen door een ander Joods geluid. Gelukkig is dat niet het slotakkoord van het evangelie van de paasmaandag. De leerlingen weten nu wel dat ze voorlopig in Jeruzalem niets te zoeken hebben. Het begint tenslotte allemaal in Galilea, daar zal het opnieuw gebeuren. Daarom raad ik de evangelielezer deze dag aan toch maar even verder te lezen tot die magistrale woorden: ‘Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding der wereld’, waarvan acte!
Preekvoorbeeld
Gemengde gevoelens op deze paasmaandag. Ik lees in het evangelie terug waar die gemengde gevoelens vandaan komen. Maria Magdalena en de andere Maria komen bij het graf van Jezus. Plotseling een engel die de steen wegrolt en erop gaat zitten, ze schrikken zich rot! De bewakers vallen neer van angst. Dan zegt de engel rustig tegen de vrouwen: ‘Wees niet bang, want jullie Jezus is opgestaan.’
Zou jij niet schrikken daar op dat kerkhof? De twee vrouwen voelen tegelijk angst en vreugde. Ze zijn ontzet en opgetogen. Kennen we dat gevoel? Soms sta je na een ongeluk met trillende benen en ben je tegelijk opgelucht dat je weer veilig bent. De angst slaat je soms om het hart bij berichten over aanslagen, oorlog en terreur. Je wordt erdoor ontregeld en tegelijk gaat toch het leven door.
Ook het bezoeken van een kerkhof, de gang naar het graf van een dierbare kan dubbele gevoelens oproepen. Gevoelens van rust én van verdriet. Rust omdat jouw geliefde dode nu in vrede is bij de Eeuwige. Rust omdat je op een mooie plek tussen de bomen bent, waar je met de overledene kunt praten, alsof hij of zij er nog is. Je kunt zeggen wat je op je hart hebt, of vertellen wat je hebt meegemaakt. Maar het verdriet kan ook de boventoon voeren, omdat de dood zo onverbiddelijk is. Hoe kan het leven verder gaan zonder haar, zonder hem? Soms voel je enkel de leegte.
De twee vrouwen bij het graf gaan na de woorden van de engel haastig weg, vervuld van vrees én vreugde. Vol vrees vanwege de engel en het lege graf, vol vreugde door het bericht dat Jezus is opgestaan uit de dood. Ze zijn nog vol verdriet over de onverbiddelijke dood van Jezus, net zo onverbiddelijk als de dood van onze geliefden die we uit handen moesten geven. En dan wordt dat verdriet doorbroken!!! De dood is blijkbaar toch niet het laatste en uiteindelijke. Er is iets heel nieuws, dat je niet verwacht. Dat wordt nog versterkt als Jezus hen in de tuin ontmoet, dwars door de leegte van de dood heen. Hij groet de vrouwen en stelt hen gerust. Wees niet bang! Zij omklemmen zijn voeten en aanbidden hem. Net zoals in Betlehem de herders en de wijzen hem kwamen aanbidden. Zij weten dat we alleen God mogen aanbidden. Ze zien blijkbaar in zijn gestalte Gods glorie verschijnen.
Vervolgens wijst Jezus hoe ook wij iets van God kunnen zien. ‘Zeg maar aan mijn broeders dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ook zij mij zien.’
Dat is de boodschap van Pasen, de boodschap van Verrijzenis: Jezus’ liefde is niet verdwenen. Deze vrouwen voelen hem. Hij wijst hen een weg ten leven: Ga terug naar je gewone leven. Daar zul je Jezus’ liefde ontmoeten. In je eigen dagelijkse leven zul je hem ervaren, hoe hij genezend rondgaat, hoe hij brood breekt en deelt door jullie handen. Ook wij kunnen in ons dagelijks leven merken dat Jezus met ons gaat, als wij net als hij het brood breken en delen en andere mensen te hulp komen.
Het gaat erom dat er in ons eigen leven iets met ons gebeurt. Dat we in Jezus’ voetspoor, door verdriet en lijden heen, opstaan en tot nieuw leven komen. Wij mogen vandaag vieren dat Jezus uit de dood is opgestaan. Maar dat is niet iets wat je enkel doet met je verstand. Het is niet enkel het aannemen van een feit. Het gaat erom dat we zelf ook opstaan. Dat kunnen we écht dóen met kleine stapjes. Geleidelijk het leven weer oppakken. Aandacht geven aan wat van waarde is, geduld oefenen, ook als er ziekte of tegenslag is. We doen onze dierbare overledenen geen recht als we enkel bij de pakken neer blijven zitten.
Op deze paasmaandag zongen we in de psalm in dankbaarheid uit dat God ons behoedt zelfs in de dood. Het evangelie bemoedigt ons om verder te gaan.
Tot slot sta ik nog stil bij de bewakers van Jezus’ graf. Ook zij zijn geschrokken. Ze gaan in de tempel berichten over de engel en het lege graf. Zo worden ze tegen wil en dank getuigen van de opstanding van Jezus. Het feit dat de hogepriesters hen omkopen om te zeggen dat Jezus’ leerlingen zijn lijk gestolen hebben, toont dat geloof in de opstanding weerstand ondervindt. Toch denk ik dat ook de mensen die moeite hebben met geloof in Jezus, maar die leven vanuit de kracht van de liefde ook deel hebben aan het mysterie van Pasen. Want zijn opstanding heeft universele waarde. Het schenkt alle mensen de hoop dat uiteindelijk niet dood en leegte het laatste woord hebben, maar dat liefde alles overwint.
Dat wonder vind ik prachtig verwoord in het gedicht ‘Pasen’ van Ida Gerhardt:
Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
Op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het ’s nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.
Literatuur
Ida Gerhardt, Verzamelde Gedichten II, Amsterdam 2002, 494
inleiding dr. Meindert Dijkstra
preekvoorbeeld drs. Paulus van Mansfeld