Maria Tenhemelopneming, 15-8-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 2
  • Bestandsgrootte 91.34 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 18 juni 2024
  • Laatst geüpdatet 18 juni 2024

Maria Tenhemelopneming, 15-8-2024

15 augustus 2024
Maria Tenhemelopneming

 Lezingen: Apok. 11,19a; 12,1-6a.10ab; Ps. 45; 1 Kor. 15,20-26; Luc. 1,39-56 (B-jaar)

 

Inleiding

Maria Tenhemelopneming komt als zodanig niet voor in de Bijbel. Maar in een vroeg stadium van de kerkelijke traditie heeft zich in lokale liturgieën een feest van de Moeder Gods ontwikkeld. Eerst en vooral in de Oosterse, Byzantijnse kerken, en later ook in Westerse en Romeinse kerken.
Voor die feesten werden verschillende benamingen gebruikt: Feest van het Ontslapen (Dormitio) van de Moeder Gods, Feest van de Transitus (overgang) van de Moeder Gods, en al vroeg komen we ook de benaming tegen van Assumptio (Tenhemelopneming) van de Gezegende Maagd Maria.
In 1950 is de Tenhemelopneming van Maria officieel opgenomen in de rooms-katholieke geloofsleer. De Tenhemelopneming van Maria wordt gezien en erkend als een noodzakelijk gevolg van haar bijzondere verbondenheid met Christus, die zij in haar schoot lichamelijk heeft gedragen. Daarom mag zij nu al delen in lichamelijk verheerlijking van Christus, een belofte waar heel het volk Gods nog naar uitziet. Als vrouw van Gods welbehagen is zij nu reeds gezegend boven allen.
De lezingen van dit hoogfeest willen een verborgen Schriftuurlijke grondslag geven voor de bijzondere positie van Maria binnen de geloofsgemeenschap. Maria als beeld van de Kerk-in-haar-voltooiing. Elke lezing probeert vanuit een eigen invalshoek een Schriftuurlijke grondslag te geven.

Apokalyps 11,19a; 12,1-6a.10ab
De Apokalyps ofwel Openbaring van Johannes is een bijzonder boek met een indrukwekkende beeldende taal, met visioenen en symbolen. De betekenis daarvan is niet altijd meer inzichtelijk. Duidelijk is wel dat het boek geschreven is voor mensen die te lijden hebben onder vervolging en dat de bedoeling van het boek is om mensen te bemoedigen en te troosten. De lezing van vandaag bevat een visioen, waarin God het opneemt voor het bedreigde leven. In het visioen verschijnen er aan de hemel twee tekenen.
Allereerst het teken van een vrouw, omgeven door de zon, de maan en twaalf sterren. Die entourage geeft aan dat het gaat om een vrouw van een alomvattende, universele betekenis. Haar kroon van twaalf sterren is een verwijzing naar de twaalf stammen van Israël. Van deze vrouw wordt gezegd dat zij hoogzwanger is.
Het andere teken dat aan de hemel verschijnt is een vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens. Een vervaarlijk beest, dat een visitekaartje afgeeft, door met zijn staart een derde van de sterren van de hemel weg te vagen. Vervolgens stelt de draak zich dreigend op voor de vrouw die op het punt staat te baren, belust op het verslinden van het kind, zodra het geboren is.
Iets verderop in dit hoofdstuk van de Apokalyps wordt de draak vereenzelvigd met de oude slang, met de duivel en Satan (v. 9). Daarmee wordt het nog duidelijker dat dit visioen van de vrouw en de draak teruggrijpt op het paradijsverhaal in Genesis 3. Nadat een slang Eva heeft verleid om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, zegt jhwh God tot de slang: ‘Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw kroost en het hare. Het nageslacht van de vrouw zal jouw kop bedreigen, en jij zijn hiel’ (Gen. 3,13vv).

De zwangere vrouw uit het visioen is allereerst Eva – wat ‘leven’ betekent – maar deze zwangere vrouw staat in de loop van de traditie in ruimere zin symbool voor mensen die leven willen voortbrengen: de zwangere vrouw als beeld voor Israël, Gods volk; voor de kerk en ook voor Maria.

In het visioen van de vrouw en de draak wordt het leven ernstig bedreigd. De draak staat voor de macht van het kwaad en van de dood. Hij staat dreigend tegenover de vrouw die het leven wil baren. Het lijkt een ongelijke en hopeloze strijd, zoals de massiviteit van het kwaad vaak mensen moedeloos en machteloos maakt, tot op de dag van vandaag.
Maar dan horen we hoe God stelling neemt en zelf in de bres springt. Allereerst ontfermt God zich over het kind, zodra het geboren is. Hij neemt het in bescherming: het kind ‘wordt weggevoerd naar God en zijn troon’ (v. 5). Op de achtergrond speelt hier Psalm 2, waarin God onomwonden uitspreekt dat zijn zoon de ware gezalfde is, aan wie alle heersers zich dienen te onderwerpen. Zijn zoon zal alle volken hoeden, desnoods met een ijzeren herdersstaf! De psalm is een dringend appel op koningen en vorsten, die zich tegen God keren, om tot inzicht te komen en tot inkeer.
Ook de vrouw geniet Gods bescherming. Hij heeft voor haar een plaats bereid in de woestijn. De woestijn als een toevluchtsoord voor vervolgden en plaats van Gods bescherming. Daarheen vlucht de vrouw, zoals eens het Joodse volk uit Egypte vluchtte en lange tijd in de woestijn verbleef.
Iets verderop wordt gezegd dat de vrouw in de woestijn buiten het bereik van de slang is (v. 14). Dat laatste geldt niet voor alle anderen die op aarde wonen.
Wanneer de draak en zijn engelen uit de hemel zijn verdreven, is er vreugde in de hemel (v. 10), maar de draak levert dan strijd met de rest van het nageslacht van de vrouw, ‘met allen die zich aan Gods geboden houden en bij het getuigenis van Jezus blijven’ (v. 17).

1 Korintiërs 15,20-26
De tweede schriftlezing is een gedeelte uit het vijftiende hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Korintiërs. In dit hoofdstuk spreekt hij over het evangelie dat hij heeft verkondigd en waarvan de opstanding van Christus een cruciaal onderdeel uitmaakt (15,1-11).
Nu zijn er in de gemeente van Korinte leden die de opstanding van de doden ontkennen. Maar, zegt Paulus, ‘als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet opgestaan’ (v. 13). En ‘als Christus niet verrezen is, is uw geloof waardeloos’ (v. 17). En ‘indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij het meest van alle mensen te beklagen’ (v. 19).

Daarna volgt de lezing die wij op deze dag horen in de liturgie. ‘Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn’ (v. 20). Christus is de eerste en heeft daarmee de weg gebaand voor anderen. In de volgende verzen 21 en 22 stelt Paulus Adam en Christus naast of tegenover elkaar: Adam bracht de dood, Christus bracht opstanding en leven.
In zijn brief aan de Romeinen zal hij dit thema nader uitwerken: de dood als een gevolg van de zonde en de opstanding als een gevolg van de grote genade van een volledige kwijtschelding: ‘De fout van één mens bracht allen de dood, maar aan allen schonk Gods genade een rijke vergoeding door de grote gave van zijn genade, de ene mens Jezus Christus’ (5,12-21).
Van nature horen wij bij Adam en zijn wij sterfelijk: ons wordt de keuze gegeven om te beslissen of we bij Christus willen horen en met Hem herleven. Volgens Paulus staat die weg open voor allen.
Een vraag die de eerste gemeenten sterk bezig hield was die naar het wanneer van de opstanding en voor wie? In deze brief spreekt Paulus over een rangorde: als eersteling Christus en vervolgens, bij zijn komst of wederkomst, zij, die Christus toebehoren.
In de gemeente van Tessalonica, waar men leefde in de verwachting van een snelle wederkomst van Christus, maakte men zich zorgen over degenen die al gestorven waren vóór die wederkomst (1 Tes. 4,13-18). Hoe zou het hen vergaan? Daarover zegt Paulus: ‘Eerst zullen de doden opstaan die in Christus ontslapen zijn; daarna zullen wij die nog in leven zijn, tegelijk met hen in een oogwenk op de wolken in de lucht worden weggevoerd, de Heer tegemoet.
De laatste drie verzen van de lezing (vv. 24-26) ademen de sfeer van de eerste lezing uit het boek van de Apocalyps. Zij spreken over het einde. Dan zullen alle heerschappij, macht en kracht – mythologische termen voor krachten die vijandig zijn ten opzichte van authentiek menselijk leven – onttroond worden. En ten laatste geldt dat ook voor de dood. Dan heeft Christus zijn missie volbracht en kan Hij het beheer van de schepping overdragen aan God de Vader.

Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56

Lucas 1,39-56
De evangelielezing verhaalt over de reis van Maria naar haar nicht Elisabet en de woorden waarmee Elisabet haar onthaalt (vv. 39-54). Aansluitend horen we de lofzang of het danklied van Maria. Het eerste deel daarvan gaat over wat haarzelf overkomen is (vv. 46-50) en in het tweede deel wordt dat geplaatst in het kader van de grote daden van God in de heilsgeschiedenis met zijn volk (vv. 51-55).
En dan sluit de evangelielezing af met de vermelding van de terugreis van Maria, na drie maanden. Dat wil dus zeggen dat Maria juist vertrekt rondom het moment waarop Elisabet bevalt. Dat maakt duidelijk dat de evangelist Lucas het bezoek van Maria aan haar zwangere nicht Elisabet niet vermeldt als voorbeeld van iemand die een mooie en liefdevolle dienst bewijst aan een ander. In de ontmoeting van de twee zwangere vrouwen horen we veel over Maria en Jezus, en over Elisabet en het kind in haar schoot.

Wanneer Maria haar nicht begroet, springt het kind in de schoot van Elisabet op van vreugde. Hij herkent zijn Heer, die nog verborgen is in de schoot van Maria.
In het boek Genesis komen we ook een verhaal tegen van twee kinderen, maar die zitten samen in een baarmoeder. Het betreft de tweeling Esau en Jakob. Zij stoten tegen elkaar in de schoot van hun moeder Rebekka. Zij vraagt zich af wat dat te betekenen heeft. Dan krijgt zij te horen, dat zij twee volken in zich draagt, die al in de schoot uiteengaan. Een van de twee zal machtiger zijn: de oudste zal dienstbaar zijn aan de jongste’ (Gen. 25,22v). Bij de kinderen van Elisabet en Maria is de machtsvraag niet aan de orde, maar wel het punt van de dienstbaarheid: het kind van Elisabet zal zich volledig ten dienste stellen van het kind van Maria als zijn Heer.

Elisabet prijst Maria en het kind in haar schoot: ‘Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot’ (v. 42). Als zij vervolgens haar dankbaarheid uitspreekt over het gebeuren, geeft zij blijk van haar verwondering dat de moeder van haar Heer naar haar toekomt (v. 43). Het gaat uiteindelijk om de Heer. Maar Elisabet erkent ook de betekenis van Maria. Zij prijst haar zalig omwille van haar geloof, haar vertrouwen in Gods woord, Gods belofte.
In de lofzang die Maria daarop laat volgen, klinkt veel dankbaarheid door: ‘Mijn ziel prijst hoog de Heer’ (v. 46). ‘Ziel’, dat is de unieke mens, met al wat er in hem of haar is.
Hoewel zij zichzelf tot de kleinen en de armen rekent (anawim: Jes. 49,13; Ps. 149,4), wordt zij vanaf dit moment zalig geprezen. Niet omwille van haarzelf, maar omwille van de wonderwerken die God in en door haar doet (v. 49).
Maar hetgeen haar is overkomen, heeft zij wel opgepakt en beaamd, zij heeft geloof gehecht aan de boodschap van de engel (v. 45). Zoals later in het Lucasevangelie de herders gehoor geven aan de boodschap van de engel dat er een Redder is geboren in de stad van David. En zij begeven zich op pad.
Ten slotte dankt Maria voor Gods barmhartigheid ten opzichte van haar (v. 50). Met haar vertrouwen in Gods belofte en met haar danklied toont zij aan dat zij een Godvrezende is, iemand die God erkent en zich tot Hem keert.
Dan gaat de lofzang verder en wordt het handelen van de Heer ten opzichte van Maria in een breder en groter kader geplaatst. Terugkerende thema’s zijn de bekommernis van de Heer voor kleinen en geringen (v. 48 // v. 52) en zijn barmhartigheid (v. 50 // vv. 54-55).
Het danklied sluit af met een verwijzing naar Gods trouw aan de beloften, die Hij aan Abraham en zijn nageslacht gedaan heeft (vv. 54-55). In het Lucasevangelie wordt dit thema, dat God zijn belofte aan Abraham indachtig is, vaker aangehaald.
Maar steeds wordt daarbij aangegeven dat alleen het behoren tot het nageslacht van Abraham, niet voldoende is. Zoals Johannes de Doper later zal zeggen tot degenen die naar hem toekomen: ‘Zeg niet van uzelf: Wij hebben Abraham als Vader, want ik zeg u dat God van deze stenen kinderen kan maken voor Abraham. Brengt liever vruchten voort waaruit bekering blijkt’ (Luc. 3,8). Gods barmhartigheid wil een bijpassende reactie uitlokken.

 

Preekvoorbeeld 

Maria ten hemel
We beleven onrustbarende tijden. De veiligheid waarin we ons decennialang geborgen waanden wordt erg op de proef gesteld. De geopolitieke situatie ziet er benauwelijk uit. Agressie en dreiging, onverzoenlijkheid en machtsvertoon zijn niet langer weg te denken uit de dagelijkse berichtgeving. Het lijkt erg op de sfeer die geschetst wordt in de Apokalyps (eerste lezing). De dreiging van het kwaad lijkt alomtegenwoordig.
Ook op kleinere schaal heerst op vele plaatsen een sfeer van onbehagen. Het is geen gelukkig ogende samenleving waarin we leven. Het lijkt integendeel alsof de crisissen zich opstapelen. Crisis in de kerk waarin zoveel misbruiken zijn onthuld, crisis in de zorgsector waar onvoldoende handen de noodzakelijke aandacht en verzorging kunnen waar maken, crisis in de politiek waar het vinden van enige samenhang hopeloos achterop blijft. En je zou nog wel even kunnen doorgaan: crisis in het onderwijs bij gebrek aan personeel, in de landbouw en de zorg voor de natuur die op zoek zijn naar een leefbaar evenwicht, het klimaat dat het voortleven van ons allen aangaat, enzovoorts. Het zijn zoveel zaken die een gevoel van onbehagen en vooral van machteloosheid met zich meebrengen.
We vieren het feest van Maria ten hemel opgenomen. Maria staat voor de nieuwe Eva. Het nieuwe leven dat ondanks alle dreiging en de hallucinante beelden van oorlog en massale vernietigingen op zoveel plaatsen, zich toch een plaats weet te bemachtigen. Elke geboorte gebeurt in het klein. En elke geboorte is tevens een teken van de hoop die mensen niet opgeven. Teken van geloof ook dat ze bereid zijn te wedden op de mogelijkheid van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar de Ziener van de Apokalyps het over heeft. Waar onderlinge verstandhouding onder grootmachten ontzettend moeilijk blijkt, zijn er ook tekens van nieuw leven, op kleine schaal, die het vertrouwen gestalte geven zonder hetwelk leven niet mogelijk is.
Hoe kunnen we leven in een wereld waarin de draak van het kwaad de bovenhand heeft? Hoe kan deze wereld genezen van de hang naar oorlog en geweld? Alleen wanneer we ook ruimte scheppen voor vrede en gerechtigheid, voor liefde, hoe broos ook. We kunnen daarin niet zomaar voorbij gaan aan de vele slachtoffers die ondertussen een zinloze prijs moeten betalen. Het lijden dat veroorzaakt wordt is niet te schatten. Is het mogelijk om in die situatie een plaats te geven aan vergeving of verzoening? Het lijkt onmogelijk. Het lijden en het onrecht mogen in geen geval weggemoffeld of gebagatelliseerd worden. Het dient genoemd en onder ogen gezien te worden. Of vergeving mogelijk is, hangt af van de mensen die ermee te maken hebben. Vergeving kan niet geëist worden, maar waar het gebeurt laat ze iets proeven van de nieuwe wereld waar we naar verlangen.
Een voorbeeld is de houding van de vader van Sanda Dia. Sanda Dia is een jonge student, begin de twintig, die enkele jaren terug om het leven kwam ten gevolge van een uit de hand gelopen studenten-‘doopinitiatie’. Een fijne jongen die genoot van het leven en vol verwachting aan zijn studies begon maar voor wie het zogeheten ‘ritueel’ fataal werd. Zijn vader was er het hart van in (Vlaams), was er kapot van (Nederlands). Het laat een wonde na die niet te genezen is. Maar toch vindt hij de kracht en de moed om publiek te zeggen dat hij geen haat voelt voor de daders. De sereniteit waarmee hij over het gebeuren spreekt dwingt respect af.
Nog een voorbeeld. Onlangs hoorden we Diane Foley aan het woord. Haar zoon Jim Foley werd in 2014 door IS-strijders als eerste journalist onthoofd, in de leeftijd van 40 jaar. Tien jaar later vertelt zijn moeder er over. Zij was aanwezig bij de schuldigverklaring en ze aanhoorde de woorden van de dader en zijn straf. Maar ze was niet voldaan. Ze besloot hem op te zoeken, wat ze ook deed in oktober 2021. Ze zegt daarover: ‘Jims moordenaar en ik liepen in een kringetje rondom de gedachte van vergeving, maar hij vroeg er niet rechtstreeks om. Ik zou die hem hebben gegeven, zonder enige twijfel’. De stap die Diane Foley zet betekent een opening die voor haar toekomst schept.
Er zijn ongetwijfeld meer voorbeelden te noemen waarin een gelijkaardige vergevingsgezindheid tot uitdrukking komt. Ze mogen gelden als tekenen van de toekomstige wereld waar we op hopen. Jezus van Nazaret is daar het levend voorbeeld van. Hij incarneert dat nieuwe begin met zijn eigen leven en optreden. De herinnering die hij nalaat is onverwoestbaar. Door de eeuwen heen hebben mensen moed geput uit de spirituele kracht die hij uitstraalde. Die kracht dreef hem naar mensen die aan hun lot waren overgelaten. Hij ambieerde geen politiek succes en evenmin een instituut van wereldformaat.

De toekomst is geen ver, wazig beeld. Het zijn eenvoudige vrouwen als Maria en Elisabet die gestalte geven aan het visioen van een wereld in gerechtigheid en vrede. Zij zijn draagsters van nieuw leven. Zij hebben hun vertrouwen gesteld in Jezus’ Abba, zijn lieve Vader. Zij ervaren hun leven als één en al dankbaarheid. Hun beider zonen zijn de voortrekkers van de nieuwe tijd. Niet alleen voortrekker, zij zijn er de concrete belichaming van. Zij openen een toekomst die geen einde heeft. Een toekomst die hier en nu begint in hun eigen optreden en die anderen bezielt met eenzelfde vertrouwen en bezieling.
De toekomst die ons is aangezegd breekt door in de luisterbereidheid van beide vrouwen. Maria heeft geen andere ambitie dan te luisteren naar de stem die haar aanspreekt. Daarom neemt ze ook een bijzondere plaats in binnen de geloofsgemeenschap. Zij wordt vereerd als beeld van de kerk-in-wording.

inleiding drs. Theo van Adrichem OFM
preekvoorbeeld Ignace D’hert OP