- Versie
- Downloaden 41
- Bestandsgrootte 242.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 mei 2021
- Laatst geüpdatet 15 mei 2021
15 augustus 2021
Maria Tenhemelopneming
Lezingen: Apok. 11,19a; 12,1-6a.10ab; Ps. 45; 1 Kor. 15,20-26; Luc. 1,39-56 (B-jaar)
Inleiding
‘Opdat God over alles en allen zou regeren’ (1 Kor. 15,28) is het einddoel dat de auteur van de Korintiërsbrief voor ogen staat als hij de eindtijd beschrijft. Dit koningschap van God is het verbindende thema van alle lezingen vandaag. Ter gelegenheid van Maria Tenhemelopneming zijn hierbij ook teksten gekozen die uitdrukkelijk oog hebben voor vrouwen: van de koningspsalm die behalve de koning ook de koningin en koningsdochters naar voren brengt, over de vrouw die haar kind ter wereld brengt in Openbaring, tot het loflied van Maria in Lucas.
Lucas 1,39-56: Tot redding van Gods volk geboren
Het bezoek van Maria aan Elisabet (Luc. 1,39-56), waarbij Maria haar loflied uitspreekt, maakt deel uit van het zogenaamde kindheidsevangelie. Het wordt omringd door de geboorteaankondigingen van Johannes en Jezus (Luc. 1,5-25 en 26-38) en hun geboorteverhalen (Luc. 1,57-80; 2,1-20). De centrale gedachte in dit kindheidsevangelie is dat God de bevrijder is van zijn volk, beloften van oudsher waarmaakt, en ook nu toekomst aanzegt.
Lucas brengt hierbij een verhaal in de tegenstroom van de keizerlijke propaganda vanaf keizer Augustus. Romeinse auteurs bezingen onder meer diens regeringsperiode als de gouden eeuw, waarin rechtvaardigheid en vrede heersen. Door die periode van rust en economische welvaart – althans voor de Romeinse burgers – wordt Augustus als bevrijder van de wereld gezien. Dezelfde Augustus heeft ook de eretitel ‘zoon van de goddelijke’ als zijn pleegvader, Julius Caesar na zijn dood vergoddelijkt wordt. In de keizerlijke propaganda zijn dus alle elementen aanwezig die het kindheidsevangelie op Jezus toepast: goed nieuws voor velen wegens de geboorte van een goddelijk kind dat vrede en bevrijding brengt (vergelijk 2,10-11). Lucas ondermijnt de keizerlijke propaganda. In het licht van de Romeinse verdrukking met als dieptepunt de vernietiging van de tempel te Jeruzalem in het jaar 70 is het begin van het goede nieuws niet de geboorte van Augustus maar die van Jezus. Het is in Jezus en diens verkondiging van het Rijk Gods, dat Gods bevrijding zichtbaar wordt.
Magnificat
In een tijd waarin wereldlijke heersers goddelijke allures hebben, wordt de vraag wie men tot zijn God verheft, dubbel zo belangrijk. Verheerlijking van de machthebbers kan gevaarlijk zijn voor wie machteloos is. Het is bijvoorbeeld maar zeer de vraag of het voor de betrokken vrouw wel zo interessant is dat de koning een oogje op haar laat vallen. Psalm 45,12 roept op tot onderwerping aan de wil van de koning. Lang niet elke vrouw komt echter als koningin aan diens rechterhand (45,10) te staan: de anderen komen wellicht in een harem terecht. Of de koning maakt mogelijk, zoals in de verhalen van David en Batseba, gewoon misbruik van de situatie in de verwachting dat zijn ondergeschikten zich er in schikken. In die zin kan men in Psalm 45,7v ook een onderhuidse kritische noot lezen: deze koninklijke macht heeft wat God betreft een koning alleen als hij gerechtigheid liefheeft en het kwade haat.
Maria’s loflied maakt duidelijk dat God krachtdadig kan ingrijpen en daarbij ook heersers van hun troon verstoot (Luc. 1,51v2). In navolging van Hanna (1 Sam. 2,1-10) bezingt ze een God die oog heeft voor de geringe. De God die zij bejubelt is de God die omziet naar de vernedering van een vrouw en de vernederden verhoogt (Luc. 1,48.52), die zich blijvend over zijn volk ontfermt (1,54v).
Jezus als messiaanse koning
Lucas maakt duidelijk dat in Johannes en Jezus beloften uit het verleden nu werkelijkheid worden, en zo garant staan voor beloften uit de toekomst. Dat zowel Elisabet als Maria volgens de aankondiging van de engel zwanger worden en bevallen, ondersteunt het vertrouwen in de belofte dat met Jezus de beloften rond een blijvend davidisch koningschap werkelijkheid zullen worden: Jezus krijgt de troon van David en aan zijn koningschap komt geen einde (Luc. 2,32-33).
De kruisdood stelt de christenen voor de uitdaging om hun positie tegenover deze Jezus te bepalen: is dit de zoveelste mislukkeling die zich de messias waande? Of is dit waarlijk de Messias van Godswege? Het geloof in de opstanding overbrugt de schijnbare mislukking van Jezus’ project en verkondiging van het Rijk Gods. De eerste christenen verwachten het definitieve ingrijpen van God in de nabije tijd, met de komst van Jezus als Mensenzoon. In Korintiërs 15,20-28 vinden we een beeld van de eindtijd, die mogelijk wordt omdat Christus is opgestaan uit de doden. Bij zijn komst zullen ook alle mensen die Jezus toebehoren, opstaan. Alle tegenkrachten worden vernietigd, de dood als laatste, en zo lang blijft Jezus als koning heersen om ten slotte het koningschap aan God over te dragen, opdat God over alles en allen kan heersen.
Apokalyps 11,19a; 12,1-6a.10ab – De vrouw en de draak
In Openbaring wordt de eindtijd in apocalyptische beelden geschetst. Met mysterieuze symboliek en visioenen spreekt het boek de lezers moed in in moeilijke tijden. Voor de eerste lezers waren diverse zinspelingen op hun actuele situatie wellicht voor de hand liggend en overduidelijk, terwijl ze voor ons niet zo eenvoudig meer te achterhalen zijn. Apocalyptische teksten ontstaan vanuit de spannende vraag: hoe zullen de gruwelen van de huidige tijd aflopen? Het gelovige antwoord is: houd moed, uiteindelijk zal God de overhand halen. Twee wereldorden worden tegenover elkaar gezet. Tegenover de machten van het kwaad, het beest, waarbij de auteur Rome en de keizercultus voor ogen heeft, staat de macht van God, een tijd van vrede zoals God die waar zal maken in de nabije toekomst, waarbij het Kind, het Lam (verwijzing naar Christus) een belangrijke rol speelt.
Belangrijke gebeurtenissen, en dus zeker het aanbreken van de eindtijd, gaan literair gepaard met grootse natuurfenomenen. Een vrouw bekleed met zon, maan en 12 sterren is een teken aan de hemel. De verwijzing naar zon, maan en sterren bij de eindtijd (zie ook Luc. 21,25) suggereert een vorm van nieuwe schepping. Het getal 12 van haar kroon verwijst hierbij naar de 12 stammen van het volk: de vrouw draagt de koninklijke verwachting van het volk Gods.
Deze vrouw schreeuwt in barensnood, wat bij Jesaja al het beeld was voor het uitschreeuwen tot God van de uitzichtloze situatie waarin het volk zich bevindt (Jes. 26,17-18). In tegenstelling tot het vruchteloze geschreeuw bij Jesaja baart de vrouw wel een kind. De nieuwe toekomst voor het volk wordt meteen ook belaagd door een zevenkoppige draak, die symbool staat voor Rome dat op zeven heuvels is gebouwd. Ondanks deze grote dreiging en de kwetsbare positie van een vrouw in barensnood, wordt het kind gered en voor God gebracht. Dit kind zal alle volkeren hoeden met een ijzeren staf, zoals de geliefde zoon uit Psalm 2 die de volkeren in bezit krijgt en kan breken met een ijzeren staf (zie ook Apok. 2,27). Ook de vrouw zelf kan de draak ontvluchten en geniet bescherming in de woestijn. De draak wordt verslagen: de tijd van redding, macht en koningschap van God en diens Messias is aangebroken.
1 Korintiërs 15,20-26
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Preekvoorbeeld
Ik heb altijd begrepen dat het lang heeft geduurd voordat er in onze parochiekerk van Burgum een Mariabeeld is komen te staan, waarbij je een kaarsje kunt opsteken. Wat daarvoor de overwegingen van mijn eerbiedwaardige voorganger en leermeester pater Doesburg zijn geweest is mijzelf niet bekend, maar er zijn vast wel parochianen van het eerste uur die dat nog kunnen vertellen. In elk geval heeft een voorganger van recenter datum, pastor Herman Peters besloten dat het hier in de kerk mogelijk moest zijn om net als in bijna elke katholieke kerk een kaarsje te branden. En als ik hier vroeg ben op zaterdag of zondag en rustig wat zit te bidden op een stoel vóór in de kerk, zie ik hoe mensen als eerste gang in de kerk naar Maria toegaan. Een kaarsje voor de kinderen, voor een ziek familielid, voor het welslagen van een operatie, voor een dode moeder of vader, die nog altijd worden gemist: wíe zal het zeggen!
Sta ons bij in alle nood, zo bidden die kaarsjes in onze naam. Want dát is waarom we ons tot Maria wenden: dat ze ons zou bijstaan. We kunnen dat aan álle heiligen vragen, we kunnen het natuurlijk ook vragen aan Jézus, we kunnen het zeker ook vragen aan onze Váder in de hemel, maar we vragen het toch voorál aan Maria. En dat dóén we, omdat Maria een méns is! Een mens zoals wij! Net als wij kende zij geluk en ongeluk, vreugde en verdriet, zekerheid en onzekerheid, vertrouwen en angst. Maar hoe dan ook, zij blééf trouw en zij blééf geloven. Zij ging niet ten onder aan pessimisme en wanhoop, niet aan drank en drugs, niet aan een eetstoornis, en ze hoefde geen pillen in te nemen om maar overeind te blijven. Nee, haar geloof en trouw bléven sterk, óók toen ze haar goddelijk kind ter wereld moest brengen in een schaapsstal. Oók toen ze naar Egypte moest vluchten omdat het leven van haar Kind door een jaloerse koning Herodes bedreigd werd. En óók toen haar Zoon van twaalf buiten het weten van haar en haar man Jozef om in de tempel achterbleef, en haast arrogánt vroeg of ze dan niet wist dat hij in het huis van zijn Váder moest zijn. Tenslotte óók toen hij als een geminachte misdadiger aan het kruis werd geslagen en ze haar dode Zoon in de schoot gelegd kreeg waaruit hij ook was geboren. Dát, zusters en broeders, is wat ons tot haar doet bidden en waarom we haar om steun vragen: dat ook wíj niet ten onder mogen gaan wanneer we het gevoel hebben dat alles ons tegenzit in het leven, onder inspanningen die toch weer niets opleveren, onder ziekte en ellende. Dan bidden we om haar steun, en dat háár voorbeeld ook ónze weg mag zijn.
We steunen daarbij op haar Magnificat. Haar loflied omdat zij door God werd uitverkoren om moeder te worden van zijn Zoon. Zij, een jong meisje uit een onooglijk klein dorpje in het immens grote Romeinse rijk. Maria, geen keizerin of machtige vrouw van hoge adel uit Rome of een andere belangrijke stad, maar een doodeenvoudig meisje dat, net als de andere vrouwen in de cultuur van haar dagen, níét meetelde in de maatschappij. Zoals zoveel vrouwen tot op de dag van vandaag had ze geen rechten, alleen maar plichten en volstrekte onderdanigheid. En tóch kiest God de Heer voor háár, juist voor haar! Haar vreugde om die uitverkiezing zingt ze uit in haar Magnificat. Dankbaar dat God vol liefde is voor armen en kleinen, dat hij de machtigen en de rijken met lege handen wegstuurt, en dat hij barmhartig is voor eeuwig! Ook dáárom blijft Maria ons aanspreken: om haar geloof in Gods liefde. Geen voorkeurliefde voor wie rijk is en machtig, maar voor wie nederig is en klein, voor wie niet meetelt in onze samenleving. Alleen zó wordt de wereld leefbaar voor iederéén, en is dat niet wat wij willen? Een wereld waarin mensen gelukkig kunnen zijn, een wereld waarin niemand nog geconfronteerd wordt met wreedheid, met oorlog, met uitbuiting, met onderdrukking. Dat díé nood niet over ons mag komen, ook daarvoor bidden we tot Maria.
Hoe dreigend die nood is, zien we in de eerste lezing. Johannes, de auteur van het boek Openbaring, schetst die nood in merkwaardige beelden. Als een vernietigende en moordende draak keert het kwaad zich tegen de wereld, veegt het een derde van de sterren aan de hemel weg en werpt ze op de aarde. Als we daarover durven na te denken weten we wel wie die draak is en wat er met de weggeveegde sterren wordt bedoeld: de draak staat voor het kwaad in de wereld. Voor de machtswellustelingen die hun volk in diepe ellende storten door de vreselijk oorlogen, volkerenmoorden, vernietiging, uitbuiting en slavernij die de wereld al eeuwen teisteren. Je hoeft maar naar de verschillende uitzendingen van het journaal te kijken om te zien dat al die ellende ook vandaag de dag nog steeds niet uitgeroeid is! We kunnen alleen maar hopen dat het Kind dat Maria heeft gebaard, Jezus Christus, de Prins van de Vrede, de draak van het kwaad zal overwinnen.
Zusters en broeders, laten we ook dáárvoor bidden tot Maria: dat haar Zoon, dat Gód, de draak van het kwaad mag overwinnen. Dat zij onze gebeden om vrede doorgeeft aan de Drie-ene God, Vader, Zoon en heilige Geest. En dat wijzelf, leerlingen van haar Zoon, met de steun van zijn Moeder Maria, ieder op de plaats waar we gesteld zijn, mogen streven naar liefde en vrede.
inleiding dr. Ine Van Den Eynde
preekvoorbeeld Paul Verheijen