- Versie
- Downloaden 15
- Bestandsgrootte 376.45 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
24 december 2012
Geboorte van de Heer – Kerstnacht
Lezingen: Jes. 9,1-6; Ps. 96; Tit. 2,11-14; Luc. 2,1-14 (C-jaar)
Inleiding
Bevrijding is het thema dat de lezingen van de kerstnachtviering verbindt. De profeet Jesaja kondigt in een danklied de toekomstige bevrijding van Israël al als voltooid aan. Die is concreet geworden in de geboorte van een kind, een nieuwe koning.
Paulus schrijft in zijn brief aan Titus over de hoop waarmee wij mogen leven, het geluk dat Gods glorie verschijnen zal en de glorie van onze redder Jezus Messias. En de engelen in het geboorteverhaal van Lucas verkondigen de blijde tijding van de geboorte van een redder, hij is Messias, de van de geest vervulde, hij is de heer en niet Augustus, de heerser in het Romeinse rijk, die zich redder en heer liet noemen. Jesaja 9,1-6
Zoals een vluchteling na een lange bange nacht met vreugde het opgaan van de zon begroet, zo zal het volk dat in verdrukking verkeert, zijn bevrijding ontvangen. De heer van de hemelse machten zal het doen, bezingt Jesaja op het einde van zijn danklied. Het is toekomst, maar de profeet brengt het als reeds voltooid. Hij ziet het al helemaal voor zich.
Het volk dolend in het donker ziet een schitterend licht. Zij zien licht en licht beschijnt hen, zij komen in het licht. Vreugde maakt zich van hen meester. Het is God zelf – de profeet spreekt hem met ‘u’ aan – die het volk in gejuich doet uitbarsten. Hij schenkt diepe vreugde. Zoals mensen, voor hun voedsel van de seizoenen afhankelijk, ontzettend blij zijn wanneer de oogst aanbreekt en de tijd van schaarste of honger voorbij is; en zoals soldaten na de
overwinning wild enthousiast de buit verdelen.
De reden tot vreugde is dat de onderdrukking verbroken wordt. Het juk, de stok en de zweep doen denken aan dieren en slaven die een zware last te dragen hebben, geslagen worden en aangedreven. God zelf, hier weer rechtstreeks aangesproken, zal ze verbrijzelen. Ook in Psalm 46,10 horen we dat de vernietiging van de oorlogswapens tot Gods grote daden behoort. God zal het doen zoals in de tijd van Gideon die in een hopeloze situatie met een
kleine groep Israëlieten het indrukwekkende leger van de Midjanieten wist te verslaan (Recht.7).
Alles wat nog doet denken aan de onderdrukking, de stampende laarzen, de soldatenkleding waaraan bloed kleeft, heel de uitrusting van soldaten zal door vuur verteerd worden en helemaal verdwijnen.
Er is een nieuw begin, een nieuwe dageraad. Het treedt aan het licht in een kind. Een kind is ons geboren. Een zoon ons gegeven. Het is het stralende licht dat het volk beschijnt, uitzicht en hoop geeft. Op zijn schouders niet de stang van de onderdrukker, maar de heerschappij.
Jesaja gebruikt hier niet het woord koningschap en spreekt ook niet over de koning van de vrede, maar over vorst of heerser en heerschappij, waarschijnlijk omdat voor hem God de eigenlijke koning is (Jes. 6,5). In relatie tot God is hij stadhouder, in relatie tot het volk koning.
Bij de troonbestijging van een farao in Egypte werden zijn troonnamen genoemd, die hem bij zijn geboorte al werden gegeven als een bevestiging dat hij de kroonprins was en de legitieme opvolger zou zijn.
De namen worden verschillend vertaald zoals ‘wonderbare raadsman’ of ‘wonder van beleid’. Het blijkt niet alleen om raadgeving te gaan, maar ook om het nemen van beslissingen, weten wat je te doen staat, wat beter in het woord beleid tot uitdrukking komt. Het ‘wonderlijke’ heeft vooral betrekking op zijn ideale plannen, het bijzondere van
zijn beslissingen. Hij weet een fantastisch beleid te maken, doeltreffend. En hij zal het ook weten te realiseren, en heet daarom ‘goddelijke held’ of ‘sterke God’.
In Jesaja 10,21 heeft JHWH dezelfde naam ‘sterke God’. Bij de troonnaam ligt vooral de nadruk op de sterkte, de kracht om zijn beleid uit te voeren, en die als van God is. Dat sluit ook goed aan op wat over de telg uit de stronk van Isaï gezegd wordt in Jesaja 11,2: ‘De geest van JHWH rust op hem…, een geest van beleid en sterkte’. Hier worden woorden van dezelfde stam en betekenis gebruikt.
En hij heet ‘eeuwige vader’ of ‘vader voor eeuwig’. In relatie tot God is de koning zoon. In relatie tot het volk is hij vader die voor zijn volk zorgt. Hij zal niet zoals zijn voorganger ontrouw worden, maar blijven zorgen, het liefst altijd. In Psalm 72,17 wordt de koning ook eeuwig leven toegewenst ‘zijn naam zal eeuwig bestaan’.
En dan komt de climax van de namen. Vredevorst. Als heerser, als koning zal hij het volk sjalom brengen, alomvattend welzijn. Door zijn verrassend beleid, zijn krachtige regering en blijvende zorg zal hij het volk daartoe brengen. De heerschappij die op zijn schouders rust, de macht die hij heeft is groot, en de vrede die hij
tot stand brengt zal blijvend zijn, ze kent geen grenzen.
Nu valt in dit danklied pas de naam van David en zijn koninkrijk. Het zal gevestigd worden en blijvend zijn omdat het op recht en gerechtigheid gebaseerd is, zoals de troon van God (Ps. 89,15).
Al wat over de nieuwe koning gezegd is zou de indruk kunnen wekken dat hij zelf de bevrijder en brenger van de vrede is, maar het is de ijver van JHWH van hemelse machten die het hem doet. Zijn ijver wijst op passie, zijn emotionele betrokkenheid. Het heil van zijn volk, maar ook zijn macht en eer staan op het spel.
Lucas 2,1-11
Belangrijke mensen krijgen meestal een geboorteverhaal waarin de betekenis die ze in hun leven gekregen hebben, al kernachtig wordt samengevat. Lucas volgt de bijbelse traditie van geboorteverhalen waarin naar voren komt dat God de geschiedenis leidt en door mensen naar zijn voltooiing voert. Het antwoord van Maria ‘mij geschiede naar uw woord’ gaat in vervulling. Wat in vertalingen meestal weggelaten wordt omdat het zo stijf klinkt, ‘En het
geschiedde’, waarmee Lucas de onderdelen van het verhaal telkens begint (vv. 1.6.15), geeft aan dat in het gebeuren zich Gods woord realiseert.
Ook de herders zullen zeggen: laten we naar Betlehem gaan om te gaan zien het woord dat geschied is (v. 15).
Lucas plaatst de geboorte van Jezus in de grote wereld van die dagen, het Romeinse wereldrijk, dat in beweging komt voor een grote inschrijving die keizer Augustus heeft verordonneerd om te weten hoeveel belasting hij kan innen, en hoeveel soldaten hij kan oproepen.
Wat op een afgelegen plek in het rijk gebeurt, heeft betekenis voor heel de wereld. De boodschap dat er vandaag een redder voor jullie geboren is, blijkt niet alleen voor het volk bestemd te zijn, maar voor alle volken. Deze universele dimensie is kenmerkend voor heel het evangelie en het boek Handelingen van Lucas. ‘Alle mensen zullen de redding van God zien’ (Luc. 3,6).
Met nadruk vertelt Lucas de afkomst van Jezus uit de familie van David. Hij is de Messias, zo kondigen de engelen aan. Hij is de gezalfde, de met geest vervulde. De heilige Geest is een belangrijk thema in het Lucasevangelie. Als Messias zal Jezus met de geest dopen, aan armen het goede nieuws brengen, blinden de ogen openen, onderdrukten bevrijden. Herders die tot de gemarginaliseerden van de samenleving behoorden, krijgen als eersten het
goede nieuws te horen dat er een redder voor hen geboren is.
Lucas blijkt geboeid door de onbeperkte mensenliefde van Jezus. Hij zal de redder en helper van de armen zijn, vraagt van rijken om aandacht te hebben voor hen en te geven. Bij de geboorte deelt hij al hun lot. In het nachtverblijf was er geen plaats voor hen, zijn moeder kan hem niet anders dan in een kribbe, een voederbak leggen, wat ook wijst op het ongevestigde bestaan dat Jezus leiden zal: ‘De vossen hebben holen, de vogels nesten, maar
de Mensenzoon heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen’ (Luc. 9,58).
Jezus zal een redder en vriend zijn van zondaars en tollenaars. Wat er ook gebeurd is, er is altijd een weg terug. Als je naar de vader terugkeert, houdt hij de deur niet gesloten, ja hij staat al op de uitkijk, een stroom van barmhartigheid komt je tegemoet (Luc. 15, 20). Telkens horen we van Lucas dat de geredden God verheerlijkten om wat de redder voor hen deed. Bijvoorbeeld Lucas 5,25v: ‘En allen verheerlijkten God en zeiden: vandaag hebben wij
iets ongelofelijks gezien’. Bij zijn geboorte stemt een hemelse heerschare in met een lofzang waarin zij Gods eer bezingen. Gods macht en eer is gelegen in de bevrijding en de vrede van mensen.
In het geboorteverhaal is heel het evangelie al in een notendop aanwezig. In een kind, liggend in een voederbak, komt ons een wereld van bevrijding, van rechtvaardigheid en liefde tegemoet.
Preekvoorbeeld
Heden is u een Redder geboren
Na het overweldigende bericht van de engelen: ‘Heden is u een Redder geboren’, zijn de herders op onderzoek gegaan. Ze vinden Jozef Maria en het kind dat in een voederbak ligt.
En dan staat er: zingend en juichend gaan ze weer terug naar hun schapen. Het is waar wat de engelen hebben gezegd. Heden is u een Redder geboren.
Ik heb me zitten afvragen: Wat is er in die stal gebeurd?
Als je het van buitenaf bekijkt, is het soberheid troef. Jozef en Maria waren er beland omdat er geen plaats voor hen was. En natuurlijk ontroert een pasgeboren kindje, maar om nu te zeggen dat zo’n kindje je redding is, dat gaat wel erg ver. Wat is daar gebeurd?
Kennelijk heeft het bij de herders een hele diepe snaar geraakt, want hun ziel zingt het uit. Als de ziel gaat zingen, als iemand spontaan gaat zingen, dan straalt er iets van binnen.
Ik vroeg me af: welke diepe snaar is bij de herders aangeraakt? Kijk, die herders waren allemaal straatarme mensen. In de volksverhalen wordt verteld dat ze met de nek werden aangekeken, de een had een gebrek, de ander had een ziekte onder de leden. Ze konden niet goed leren, ze waren moe en leefden van de ene dag in de ander; het
was een kwestie van overleven.
Alles wat ons leven zwaar maakt, wordt als het ware in die herders samengebald.
Ziekte, verlatenheid, niet worden begrepen, niemand zijn.
De eerste snaar die geraakt wordt is een diepe religieuze ervaring. Midden in de nacht gaat de hemel open. Er verschijnen engelen en ze voelen heel diep: Wij worden vanuit de hemel gezien! We worden door God gezien!
Ze ervaren heel diep: wie je ook bent, jij mag er zijn, hoe ze ook over je denken, wat je
ook hebt uitgevreten. God houdt van jou!
Geweldig, overweldigend is zo’n ervaring. Mensen die het hebben meegemaakt zeggen dat je als het ware wordt opgenomen in de heerlijkheid van God. Om het dichterbij te brengen: we hebben allemaal wel eens van die momenten dat je ’s nachts ligt te malen, dat boze geesten je kwellen, dat je je afvraagt: wat is mijn leven waard,
waar leef ik voor? Soms kun je het gevoel hebben dat je alles verkeerd doet, dat je het anders
had moeten doen, dat je verkeerde keuzes hebt gemaakt en dat maalt maar door…
En dan ineens dat heldere moment dat je jezelf de vraag stelt: Waar gaat het om? Op zo’n moment kan het gebeuren dat er iets in ons begint te resoneren van overgave en je toevertrouwen aan iets dat groter is dan je zelf. Aloude woorden kunnen dan klinken: ‘Hier ben ik God, dit ben ik, neem mij aan zoals ik ben’. Het is op die momenten dat er een goddelijke vrede over ons kan komen. Een vrede die zo sterk is dat ze ons doet gaan naar onze
naaste.
Het verhaal zegt ons dat een engelenkoor vanuit de hemel die boodschap aan ons vertelt:
‘Vrede voor jou en vrede voor alle mensen van goede wil.’
Met die ervaring worden de herders wakker. De engelen zijn naar de hemel en het is weer donker. Ze zijn nog even arm en beperkt als voor die tijd. Maar er is een snaar aangeraakt en ze gaan op onderzoek uit. Is het waar dat God van ons houdt? Is het waar dat er
iemand is die zegt: Jij mag er zijn?
Ze gaan de wereld in. Ze komen aan bij een stal. De deur gaat open. Iemand zegt:
‘Welkom in dit huis, in deze stal, wie je ook bent.’ Ze zien een kind en ze worden als een kind zo blij. Wat hier gebeurt, is dat de hemelse vrede gestalte krijgt in een aardse vrede. Ze zien een pasgeboren kind, maar ze worden als het ware ook zelf opnieuw geboren. Het kind in hen wordt aangeraakt, dat wil zeggen: ze worden onbevangen blij. Ze voelen zich thuis bij zich zelf en bij elkaar. Ze zingen en zeggen: Het is waar wat de engelen ons hebben gezegd.
Dat is de tweede snaar die wordt aangeraakt. Wat ze in een visioen hebben beleefd,
wordt in het leven van alle dag ervaren. Hemel en aarde raken elkaar.
Het is niet gemakkelijk om dat oude verhaal te verduidelijken met een hedendaags verhaal.
Toch doe ik een poging.
Een jonge man was te gast bij een pastor die werkte in de sloppenwijken van Rio. Midden in de sloppenwijk stond een prachtige kerk. De jonge man zei tegen de pastor: is het niet gênant, zo’n dure kerk in zo’n arme wijk.? De pastor zei: Integendeel. Hier ervaren de mensen even de hemel op aarde. Hier mogen ze even zichzelf zijn en hun zorgen delen met onze Lieve Heer en met Maria. Hier mogen ze zich even in de hemel voelen en ervaren dat
God van hen houdt. Als ze deze plek niet zouden hebben, hadden ze niets. De jonge man bleef een week in de kerk, en elke middag ging hij met de pastor de sloppenwijk in. Hij deelde met mensen brood en soep. Te midden van alle ellende en armoede en criminaliteit zag hij dankbare ogen. De vrede die in de kerk zo voelbaar aanwezig was,
voelde hij soms in de schamele hutten waar hij welkom was.
De herders gingen naar huis. Ze hadden geen jackpot gewonnen, ze gingen nog even sjofel gekleed, hun armoede was niet verminderd, maar ze waren wel veranderd. Ze waren mens geworden, opnieuw geboren. En tegen iedereen zeiden ze: ‘Het is echt waar. God houdt van mensen, dat hebben we ervaren daar in die stal.’
Nol Sales, inleiding
Hans Boerkamp, preekvoorbeeld