Kerstdag, 25-12-2022

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 4
  • Bestandsgrootte 137.82 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 1 oktober 2022
  • Laatst geüpdatet 1 oktober 2022

Kerstdag, 25-12-2022

25 december 2022
Geboorte van de Heer - Dagmis

Lezingen: Jes. 52,7-10; Ps. 98; Heb. 1,1-6; Joh. 1,1(-5.9-14)-18

 

Inleiding

Jesaja 52,7-10
De lezingen van de Nachtmis brengen de vierende geloofsgemeenschap de geboorte van Jezus te binnen, als de vervulling van een lange verwachting in het Eerste Testament. Deze teksten van de Dagmis willen de diepte peilen van de betekenis van Jezus’ komst in de geschiedenis. Vooral dat het verhaal van Jezus’ leven vanuit Gods perspectief van de eeuwigheid gezien kan worden.
De Eerste lezing van de Dagmis is een tekst van rond 540 vChr. van de Tweede Jesaja. Hij heeft het over een vreugdebode die vrede komt melden, ‘goed nieuws’ verkondigt. Het is een belofte voor de mensen die in Babylon zitten. Zij zijn uit Jeruzalem gedeporteerd door de koning van Babylonië na de verovering van hun stad in 587 vChr. Nu komt de belofte van een nieuwe toekomst, door JHWH via de profeet die zich bij Jesaja aansluit. Deze vreugdebode komt vrede brengen, en de terugkeer van JHWH uw God naar Jeruzalem. Alle reden tot juichen en jubel! De Heer, JHWH, heeft zich weer eens laten gelden voor zijn volk, voor het oog van andere volken, jubelt de profeet. Goed Nieuws!!!

Psalm 98
De antwoordpsalm is een selectie uit Psalm 98 die de vreugde en de jubel van de zojuist gelezen tekst op de hoorders wil laten overspringen. De vreugde van de komst van de Heer mag de gemeenschap tot zingen en muziek en dansen leiden.

Hebreeën 1,1-6
De combinatie van de lezingen in de liturgie van de Dagmis gaat uit van een model van heilsgeschiedenis waarbij de komst van Jezus het draaipunt in deze geschiedenis is. De liturgische lezing uit de brief aan de Hebreeën is het begin van deze brief. Inhoudelijk stelt de onbekende auteur zich op het zelfde standpunt als de auteur van het Vierde Evangelie, ook onbekend, maar op naam van een Johannes gezet. Na vele profeten als woordvoerders gebruikt te hebben, heeft God nu tot ons gesproken door zijn Zoon. Die is zijn erfgenaam, neemt dus alles over van zijn Vader. Maar de schrijver kiest tegelijk ook het perspectief van het begin van de kosmos. Hij is erfgenaam van al wat bestaat en door wie God alles geschapen heeft. Je denkt direct aan Genesis 1, waarin op poëtische manier gezegd wordt dat God door zijn Woord de kosmos heeft geschapen. God als dichter, die met woorden zijn wereld schept. De Zoon is dus het Woord van het begin en ook de Eerstgeborene, van een nieuwe schepping. In de vorm van een retorische vraag en directe verwijzing naar de tekst van Psalm 2, wordt dit gestaafd.

Johannes 1,1(-5.9-14)-18
De lezing uit het Evangelie is ook het begin van een grootse tekst. Gebruikelijk wordt dit de proloog van het Evangelie genoemd. Het is niet de vorm van de tekst, maar de functie die ermee wordt uitgedrukt. Deze functie bestaat erin om de lezer het perspectief te bieden waarin de daarna volgende tekst gelezen en begrepen kan worden. Dat vervolg is het vertellende verhaal dat in vers 19 begint met het getuigenis van Johannes (de Doper) die in de proloog in vers 6 al genoemd is. Maar aan dat historische moment van het optreden van deze Johannes, die getuigt van het Licht, gaat de wording van het Licht nog vooraf. En als je zoekt naar het begin van het Licht, dan kom je nog verder terug bij de Logos (het Woord) die bij God is en God is. En door Hem is alles geworden wat er geworden is (vers 3). In dit perspectief van het begin van alles wordt de komst van Johannes geplaatst als door God gezonden om te getuigen van het Licht. Hij was niet het Licht, maar wel getuige van het Licht. Dit Licht kwam in de wereld, maar de wereld kende hem niet. De schrijver noemt nog steeds geen naam, maar alleen de functie van het ware Licht: iedere mens verlichten. Wie het Licht wel aanvaardden, kregen het vermogen kinderen van God te worden, aan hen die in zijn naam geloven. Zij zijn uit God geboren! De naam zélf is nog niet genoemd!
En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons zijn tent opgeslagen, en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd (v. 14). Hier blijkt voor het eerst iets van een auteur: het staat er in de eerste persoon meervoud: ‘onder ons’ en ‘wij hebben aanschouwd’. Dit laat zien dat deze tekst het product is van een collectief, een geloofsgemeenschap, die getuigt van haar geloof. Niet dus die van een enkeling, een geïnspireerde gewijde schrijver, zoals oudtijds gezegd werd. Wat hebben zij dan aanschouwd? De heerlijkheid van de Eniggeborene van de Vader, vol genade en waarheid. Als dit laatste ‘vol van genade en waarheid’ een ‘hendiadys’ – één begrip in twee woorden - is, dan betekent het ‘vol van de ware genade’. Van Deze komt Johannes getuigen dat Hij ‘chronologisch’ wel na hemzelf komt, maar ‘ontologisch’ – in de zijnsorde, metafysisch – aan hem voorafgaat, ‘want Hij was eerder dan ik.’ Dan gaat de hymne verder dat wij uit zijn volheid allemaal hebben ontvangen, ‘genade op genade’. Dit woord ‘volheid’ komt verder in dit Evangelie niet meer voor. Dan is er ineens een verwijzing naar de heilsgeschiedenis van Israël: de Wet werd door Mozes gegeven, de ware genade werd door Jezus Christus gegeven. Opmerkelijk is eerst dat er staat ‘door Mozes’ gegeven’ niet áán Mozes. Hij is wel een bemiddelaar van Gods woord – vergelijk wat Jezus zelf zegt in Johannes 5,46: ‘Want als U Mozes zou geloven, zou u ook mij geloven; over Mij immers heeft Mozes geschreven.’ Maar nog opmerkelijker is dat nu pas de naam van Jezus, met zijn titel Christus, in de tekst verschijnt. En bijna als een dubbelnaam: Jezus Christus. Nu pas wordt voor de eerste lezer of hoorder van de tekst openlijk gezegd over wie het ging tot nu toe als er sprake was van Het Woord dat in het begin er was (v. 1) en het Licht der mensen (v. 2), het Woord dat ‘vlees’ geworden is (v. 14), dat aan Johannes vooraf ging (v. 15).
Voor de eerste lezer of hoorder, lijkt het zo een verrassende onthulling. Maar in de liturgie van Kerstmis zitten vooral mensen die juist voor Jezus Christus komen. Wij komen om zijn menswording te vieren en zijn betekenis voor ons leven: om ‘genade op genade’ te ervaren. Voor ons geldt ook vers 18: ‘God’ heeft niemand ooit gezien, de eniggeboren God die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft hem doen kennen’ – uitgelegd! staat er in het Grieks! Daar gaat het dus over Jezus. ‘Eniggeboren zoon’, dat is de unieke zoon, zoals van Isaak gezegd werd in Genesis 22,2.
Het is duidelijk dat er een denkmodel gebruikt is uit het jodendom om dit verhaal van Jezus Christus zo te kunnen vertellen. Zoals de Wijsheid bij de Schepping God al ter zijde stond (Spreuken 8,22-30), zo werd ook over de Tora gedacht – de Wet, met gezag als Gods Woord. Deze bestond ook al bij God vóór het begin van de Schepping. God is van buiten deze schepping, dit bestel, transcendent. Maar Hij is niet on-kenbaar. Hij is geopenbaard in en door Jezus Christus. Hij brengt nog ‘genade op genade’. Dat is het Goede Nieuws.
De geschiedenis van ons mensen is lang niet altijd ‘heilsgeschiedenis’. Het onheil omringt ons meer dan ons lief is: met oorlogen en geweldsmisdrijven. Maar de liturgie van Kerstmis met het Evangelie volgens Johannes, wijst een oude weg: het Woord is mens geworden, en voor de gemeenschap van Johannes is deze Jezus Christus ‘naar het vlees’, weer Woord geworden. Woord van God in het Evangelie, opgeschreven voor de lezers om ‘kinderen van God’ te worden! Vergelijk Johannes 20,31

 

Preekvoorbeeld

Komt allen tezamen, / jubelend van vreugde, of Adeste fideles. Traditioneel beginnen zo onze kerstvieringen. Volle kerken en uit volle borst. Maar gaat het om samenkomen in de kerk? Als je de tekst goed beluistert, zijn het niet de vieringen met Kerstmis in welk kerkgebouw dan ook, maar hier wordt opgeroepen om samen te aanbidden. Drievoudig. Komt, laten wij aanbidden, venite adoremus.
Samen aanbidden, soms op afstand, dan weer online, maar in de volle verbondenheid rond het kind: O kind ons geboren. Een kind dat oplicht in het donker van de tijd: Het licht van de Vader, / licht van den beginne, / zien wij omsluierd, verhuld in ’t vlees. Van donker naar licht onder ’t sterrenblinken. Mensen kunnen niet zonder licht: uit de verborgenheid wordt het licht op aarde ontstoken.
Het is dan ook het eerste dat in de Bijbel wordt bezongen: de eerste dag is de dag van het licht. Geen wetenschappelijke vaststelling over het ontstaan van de aarde, maar een loflied op het leven. Het leven begint in het licht. De nieuwe morgen is de dag dat het licht wordt geboren. En het is goed, tov. Mensen koesteren zich in het licht en vertrouwen dat na de nacht de morgen komt.
Want soms is de nacht zo ontzettend donker dat het lijkt alsof het nooit meer licht zal worden. In het overgewicht van de grote machten waar kleine mensen geen plaats hebben, wordt het verstikkend donker. Je trekt door de duisternis als een woestijn van angst, onder de dreiging van de ondergang. Van donker naar licht. Maar het licht komt niet zomaar uit de lucht vallen. Er zijn woorden nodig, aarzelend gezongen of zachtjes gesproken, maar woorden die waar worden. Betrouwbare woorden die onder mensen klinken en tot leven komen. Geen loze beloften of lege kreten, maar woorden die daden worden. Er zij licht en er is licht. Schepping opnieuw, licht dat iedere mens verlicht.
Er zij licht en er is licht: Johannes de evangelist, lift mee op dat scheppingslied. Het wordt ook bij hem een lied. Over het waarachtige licht zingt hij. Dat scheppingslied uit Genesis zingt over hoe woorden werkelijkheid worden. Op het moment dat er sprake is van licht, wórdt het ook licht. In de taal van Johannes is dat bepaald geen wonder. Want wanneer hij het begrip woord gebruikt, betekent dat voor hem automatisch ook daad. Immers, je doet wat je zegt en je zegt wat je doet. Dat is betrouwbaarheid. Dat is nu precies waaraan het in onze tijd totaal ontbreekt. Niet alleen in het fake news in het buitenland, maar net zo goed in ons eigen land. Mooie woorden die licht lijken te brengen, maar die alleen maar diepe duisternis oproepen, uitzichtloze schaduw.
Mooie woorden die leeg blijven. De mensen in Groningen, vluchtelingen, oorlogsslachtoffers, asielzoekers, daklozen, toeslagenslachtoffers, uit huis geplaatste kinderen, gebroken gezinnen: ‘geen plaats’. Het klinkt als een vals evangelieakkoord. Allemaal loze woorden die niet in daden worden omgezet. Daar heeft de Bijbel geen boodschap aan.
De bijbelse boodschap gaat precies over een woord dat daad wordt, dat handen en voeten krijgt. Het woord is lichaam geworden. Daar zingt het scheppingslied over en daar gaat Johannes mee verder. Woorden die oplichten in het donker. Het licht van de Vader, / licht van den beginne, / zien wij omsluierd, verhuld in ’t vlees of: Wij treden biddend in uw licht.
Om dat verder te vertellen, geschiedt er een mens. Even wordt het lied van de evangelist hier onderbroken en er wordt iets verteld. Ook al een Johannes, of is het stiekem dezelfde? We weten het niet en het is ook niet van belang. Hij is zo iemand als die ‘vreugdebode’ over wie Jesaja vertelt. Die komt aansnellen met woorden van vrede en vreugde. Op de achtergrond klinkt de vreugdepsalm: Juich aarde alom, zet de zang in.
Want het moet verder worden verteld, voorgezongen. Het principe van waaruit God scheppend met de wereld bezig is. Niet ooit een keer, lang geleden in het begin, maar nu sinds het begin is God schepper. Het gaat niet om het moment waarop het ooit eens gebeurd zou kunnen zijn. Het gaat om het principe, het begin(sel) dat in de geboorte van het kind, van ieder kind steeds iets zichtbaar zal zijn van bevrijding en vrede. Een zoon die hij gesteld heeft tot erfgenaam voor alles… ik heb jou heden verwekt. Er is (zo zingt Johannes alweer) ruimte gemaakt voor genade en waarheid. Die zullen verder worden uitgedragen, schrijft hij. In de mens Jezus zal het scheppingswoord opnieuw gestalte krijgen, handen en voeten. Jezus = God redt. In hem kun je het nog weer eens zien. Door hem kun je opnieuw geïnspireerd worden. Hij is de betrouwbare.
Alsof God zijn tent onder ons opslaat. Geen kathedraal, geen paleis, geen bunker, maar een tent. Zo weer af te breken en op te nemen. Zoals ze ooit op reis door de woestijn met zich meedroegen, die tent. God niet gefixeerd op een bepaald punt, ondergebracht in een bepaald gebouw, gebonden aan een bepaald land, in beslag genomen door een bepaalde kerk. Hij slaat zijn tentje op bij mensen – daar waar het uitkomt.
In die tent wordt een stormlantaarn aangestoken. Een vaag lichtje in het donker, maar de duisternis heeft het niet opgenomen, niet eronder gekregen, overmocht. Dat is principieel voor die God. God die handen en voeten krijgt. Er is uit ’s werelds duistere wolken / een groot licht stralend opgegaan of: Scheur toch de wolken weg en kom. Dat zingt allemaal door het hoofd van Johannes. Dat schrijft hij op, hij zingt het voor. Wanneer we dat niet ieder jaar vieren dan gaan we onder in een automatische cyclus van doelloosheid, die zonder enige richting er maar zinloos op los leeft.
Steeds zijn er dreigende machten die onze wereld verduisteren. Heeft het zin om feest te vieren om dat ene kind in een wereld waar de ontelbare kinderen in de hongerlanden geen leven hebben, als vluchtelingenkind? Heeft het zin om licht te vieren tussen de duister dreigende schaduwen van razend om zich heen grijpende virussen, van mensen in zorg en ziekenhuis die zich geen raad weten? Heeft het zin om saamhorigheid te vieren terwijl de oorlog mensenlevens vernietigt? Wat doen wij eigenlijk?
Er zijn nu twee mogelijkheden: wij zitten in een kerk of thuis onze tijd te verdoen omdat je de wereld beter kunt opgeven en redden wat er voor jezelf te redden valt. We laven ons aan lege woorden en loze beloften over zorg in de regio of de hele wereld. We sussen ons in slaap: het valt vast wel mee. Of: wij houden de hoop levend en het licht brandend, dat het toch ondanks alles anders kan en anders moet. Om het woord juist niet in leegte te laten verleppen, maar om het woord ook werkelijk daad te laten zijn. Goed nieuws te laten worden, met handen en voeten.
De wereld waarin het kind Jezus werd geboren, verschilt eigenlijk niet eens zoveel van de wereld waarin de kinderen van nu worden geboren. Het is een wereld die niet zonder licht kan. Wij zullen het wel zélf in die wereld moeten uitdragen. Het is ons toevertrouwd: laat het niet uitgaan, maar geef het door aan anderen. Wij delen met elkaar het licht, het lied, de zegen. Wij zijn Gods kandelaar, wij gaan het donker tegen.

 

inleiding drs. Henk Berflo
preekvoorbeeld drs. Frans Wiersma