- Versie
- Downloaden 15
- Bestandsgrootte 289.46 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 9 februari 2021
25 december 2015
Kerstdag
Lezingen: Jes. 52,7-10; Ps. 98; Heb. 1,1-6; Joh. 1,1(-5.9-14)-18 (C-jaar)
Inleiding
In de lezingen van deze kerstdag komen geen romantische taferelen aan bod. Toch gaat het in wezen om hetzelfde kerstwonder als hetgeen zich afspeelt in en rond de voederbak: het wonder van een God die zich mee klein maakt om mensen te laten groeien in liefde. God heeft inderdaad ‘wonderlijke dingen gedaan’ (Ps. 98,1). De neerdaling van een gans andere God in een nabije Mensenzoon wordt in de vier daglezingen bezongen.
‘Gij komt van alzo hoge’
Dat JHWH zich altijd van elders naar de mens toe beweegt, blijkt al uit enkele werkwoorden in Jesaja 52 en Psalm 98. JHWH is een God die ‘komt’ (Ps. 98,9) en ‘terugkeert’ ondanks kleinmenselijk geloof (Jes. 52,8). Ook de vreugdebode die Gods komst aankondigt, ziet men vanuit de bergen in de verte aankomen (Jes. 52,7v). En Jezus – het mensgeworden Woord – komt eveneens van hoge en verre. Hij mag dan wel geboren zijn uit de schoot van Maria, hij werd verwekt door de Vader (Heb. 1,5). Het Woord was in den beginne bij God (Joh. 1,1) en rust(te) aan het hart van de Vader (Joh. 1,18). Het Woord komt van verder dan van de voederbak en volgens Hebreeën 1,3v zal Jezus ook terugkeren naar deze ‘majesteit in den hoge’.
Nabij in zijn woord
Die hoge afkomst verhindert God echter niet om mensen nabij te zijn. Integendeel, het versterkt onze indruk van zijn verlangen naar nabijheid, wanneer we horen en lezen dat de meest hoge ons op de meest menselijk mogelijke manier nabij wil zijn. Hierbij staat zijn woord centraal. God spreekt doorheen de geschiedenis. De God van Israël laat zich van in den beginne kennen als een God die zich tot mensen richt en via profeten tot hen spreekt (Heb. 1,1v).
Wanneer de Evangelist Johannes in zijn poëtische proloog stelt dat het Woord vlees is geworden, betekent dit twee dingen.
1. God bemiddelt niet langer via de profeten, maar openbaart zijn Woord in de persoon van Jezus zelf. Het mensgeworden Woord ‘heeft God doen kennen’ (Joh. 1,18). In Jezus ontmoet men Gods definitieve Woord. En dat definitieve Woord houdt veel verband met een liefde die groter wordt door zich kleiner te maken.
2. Indien God mens is geworden en wij het vlees delen waarin het Woord huist, betekent dit ook dat God vanaf nu tot ons spreekt in elk vlees, in elke mens die we ontmoeten. Hier klinkt een sterke oproep om een oneindige waarde toe te kennen aan iedere mens en het goddelijke nooit volledig buiten het menselijke te zoeken.
Bevrijding
De nabijheid van God en van zijn vleesgeworden Woord bewerken heil en bevrijding. Het gaat niet alleen om een individuele verlossing, maar ook om een bevrijding van verdrukking in sociale relaties. Dat blijkt uit Jesaja 52,7-10, waar een visioen van vrede en sociale rechtvaardigheid de Israëlieten in ballingschap oproept tot bemoediging. Psalm 98 beklemtoont eveneens een rechtvaardige heerschappij die met de komst van JHWH mogelijk wordt.
Hoewel ook Jesaja reeds benadrukt dat alle volkeren zullen kunnen aanschouwen dat het heil van JHWH komt (Jes. 52,10), wordt de eigenlijke bevrijding hier nog vrij particularistisch opgevat: de vreugdebode richt zich enkel tot het Israëlitische volk met zijn goede nieuws over Gods komst (Jes. 52,8). Zowel in de psalm als in de Hebreeënbrief en het Evangelie volgens Johannes is Gods redding universeler opgevat. JHWH komt om over de hele aarde te heersen, aldus Psalm 98. Als erfgenaam en oorsprong van al wat bestaat (Heb. 1,2; Joh. 1,3v), staat er geen beperking op het heilsaanbod van de Mensenzoon.
De bevrijding die Jezus brengt is niet alleen universeel, maar ook definitief. In de persoon van Jezus heeft God definitief zijn tent opgeslagen onder ons (Joh. 1,14). Sinds de incarnatie is er niet langer sprake van een God die zich nu eens wegkeert van zijn volk en er dan weer naar terugkeert (Jes. 52,8). In Jezus is God definitief nabij. Hoewel het verrijzenisgebeuren centraal staat tijdens het Paasfeest, is ook Kerstmis al een beetje Pasen. Zonder incarnatiewonder zou er geen verrijzenismysterie mogelijk zijn (en omgekeerd).
Een nieuwe schepping
In de beschreven universele en definitieve bevrijding van het universum schept het mensgeworden Woord een nieuwe kosmos (Heb. 1,2). De kracht van het scheppend woord is al duidelijk in Genesis 1. De formule ‘God sprak… en het was er’ komt wel tien keer voor in het eerste scheppingsgedicht. Hebreeën 1,3 maakt duidelijk dat het Woord met hoofdletter zijn schepping niet in de steek laat na het tot bestaan te hebben geroepen. Het vleesgeworden Woord schiep niet alleen, maar houdt deze schepping ook in stand (Heb. 1,3).
De nieuwe schepping blijft een steeds weerkerende uitnodiging aan mensen om zichzelf te hernieuwen. Deze nieuwe mensen zullen – net als het mensgeworden Woord – uit God geboren zijn (Joh. 1,13). Hoewel universeel aangeboden, is er volgens Johannes 1,12 een voorwaarde verbonden aan de gave van het vermogen kinderen van God te zijn. Het betreft een bewuste keuze om al dan niet mee te stappen in het licht van het scheppende Woord. De nieuwe schepping is geen gave zonder opgave en veronderstelt de bereidwilligheid om een relatie aan te gaan met de Vader en zijn Mensenzoon. Vanuit die relatie kan elke mens binnentreden in de ‘afstraling van Gods heerlijkheid’, die eigen is aan het wezen van het vleesgeworden Woord (Heb. 1,3).
Preekvoorbeeld
In de ouverture op zijn evangelie
bezingt Johannes al heel de opera van Jezus’ leven
en duidt hem als de openbaring van God zelf
vol van genade en waarheid.
Hij is vanaf de oorsprong het woord van God,
Gods oorspronkelijk en scheppend woord,
waardoor alles tot leven is gewekt.
Hij is het ware licht, dat iedere mens verlicht,
licht in de duisternis, dat niet wordt erkend.
In hem is het woord van God vlees geworden
en door hem kunnen allen die geloven in zijn naam,
kinderen, met andere woorden zonen en dochters van God worden.
Het kan niet anders of Johannes heeft dit mystieke gedicht gecomponeerd
met het leven, sterven en verrijzen van Jezus voor ogen.
Het is zijn gelovige visie op Jezus, Messias.
Pas achteraf wordt hem duidelijk dat in Jezus
God zichzelf helemaal heeft laten kennen.
Jezus heeft het woord van God ten volle belichaamd,
Gods woord is in hem vlees en bloed geworden.
En waarin dan wel?
In de levenswijze van Jezus vind je de tekenen van God;
zijn woorden bevatten geest en leven,
hij bezielt en inspireert mensen:
hij wordt levend water voor de vrouw bij de bron,
licht in de ogen van de blindgeborene,
brood uit de hemel voor hongerende mensen,
herder die zijn leven geeft voor zijn schapen…
Zelfs de weg van het kruis is in de ogen van Johannes geen nederlaag,
maar de weg van de dienaar die zelfbewust zijn leven geeft…
Op grond van het leven en sterven van Jezus
verkondigt Johannes met terugwerkende kracht
Jezus als het woord van den beginne,
het licht van de wereld,
ja, als de eniggeborene van de Vader.
Johannes verbindt in zijn gedicht twee lijnen:
enerzijds de menswording van God – de incarnatie –
en anderzijds de Godwording van Jezus.
Aan de ene kant laat hij zien
dat God in Jezus mens is geworden,
bij wijze van spreken uit de hoge hemel is afgedaald
om ons menselijk bestaan aan te nemen:
‘het woord is vlees geworden
en heeft onder ons gewoond’.
Aan de andere kant verkondigt hij
dat Jezus op de hoogte van God is gekomen,
ja, God is geworden:
‘Niemand heeft ooit God gezien,
de eniggeboren God
die in de schoot des Vaders is,
Hij heeft Hem doen kennen.’
Daarmee is voor Johannes de cirkel rond.
Het is een knap staaltje theologie dat Johannes ten beste geeft,
zware kost op de ochtend van het geboortefeest van Jezus.
Ik wil er twee vragen bij stellen die ogenschijnlijk erg verschillend zijn,
maar alles met elkaar te maken hebben:
1. Hoe verhoudt zich Johannes’ visie op Jezus tot de joodse traditie?
Is er sprake van een voortgaande lijn of begint met Jezus iets nieuws?
2. Hoe verstaan wij als leerlingen van Jezus onszelf?
Ligt voor ons en voor alle andere mensen de weg open
om messiaanse mens te worden, zonen en dochters van God?
Om niet de hele Tenach erbij te halen beperk ik mij tot de profeten.
We hoorden bij de profeet Jesaja
dat de vreugdebode op de berg liefelijk vrede meldt
en goed nieuws aankondigt, dat God omziet naar Sion,
en zijn volk, ja heel de mensheid troostend en bevrijdend nabij is.
In de profetische traditie wordt God allereerst voorgesteld
als een barmhartige God die bewogen is om mensen.
Wanneer het misgaat met ons, met onze politiek,
wanneer wij elkaar laten vallen en tekort doen,
wanneer we door crisis en ballingschap gaan,
zijn er profeten die namens God spreken,
zijn woord laten klinken door de vinger op de zere wonde te leggen,
maar ook de wonden te verzorgen en troost en hoop aan te kondigen.
De grote en kleine profeten van Israël zijn zieners, geen voorspellers.
Zij zijn bewogen om de noden van mensen,
en zien – doorzien – wat er speelt in de samenleving.
Zij verwoorden Gods boosheid om onrecht
en zijn barmhartigheid jegens de verdrukte.
Zó was ook Jezus profeet en wel de grootste van alle.
Hij lijdt met de gekwetsten en toont ons Gods barmhartige zorg,
die voortdurend uitgaat naar mensen op aarde.
Jezus leven en optreden is ondenkbaar zonder de profeten van Israël.
De evangelisten noemen hem veelvuldig ‘profeet’
en zeggen dat in hem Mozes en de profeten vervuld worden,
niet zozeer als vervulling van een voorspelling,
maar belichaming van waar Mozes en de profeten voor staan:
Gods barmhartigheid, Gods woord in onze wereld.
Als ik het goed zie begint er met Jezus niet iets nieuws,
maar wordt in hem de continue lijn van Gods barmhartigheid zichtbaar.
Je kunt wel met Johannes zeggen dat Jezus op zo volkomen wijze
het woord van God geleefd heeft dat in hem God vlees en bloed is geworden.
In Jezus is God mens geworden en tegelijk is in Jezus de mens God geworden
(en dat is wel iets nieuws).
Dat woord kan ook aan ons gebeuren.
Als wij horen en verstaan en anders gaan leven,
zullen we barmhartig worden als de Barmhartige
en zelf barmhartigheid ondervinden…
Dan zal de vreugdebode ook ons vrede melden
en de bevrijding van Godswege.
Dan zal Gods woord ook in ons vlees en bloed worden,
zoals het dat bij uitstek en ten volle is geworden in Jezus Messias.
Het is de gave en opgave aan ons deze Kerst opnieuw
om het woord van God te belichamen,
en te leven uit Gods barmhartigheid
anders gezegd:
dat God in jou mens kan worden
en dat jij mens van God kunt worden,
messiaans mens.
Ik wil afsluiten met een woord van Eckhart:
’Het zou weinig voor mij betekenen,
dat het woord vlees geworden is in Christus,
wanneer Hij dat niet ook in mijn persoonlijk werd,
zodat ik zoon van God zou zijn.’
dr. Valérie Kabergs, inleiding
drs. Ben H.G.M. Piepers, preekvoorbeeld