- Versie
- Downloaden 18
- Bestandsgrootte 298.99 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 30 juli 2019
- Laatst geüpdatet 4 februari 2021
24 juni 2012
Johannes de Doper
Lezingen: Jes. 49,1-6; Ps. 139; Hand. 13,22-26; Luc. 1,57-66.80 (B-jaar)
Inleiding
Jesaja 49,1-6
Dit is de tweede van de zgn. ‘Liederen van de Dienaar (Knecht) van JHWH.’ De andere zijn, naar men meestal aanneemt, 42,1-4, 50,4-9 en 52,13–53:12. Zowel over de historische achtergrond van deze liederen als over hun plaats binnen het geheel van de Tweede Jesaja (Jes. 40–66) zijn de meningen verdeeld. Sommigen dateren ze kort na de Babylonische ballingschap anderen eeuwen later. Sommigen zien de liederen zinvol ingebed in het geheel van de Tweede Jesaja, anderen denken meer aan vrij willekeurig gerangschikte latere invoegingen.
Het grootste probleem is echter wie of wat met deze ‘Dienaar van JHWH’ is bedoeld. Is hij het volk Israël zelf, of in ieder geval de personificatie van een deel van Israël, zoals 49,3 suggereert, of is het een concreet persoon? En als het een persoon is, is het dan een tijdgenoot – misschien wel de profeet zelf – of een gestalte die wordt verwacht? De Griekse vertaling van de vroege kerk, de Septuaginta, leest duidelijk dat laatste. In vers 1 staat daar niet ‘verre volken’ maar ‘na een lange tijd zal het plaats vinden.’ De Hebreeuwse tekst heeft die wijziging niet, ook de oude Jesajarol uit Qumran niet. Het zou een christelijke toevoeging kunnen zijn.
Ook in vers 5 is er een probleem met de tekst. Het gangbare Hebreeuws heeft daar ‘Israël zal zich niet verzamelen.’ De Septuaginta, hier gesteund door de Jesajarol uit Qumran, is veel positiever. Volgens hen was het juist de opdracht aan de Dienaar om Israël te verzamelen. Het scheelt in het Hebreeuws maar één letter en de uitspraak is identiek. Er is reden om aan te nemen dat dit een correctieve variant is: nog is geheel Israël niet uit de diaspora teruggekeerd. Dat staat dus nog uit en wordt de hernieuwde opdracht (v. 6).
Ondanks tegenslag mag de Dienaar vasthouden aan zijn opdracht. Hij is immers – met een vaak voorkomende formule – ‘vanaf de moederschoot geroepen’ om heel Israël samen te brengen rond JHWH. Dat zal dus vroeg of laat moeten gebeuren. Niet omdat de Dienaar zo geweldig is, integendeel (v. 4), maar omdat JHWH dat wil en hem daarvoor heeft toegerust (v. 2).
De aarzeling van de Dienaar verdwijnt onder een nog veel pretentieuzere taak. Niet alleen Israël zal zich laten verzamelen tot JHWH. Het puntige woord van de Dienaar (v. 2) zal ook een ‘licht zijn voor de volken (heidenen).’ De ‘verre eilanden’ (v. 1), de uithoeken van de aarde, zullen daardoor uit de macht van hun (af)goden worden bevrijd (v. 6).
Wanneer de ‘Dienaar’ een te verwachten persoon is worden deze liederen messiaans uitgelegd. Het Nieuwe Testament doet dat en past teksten uit de liederen vaak toe op Messias Jezus (Matteüs 8,17, 12,18-21, Joh. 12,38 etc.). Vers 6 is de enige tekst uit het Tweede Lied die in het Nieuwe Testament wordt geciteerd, in Handelingen 13,47. Dat is goed gekozen. De boodschap van het Nieuwe Testament is immers dat de God van Israël een God is voor alle volken.
Lucas 1,57-66.80
Wie was Johannes de Doper? Over de historische Johannes valt niet veel te zeggen. Josephus beschrijft hem kort in Ant. xvii,116-120. Hij noemt hem daar een goed mens die de Joden aanspoorde tot deugdzaam samenleven en eerbied voor God. Om politieke reden liet Herodes hem uit de weg ruimen. Dat voegt niet veel toe aan wat wij over Johannes de Doper lezen in het Nieuwe Testament. Belangrijker is welke rol hem in het Nieuwe Testament wordt toegedeeld.
Alle evangelisten maken duidelijk dat de verschijning van Messias Jezus de vervulling is van beloften uit het ‘Oude Testament’. Ze beginnen dan ook alle vier met een korte samenvatting van het Oude Testament als de achtergrond van waaruit Jezus opkomt. Matteüs doet dat met die lange lijst van namen in het eerste hoofdstuk en Johannes begint helemaal opnieuw bij Genesis 1,1. Johannes de Doper komt bij hen wel voor, iets verder op. Marcus en Lucas beginnen alleen met Johannes de Doper. Marcus is daarover kort (1,1-9), maar Lucas werkt dat thema uit in het lange hoofdstuk 1.
Lucas 1 staat dan ook vol met toespelingen op het Oude Testament. De moeder van Johannes, Elisabet, heeft uitstekende oudtestamentische antecedenten. Ze heet naar de vrouw van de aartspriester Aäron, de broer van Mozes (Ex. 6,23). Zijn vader Zacharias (‘JHWH gedenkt’) draagt de naam van een oudtestamentische profeet. Hij herkent in dit kind de profeet die de weg bereidt voor Christus (Luc. 1,76), met duidelijke toespeling op Jesaja 40,3 ‘de stem van iemand die roept in de woestijn: bereid de weg van de heer.’ Daarmee is de relatie gelegd tussen Johannes de Doper en Elia. Elia is in het Nieuwe Testament de stem van de profeet bij uitstek. Als er een ware profeet zal opstaan in Israël, dan is hij opnieuw ‘Elia’ (Mal. 4,5). Dus is Johannes de Doper ‘Elia’ (Mat. 17,10-13). Hij gedraagt zich ook zo, leeft ‘in de woestijn’ (Luc. 1,80).
Johannes de Doper is nog één keer de stem van Israëls profeten. Dan moeten echter eerst tongen worden losgemaakt (1,64). Het tijdelijk zwijgen van Zacharias lijkt een aanduiding van het tijdelijk zwijgen van de profeten; de voorstelling in het jodendom was dat de Geest van de Profetie, lange tijd niet meer had gesproken (Josephus, Apion 1,41, 1Macc. 9:27 etc.). Zodra Johannes (‘JHWH is genadig’) is geboren begint Zacharias te spreken (1,64), zelfs te profeteren (1,67). Hij neemt die functie a.h.w. over van zijn naamgenoot uit het Oude Testament, een van Israëls laatste profeten.
De functie van een profeet is niet de toekomst te voorspellen, maar het volk duidelijk te maken wat er werkelijk gebeurt. Als schone schijn en dure verpakking wegvallen en zichtbaar wordt wat er werkelijk aan de hand is, is het niet moeilijk in te zien waar het op zal uitlopen. Dat verwoordt de profeet. Het wordt hem niet altijd in dank afgenomen. Johannes de Doper deelt het lot van veel profeten; hij wordt het slachtoffer van een politieke moord. Maar als ‘voorloper’ heeft hij zijn taak volbracht. Door hem komt Jezus als het ware op uit Mozes en de Profeten.
Preekvoorbeeld
Vandaag wordt onze blik gericht op een drieluik. Op het middenpaneel zien we een schildering van Johannes de Doper. Op het linker paneel zien we de profeet Jesaja en op het rechterpaneel het niet uitgewerkte beeld van Jezus, die door Johannes gedoopt wordt.
Drie profeten, mensen die spreken namens God. Die de stem van God verwoorden en laten klinken. Die ons duidelijk willen maken waar we God kunnen vinden en welke weg we daarbij moeten gaan. Bijzondere mensen, die al vanaf de moederschoot bestemd zijn om een teken van heil, maar ook van tegenspraak te zijn. Hun boodschap verschilt niet zo veel van elkaar. Maar ze hebben alle drie, ieder vanuit andere positie, wel eigen accenten.
Op het linker paneel zien we Jesaja. Hij wordt geschetst als een Dienaar, een knecht, die vanaf de moederschoot geroepen is om Israël weer terug en samen te brengen voor God. Maar niet alleen voor Israël. Hij zal ook een ‘licht’ zijn voor de volken, die de bevrijding door God ook zullen ervaren. Hij moet met zijn kinderen, die de Heer hem gegeven heeft, een zinnebeeld zijn van de Heer van de hemelse machten die op Sion woont. Hij moet zijn kinderen een naam geven, en in die naam duiden wat God met zijn volk van plan is.
Op het middenpaneel zien we de gebeurtenissen rond de geboorte van Johannes. De bijzondere geboorte uit een moeder die menselijkerwijs geen kind meer kan baren. We zien de buren en de familie die in haar vreugde delen om de barmhartigheid van God die aan haar betoond is.
Daarin mogen we God aan het werk zien. Voor zijn geboorte al heeft dit kind een bestemming. En dat wekt op zijn minst verwondering op. Zijn Vader is met stomheid geslagen. Een beeld dat er iets nieuws, iets ongehoords, staat te gebeuren. De oude profeten zijn tot zwijgen gebracht, een nieuwe profeet is opgestaan. Wat zal de naam van dit kind zijn? De naam moet het duidelijk maken. Wanneer de vader bevestigt dat de naam die de moeder uitgesproken heeft, ook zijn keuze is, is het duidelijk dat er een breuk met de traditie gemaakt wordt. Niemand in de familie heet zo. De vader is dan niet langer met stomheid geslagen. Dit kind staat aan het begin van iets nieuws. Zijn naam moet dat duidelijk maken: Johannes. Dat betekent: God is ons genadig. Deze naam verwijst naar de barmhartigheid van God, ‘de Barmhartige’. De barmhartigheid die hij al zo genadig aan zijn moeder is betoond.
Dat God genadig is, daarvan getuigt Johannes in zijn prediking. Hij roept mensen op om het beste in zichzelf naar boven te laten komen. Niet langer vast te blijven zitten in onheil, in ongenade. Om nieuwe wegen te gaan. Daar roept hij, in de woestijn, iedereen toe op. Hij wakkert de oude verlangens naar heil en bevrijding aan. Als een nieuwe Elia leeft hij in de woestijn, roept hij op tot een nieuw begin. Om symbolisch door het water te gaan, weg van alles wat tot slaaf maakt en mensen onderdrukt. Zoals het joodse volk eens door het water heen bevrijd werd uit de onderdrukking in Egypte. Hij roept ze op, en zijn onthechtheid en authenticiteit zullen daar zeker bij geholpen hebben, om de Barmhartige in hun leven weer een plaats te geven. Zijn naam alleen al vertelt waar hij voor staat. God is ons genadig.
Hij maakt indruk. Er is blijkbaar veel nood aan genade. Velen laten zich dopen, als teken dat ze nieuwe wegen willen gaan, met zichzelf, met anderen, met God. Terug naar het eerste en voornaamste gebod. Het liefhebben van God, de naaste en jezelf. Maar je bent er dan nog niet, zegt Johannes. Het moet ook warmer in je worden, in je gaan branden. Je moet ook nog gedoopt worden in geest en met vuur. Maar daarvoor verwijst hij naar het derde paneel, naar de profeet die doopt met de Geest. Het derde paneel gaat over Immanuel: God met ons. Dat brengt God nog dichter bij, en daar kun je echt warm van worden.
Drie panelen, drie profeten, ieder met een eigen boodschap, maar toch ook weer niet zo heel verschillend. Vandaag staat Johannes daarbij centraal. Hij laat heel duidelijkst zien dat het niet om hemzelf gaat. Maar het gaat om God, om Gods licht, zijn boodschap, zijn verhaal met ons mensen. Het gaat om het licht van God, dat via de leefregels en de profeten steeds weer gekoesterd en aangewakkerd is. Het licht dat leven geeft. De profeten roepen en schreeuwen het soms uit. Mensen, zie je dat licht niet, zie je niet wat voor onrecht er gedaan wordt, hoe mensen elkaar naar het leven staan, geen ruimte krijgen om te leven? Ze kunnen dat omdat het niet om henzelf gaat, maar omdat ze getuigen zijn van een God die mensen vrij wil maken van wat hen knecht, die genadig wil zijn, die met mensen wil zijn.
Vandaag mogen we de naam van Johannes op ons laten inwerken: ‘God is genadig’. Dat is het beeld van God dat hij ons voorhoudt. Daar is het in zijn leven om gegaan en daarmee heeft hij ruimte geschapen voor het herkennen van ‘degene die na hem komt’. Waar mensen genadig zijn voor elkaar, daar ontstaat ruimte voor ‘God met ons’: ‘Immanuel’.
Rochus Zuurmond, inleiding
Frans Gerritsma ofm, preekvoorbeeld