Homiletische hulplijnen 98

By 13 augustus 2022 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 22
  • Bestandsgrootte 78.25 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 13 augustus 2022
  • Laatst geüpdatet 18 augustus 2022

Homiletische hulplijnen 98

Homiletische hulplijnen 98

Discipelschap

Een van de mogelijkheden om het evangelie te lezen, is via identificatie met Jezus’ leerlingen. Zoals Jezus met zijn discipelen omging, gaat hij ook met ons om. Wat hij van zijn leerlingen verwachtte, verwacht hij ook van ons. Hoe hij hen toerustte voor hun taak, zo rust hij ook ons toe. Deze leeswijze wordt vooral gevonden in evangelisch geïnspireerde delen van de kerk, bij scholen voor discipelschap en discipelschapstrainingen.
In de evangelies wordt verschillend van discipelschap gesproken. Het Marcusevangelie neemt de lezer mee in hun voetspoor. De discipelen kenmerken zich door onbegrip en verwondering, opdat de lezer zich met hen verwondert: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’ (Mar. 4,41) en aan hun onbegrip inzicht opdoet: ‘Zijn jullie dan zo hardleers? Jullie hebben ogen, maar zien niet?’ (8,17v).
In het Johannesevangelie worden de discipelen vooral als Jezus’ vrienden voorgesteld (Joh. 13–17), ook vrouwen delen in zijn vriendschap. Johannes kent naast de discipelen niet een apart gestelde categorie van apostelen. Alleen Jezus zelf is de apostel (‘gezondene’). Zoals de Vader hem gezonden heeft, zo zend hij de discipelen de wereld in om het evangelie te verkondigen (Joh. 17,18).
Dat onderscheid tussen discipelen (een grotere groep) en apostelen (twaalf) speelt wel in het Matteüs- en in het Lucasevangelie, waarbij opvalt dat volgens Lucas de twaalf al vroeg gemachtigd zijn om het koninkrijk van God te verkondigen (Luc. 9,1-6), terwijl volgens Matteüs zij die opdracht pas krijgen aan het einde van hun leerweg (Mat. 28,16-20).

Ik gebruik hier steeds het oude woord ‘discipel’ in plaats van ‘leerling’ in de huidige vertalingen, om ook nog deze vraag te kunnen stellen: in welke discipline zijn de discipelen geschoold? In een later toegevoegd slot van het Marcusevangelie krijgen de elf de opdracht mee: ‘Trek heel de wereld rond en verkondig het goede nieuws aan alle schepselen’ (Mar. 16,15). Deze niet antropocentrische toespitsing is vooral door Franciscus en zijn volgelingen opgemerkt.
In scholen voor discipelschap wordt veeleer op ‘het zendingsbevel’ volgens Matteüs gewezen: ‘Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn discipelen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb’ (Mat. 28, 19v). Die evangelische voorkeur voor Matteüs is er vooral vanwege het repeterend karakter: discipelen maken discipelen, zo zal de leerweg zich uitstrekken tot de einden der aarde.            In welke discipline? In alles wat Jezus hun heeft opgedragen, denk in het bijzonder aan alle in het Matteüsevangelie geclusterde redevoeringen, te beginnen bij de Bergrede. Discipelschapstrainingen daarentegen leggen veeleer de nadruk op  de discipline van gemeentegroei, zij denken ecclesiocentrisch en richten zich op de groei en bloei van de kerk. Bij die neiging tot proselitisme kan ik niet nalaten uit hetzelfde Matteüsevangelie te citeren: ‘Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen zee en land om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie iemand die voor de Gehenna bestemd is, meer nog dan jullie zelf’ (Mat. 23,15).

Identificatie met Jezus’ leerlingen is zeker een mogelijke en veelal door de evangelisten beoogde leeswijze, maar is tegelijkertijd een beperkende leeswijze omdat de evangelies ook beogen dat de lezer zich met iedere lamme, dove en blinde vereenzelvigt. Vaak zijn de identificatiefiguren complementair, denk aan de heidense vrouw die midden overdag Jezus ontmoet (Joh. 4) en aan de joodse man die hem ’s nachts bezoekt (Joh. 3). Identificatie met de leerlingen alleen is te programmatisch, neigt tot activisme en tendeert onwillekeurig tot het concept van een maakbare Kerk.

Ik kom tot al deze voorbeschouwingen na lezing van Als God renoveert. Missionaire kerk meer dan parochie alleen van James Mallon, en het magazine De missionaire parochie dat verscheen als terugblik op een conferentie met James Mallon in Breda (24 en 25 maart 2022).
Waar het om gaat is steeds: een beweging op gang brengen die breekt met het alsmaar onderhouden (maintenance) van de status quo, maar die in plaats daarvan de parochie bewaart bij haar missie en heiligheid. In de beeldvorming van James Mallons beweging domineert het missionaire aspect, zo blijkt ook uit de boektitels, maar even fundamenteel is een bezinning op wat een parochie heilig maakt. Missie en heiligheid zijn de eeuwen door beschouwd als het domein van priesters en religieuzen. Het Tweede Vaticaans Concilie echter heeft de roeping tot heiligheid en missie uitdrukkelijk niet gedacht bij het sacrament van de priesterwijding en de religieuze professie, maar bij het sacrament van de doop (Als God renoveert 58), zodat Mallon in een sterke passage pleit:

Elke gedoopte christen is geroepen en toegerust om profetisch te leven en het hart en de geest van God te verkondigen tot heil van de wereld. We zijn allen geroepen om als priesters te leven, onszelf aan te bieden – onze materiële bezittingen, tijd, ervaring, talenten en gaven – als levende offers aan de Heer en ten dienste van zijn missie. We zijn ook geroepen om de koninklijke dimensies te leven van het leven dat we delen in Christus, en de samenleving en de cultuur te ordenen in het licht van koninkrijksprincipes zoals rechtvaardigheid, vrede en integriteit (195).

Wat echter niet bijdraagt is dat Mallon heiligheid duidt als apart gesteld, afgezonderd, afgescheiden (42). Later in zijn boek keert hij zich tegen het isolationisme van de kerk. Zijn betoog zou meer overtuigend zijn als hij van meet af heilig veel dynamischer had verstaan als ‘waar kracht van uitgaat’, zodat een heilige door Gods heiligheid gesterkt wordt en gemachtigd is – op bladzijde 391 kan hij niet om dat woord dynamis heen.

Een telkens weerkerend inzicht door heel het boek heen is dat alle organisaties en systemen perfect zijn ingericht om de resultaten te blijven boeken die ze al boeken (117). Zijn definitie van de waanzin is: ‘steeds hetzelfde blijven doen, maar andere resultaten verwachten, alsof onze oprechtheid genoeg zou zijn om het verschil te maken’ (43). Mallon wil wel verschil maken. Hij doet dat vooral door in te zetten op leiderschap in teamverband. Daarin is hij eclectisch. In schema’s, grafieken en rijtjes vat Mallon samen wat hij in zijn eigen zoektocht aan inzichten opdeed uit handboeken strategisch leiderschap en verandermanagement. Dit hoofddeel van zijn boek is het minst theologisch.

Als God renoveert is een hoopvol boek met een eucharistische spiritualiteit. Het nodigt uit om heldere en als het moet weinig populaire keuzes te maken. Bijvoorbeeld door het sacramentele leven van de Kerk voorrang te geven. Ik las van een pastoor die leken heeft toegerust om voor te gaan in uitvaarten, zodat hij zelf meer tijd heeft voor de ziekenzalving, om daarmee ook stervenden bij te staan.
Als God renoveert wijst op evangelisatiemethoden als bijvoorbeeld de Alphacursus, daar treedt Mallons evangelische signatuur aan het licht, hoewel hij niet eenkennig is. Van het boek is veel te leren, vooral ervaringswijsheid, maar het heeft een donatistische tendens. Wie voor Mallons aanpak voelen, worden aangeduid als vernieuwers (Innovaters) en pioniers (Early adapters). Van hen moet hij het hebben (het innovatie-acceptatiemodel van Everett Rogers, eigenlijk van de Fransman Gabriel Tarde), zij vormen niet de meerderheid van de parochie, maar zijn goed voor de 16% met wie hij voet aan de grond krijgt. De anderen heten in het model Early majority, Late majority en Laggards (voorlopers, achterlopers en achterblijvers). Die laatste categorie, de achterblijvers (ook goed voor 16%) worden in managementtaal cave-dwellers genoemd (holbewoners), namelijk zij zijn Consistently Against Virtually Everything, ‘altijd tegen vrijwel alles’ (83). Mallon en de zijnen (ook in het magazine) passen deze managementtaal toe op het volk van God en delen dat in naar mensen met wie wel rekening gehouden moet worden en mensen met wie geen rekening gehouden moet worden. De eerste groep (‘de discipel’) heeft het begrepen, de tweede groep wordt aangeduid als de ‘kerkganger die uit gewoonte op zondag de Mis consumeert en daarna overgaat tot de orde van de week’ (magazine 85), ook Mallon spreekt van consumenten (26).             Dat stuit mij tegen de borst. Mallon weet dat de Kerk heilig is, ‘ook al leiden niet al haar leden een heilig leven’ (56). Hij is echter geneigd om onderhoud (maintenance) te verbinden met dat consumentisme en heiligheid met missie. Maar nogmaals, de Kerk als zodanig is heilig, een akker met graan en onkruid waar pas op de jongste dag zal worden geoogst. Hier vindt Mallon Augustinus tegen zich: Clamatis uos solos sanctos (Psalm tegen de donatisten 257, in de vertaling van Vincent Hunink: ‘U noemt alleen uzelf volmaakt’).

James Mallon, Als God renoveert: Missionaire kerk meer dan parochie alleen, Adveniat/halewijn 2022
Leo Fijen (red.), De missionaire parochie, Adveniat/halewijn 2022

 

drs. Klaas Touwen