- Versie
- Downloaden 29
- Bestandsgrootte 98.82 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 oktober 2021
- Laatst geüpdatet 14 oktober 2021
Homiletische hulplijnen 93
Maria
Onlangs verscheen een complete mariologie, Maria, icoon van genade, van de hand van een protestantse auteur. Dan zou het voor de hand kunnen liggen dat deze auteur luthers is, want van Luther kennen we een wonderschoon commentaar op het Magnificat (1521). Hij hield, ook in de Reformatie, niet op Maria aan te roepen; Luther mediteerde niet slechts over haar, maar richtte zich ook tot haar: ‘O gij zalige maagd en moeder van God’. Ook zijn lezers moeten dat doen: ‘Men moet haar aanroepen, opdat God omwille van haar geeft en doet wat wij vragen’. De laatste zin van zijn commentaar, toen hij afsluitend bad om een juist verstaan van het Magnificat, luidt: ‘Dat verlene ons Christus door de voorbede en de wil van zijn lieve moeder Maria. Amen.’
Deze auteur echter is christelijk gereformeerd, Arnold Huijgen, kerkelijk hoogleraar aan de predikantenopleiding in Apeldoorn. Ter rechte zijde dus van het Nederlandse protestantisme, waar het boek nogal wat stof deed opwaaien, vooral onder verontrusten die het boek geen moment hadden ingezien.
Voor Huijgen is zijn Mariaboek ‘een vingeroefening’. ‘Kan ik nou echt dogmatiek bedrijven? Dan kan je beginnen bij Christus zelf, maar dat is dan direct zo’n groot project. Maria is wat overzichtelijker’ (Trouw, 24 juli).
Maria, icoon van genade is een gedegen studie, dat kun je Huijgen toevertrouwen. Hij bepleit een samen optrekken van exegese en theologische reflectie: ‘Het verwoorden van de christelijke leer kan niet zonder verworteling in exegese en interactie met bijbelwetenschap. Andersom knapt exegese op van theologische vraagstelling, aangezien de Bijbel een theologisch boek is’ (22). ‘Om bijbel, theologiegeschiedenis, dogmatische reflectie en actuele vragen op elkaar te betrekken, is het nodig dat geen van die theologische disciplines al te strikt bij de eigen leest blijft’. Huijgen is welbewust dilettant op de vele deelgebieden waar anderen expert zijn, én dirigent om de vele specialisaties tot samenklank te brengen (‘dilettant en dirigent’ het woordpaar waarmee K.H. Miskotte ‘de moderne dogmaticus’ typeert (321).
Zodoende komen bij hem aan de orde: exegese, bijbelse theologie, patristiek; Meister Echhart, Martinus Nijhoff, Michel Houellebecq; Maria verschijningen, Maria tenhemelopneming, Annunciatie; gender, antisemitisme, patriarchaat; de oecumenische concilies en Vaticanum II; kortom: een rijk boek.
Van Arnold Huijgen is veel te leren, hij is op zijn best als je hem op zijn leerstoel vindt. Je zult hem niet een kaarsje voor Maria zien opsteken. Ik zie hem geen rozenkrans bidden, nog geen rozenhoedje, – anders dan de stevige protestant Bram van de Beek die het juist opneemt voor het ‘ora pro nobis’, omdat christenen, Maria incluis, voor elkaar bidden (145). In Fatima, Lourdes en Rocamadour loop je hem niet tegen het lijf.
Hij heeft wel waardering voor Mariadevotie, maar zijn wereldbeeld staat hem in de weg. Huijgen spreekt van ‘een klassiek-protestants geloof, dat op het Woord geconcentreerd is, op spreken en horen’ en van ‘cultuurchristenen en anderen’ die zich inlaten ‘met mysterie en mystiek, met beleving en met verlangen naar geborgenheid en schoonheid’ en, voor zover zij ‘bij een concrete vorm van geloof uitkomen’, dan toch eerder rooms-katholiek worden (17). Als ‘welvarende protestant’ is het misschien wel ‘logisch’ dat deze devotie aan hem niet besteed is, die is veeleer weggelegd voor de ‘gemarginaliseerden’ (291).
Huijgen zelf vindt lang een andere weg toegang tot Maria. De Orthodoxie (niet de Veluwe maar de Kerk van het Oosten) heeft zijn ogen geopend voor de spiritualiteit van de iconen (paragraaf 4.3.3.), zie de titel van zijn boek en de laatste alinea, uitmondend in een citaat van Dante: ‘Kijken naar Maria als icoon van Gods genade strijdt niet met geloof in Christus, maar richt juist de blik op Hem. Wie naar haar kijkt, ziet genade en geloof, en ziet door haar heen de trekken van Christus. Het gelaat van zijn moeder is immers ‘het gelaat dat op Christus het meest lijkt’.
Maar laat Huijgen vooral zingend geloven. Twee van zijn kinderen zingen in het Kampen Boys Choir. De Engelse naam duidt op de anglicaanse traditie van in het bijzonder de evensongs waarvan het Magnificat een vast onderdeel is. ‘Wanneer zo’n evensong gezongen wordt in de Bovenkerk in kampen, tilt de schoonheid van de muziek en tekst [let op de volgorde] me vaak boven mezelf uit. Keer op keer word ik diep geraakt, overstelpt door de beleving van schoonheid… Afgaand op de grote aantallen gereformeerden die zulke choral evensongs bijwonen, ben ik lang niet de enige die het zo beleeft (18). Dat is wat Huijgen meermaals bepleit: het zingen van het Magnificat, met Luther zelfs tweemaal ter dag.
Arnold Huijgen, Maria, icoon van genade, Utrecht 2021.
drs. Klaas Touwen