- Versie
- Downloaden 23
- Bestandsgrootte 255.53 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 februari 2021
- Laatst geüpdatet 2 februari 2021
Homiletische hulplijnen 89
Persoonlijke woorden
Ieder beroep, elke klasse, ieder dialect spreekt zijn eigen taal, niet alleen verbaal maar ook met gedragscodes. ‘Koelkast’ of ‘ijskast’ maken op de sociale ladder een wereld van verschil. Ga je met vakantie of op vakantie? Hang je de wc-rol naar je toe of afhangend tegen de muur. Sommigen menen er zelfs denominatieverschillen aan te kunnen ontwaren.
In Taal en taalwetenschap wordt een mooi voorbeeld gegeven van taalvariatie, samengepakt in één zin:
Zo schijnt het in Den Haag niet ongebruikelijk te zijn om, wanneer men ’s morgens vroeg een bekende tegenkomt, deze te begroeten als in:
Hé kankâhmegaul! Heppie in je bed gezéke?
‘Hallo vriend, wat ben je vroeg uit de veren!
Hierin is duidelijk sprake van:
- pragmatische variatie (een speciale vorm van begroeting, die je bijvoorbeeld onder kamerleden op het Binnenhof niet snel zult horen);
- lexicale variatie: kankâhmegaul ‘kankermongool’ voor ‘vriend’;
- fonologische variatie: onder meer heppie voor ‘heb je’.
Onnodig te zeggen dat kerkelijke taal, vooral liturgische taal, ook veel variaties oplevert, vooral pragmatisch en lexicaal.
Bij gelegenheidspreken – denk aan trouwvieringen, doopsel, uitvaart – ontmoeten die talen elkaar. Daarbij blijkt het zo te zijn dat mensen het evangelie het best verstaan als zij het in hun eigen zinswendingen horen. Het komt er dus op aan in voorgesprekken, niet slechts allerlei personalia te noteren, maar vooral die zinswendingen. Hoe brengen mensen zelf onder woorden wat zij hopen of missen, hoe zij hun geliefden eren en gedenken, wat hen sterkt en troost? Dat luistert nauw.
Daarbij gaat het niet om woordgebruik als in het Haagse voorbeeld, dat ik alleen maar gekozen heb, omdat het zo kleurrijk is. Het gaat in feite niet eens om taalvariatie maar om eigenheid. De predikant moet woorden gebruiken die geloofwaardig uit zijn mond komen, maar dat kunnen woorden en zinnen zijn die hij aan zijn gehoor heeft ontleend.
Ik geef het voorbeeld van een familieviering met in het middelpunt een tienermoeder die haar dochtertje ten doop hield. Deze Surinaamse familie wordt gekenmerkt door afwezige vaders, dat is ook nu het geval:
Y, in het doopgesprek hebben wij de stamboom getekend van je dochter. Wat opviel aan die stamboom, is dat het vooral de vrouwen zijn blijven staan, standvastig en onverzettelijk, als de grootste boom van Suriname, de kankantrie.
Zo’n boom, daar kun je tegenaan schoppen, je kunt eronder schuilen, je kunt er tegen leunen. Van deze stamboom tekenden we vijf generaties: V, W, X, Y. En nu: met welke naam zal jouw dochter gedoopt worden?
Een verwijzing naar de kankantrie (cottontree) is sedertdien een vast onderdeel bij de verjari’s (een verjari is een verjaardagszegen bij een kroonjaar) en uitvaarten in de extended family. Ik had nog nooit van die boom gehoord, maar heb hem in dat gesprek dankbaar leren kennen.
Bij uitvaarten komt het niets slechts aan op belangrijke wendingen in het leven van de overledene en zijn familie, maar vooral op het narratief daarvan. Hoe wordt het verteld? Die gebeurtenis of levenswijsheid wordt een karakteristieke wijze verteld. Het gaat niet slechts om de inhoud, maar wel degelijk ook om de vorm. Hoe wordt die betekenis gearticuleerd?
In het bijbelverhaal hangt God de boog aan de wolken, de strijdboog die eerst nog al die bliksemschichten van het onweer rondschoot, vuurpeilen, noodweer. Die strijdboog hangt nu als een gebroken geweertje in de lucht, een teken van Gods vrede. Dat er nooit meer sprake mag zijn van de ondergang van de aarde, de verwoesting van de schepping, dood en verderf. Wat God betreft: hij heeft zijn strijdboog afgeschaft, hem aan de hemel opgehangen als teken van zijn zorg voor de aarde, zijn trouw aan al zijn schepselen en, wat X betreft, een teken dat het leven doorgaat!
Dat het leven doorgaat, is ook heel beslist wat X vandaag gezegd wilde hebben. Dat zij een mooi leven heeft gehad, misschien tekort, maar wel met een toegift van tweeënhalf jaar, waarin alle tijd was om afscheid te nemen, af te ronden, de zeilen te strijken.
En nu, voor jullie gaat het leven onder de regenboog door. Wat jullie hebben meegekregen, dragen jullie verder. En als je iets goed hebt meegekregen, kun je daarmee een levenlang vooruit!
Na het Haagse exempel gaf ik slechts eenvoudige voorbeelden van een enkel woord of zinnetje. Het komt erop aan die te betrappen. Ze zijn kostbaar, het zijn vehikels van het eigene. Ze vragen om hermeneutische bezinning: in welk zinsverband geef ik ze terug?
Anne E. Baker, Jan Don en Kees Hengeveld (red.), Taal en taalwetenschap, Chichester, West Sussex, 20132, 272
drs. Klaas Touwen