- Versie
- Downloaden 27
- Bestandsgrootte 194.71 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 27 januari 2021
Homiletische hulplijnen 71
De geïmpliceerde hoorder
In de bajes spreek ik ‘de jongens’ aan als gelovige mensen. Niet als boeven die hun hart aan Jezus moeten geven. Niet als heidenen die tot geloof moeten komen. De bajeskerk zal voor velen de enige plek zijn waar zij als zodanig benaderd worden: als gelovigen. Niet dat geloof en ongeloof diametraal tegenover elkaar liggen. Nooit ben ik een gelovige uit één stuk. Maar waar het mij om gaat is dit: het is weldadig (en ontregelend) om vanuit een ander gezichtspunt bejegend te worden dan wat je stigma is, anders dan je reputatie, anders dan hoe je jezelf meent te kennen. Het doet er dus toe in welk frame de predikant zijn hoorders plaatst.
Veel preken in dit tijdschrift richten zich tot hoorders die als volgt te identificeren zijn: gehuwd, inmiddels opa en oma geworden, kerkelijk betrokken, havo 4 niveau, de goodies van onze samenleving, sociaal economisch links maar in ethische kwesties rechts. Het is dat ze katholiek zijn, anders zouden ze ChristenUnie stemmen. Natuurlijk, ik badineer, maar zit er niet ver naast.
Een dergelijk frame heeft een nivellerende werking. Wie zich tot deze hoorders richt, houdt op den duur deze hoorders over.
In een formulier waarmee de Protestantse Kerk in Nederland de tijdbesteding van de dominee inzichtelijk wil maken (Ord. 3-17-3), zijn vijf rubrieken opgenomen: eredienst, pastoraat, catechese, studie en vergaderingen, waarmee pijnlijk nauwkeurig wordt aangetoond hoe binnenkerkelijk de pkn – althans in deze papieren werkelijkheid – de inzet van haar gemeentepredikanten ziet. Op dit formulier is het ambt verkerkelijkt. Geen deur, geen venster zelfs staat open naar diaconale en missionaire presentie in cultuur en samenleving.
Een dergelijk binnenkerkelijk perspectief reduceert de predikant tot een kerkelijk functionaris, het reduceert zijn gehoor tot kerkmensen en het reduceert de kerk tot een vereniging met een ledenlijst en een contributiesysteem, geëigend voor mensen die Onze Lieve Heer in clubverband willen dienen.
In de bajes is het heilzaam dat een nog niet eerder aangesproken zelfverstaan ruimte krijgt. Datzelfde geldt in de parochie: een ander zelfverstaan, namelijk als het evangelie uitwaaiert naar contexten buiten mijn ‘belevingswereld’. Parochianen zijn geen fulltime kerkmensen, zij hebben ook andere besognes. En het evangelie stelt ons voor nóg weer andere aangelegenheden, waarover ik nog nooit heb nagedacht maar ik word er nu toe uitgenodigd. De predikant die zich in mij inleeft en toenaderingspogingen doet om mij in mijn eigen kringetje te bereiken, meent het wel goed, maar betuttelt mij te veel en prikt mij vast in mijn milieu, opleidingsniveau, kerkelijke betrokkenheid etc.
In Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk betogen Bert de Leede en Ciska Stark: ‘De prediker moet leren luisteren vanuit meerdere perspectieven. Dan is zij in staat om de tekst in gesprek te brengen met de werkelijke hoorder in plaats van met de veronderstelde. Dat laatste – dat de prediker veronderstelt dat de hoorder zus of zo is en zus of zo gelooft, maar hem of haar niet werkelijk kent – is er de oorzaak van dat preken antwoorden geven op vragen die niet leven, en niet ingaan op de dingen die werkelijk aan de orde zijn.’
Ik wil dit pleidooi onderstrepen en er een paar verhelderende kanttekeningen bij plaatsen. In aansluiting op het citaat duid ik de predikant aan als ‘zij’ en ‘haar’.
Ik spreek graag van de ‘geïmpliceerde hoorder’. Zijn identiteit blijkt uit de preek. De predikant zendt signalen (bewust uitgezonden tekens) uit dat zij, met een blik van verstandhouding, weet voor wie zij spreekt (min of meer ‘de werkelijke hoorder’ in het bovenstaand citaat). Maar aan de predikant zijn ook de symptomen af te lezen (onbewust uitgezonden tekens) van haar aannames en vooronderstellingen van wie de hoorder is. Dat is de hoorder zoals zij zich die voorstelt (de ‘veronderstelde hoorder’ van het citaat), de modelhoorder, de geïntendeerde hoorder, de beoogde hoorder die de predikant wil bereiken – hoe dan ook: een hoorderschap dat zich afspeelt in haar hoofd.
De hoorder krijgt het allemaal naar zich toe. De hoorder vangt de signalen op, hij merkt de symptomen op. Of hij wordt aangesproken, hangt ervan af of hij zich kan verstaan met de geïmpliceerde hoorder zoals die in het communicatieproces van de preek figureert. Is die geïmpliceerde hoorder sympathiek? Een uitnodigende gestalte om mee te sparren? Word ik door hem beknot of stelt hij mij in de vrijheid? Zou ik zo willen zijn, niet als ideaalbeeld maar levensecht: simul iustus ac peccator? De hoorder valt dus niet samen met de geïmpliceerde hoorder, maar kan zich in hem herkennen en wordt door hem uitgedaagd, bemoedigd, getroost.
In het citaat wordt als voorwaarde gesteld dat de predikant haar hoorders ‘werkelijk kent’. Ook dat behoeft verduidelijking. Bedoeld is niet per se een persoonlijk kennen. Dat zou de actieradius van de preek beperken tot een kring van vrienden en bekenden en de kerk als clubverband.
Bedoeld is een fenomenologisch kennen: ‘De prediker moet zijn of haar mensen in fenomenologische zin kennen’. Eerder in het boek geven de auteurs daarvan een uitwijding:
‘Wie zijn de mensen met wie ik op zondagmorgen samenkom: zij die er altijd zijn en zij die zo nu en dan komen. In wat voor werkelijkheid bevinden zij zich? Dan gaat het heel concreet over beroepen, opleidingen, leeftijden, sociale omstandigheden, werk en vrije tijd, huwelijk en echtscheiding, lidmaatschap van een kerk, lidmaatschap van verenigingen, politieke verhoudingen en zo meer.’
Deze opsomming laat zich gemakkelijk misverstaan, alsof het zou gaan om een sociologisch kennen dat de feitelijke werkelijkheid kwantificeert. Maar dat is niet bedoeld. De fenomenologie richt zich op de ervaringswerkelijkheid. Het is een kwalitatieve benadering van hoe mensen in het dagelijks leven hun sociaal-culturele realiteit ervaren.
De geleefde ervaring is de habitat waarin het Woord vlees wordt.
Bert de Leede en Cisca Stark, Ontvouwen. Protestantse prediking in de praktijk, Zoetermeer 2017, 74.79-80
drs. Klaas Touwen