- Versie
- Downloaden 25
- Bestandsgrootte 117.70 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
Homiletische hulplijnen 61
Verinnerlijking
De heilige Schrift is een product van een voorbije wereld, een relict van omstreeks – ruim bemeten – het jaar nul. Niettemin nemen wij graag ter harte wat ons in diezelfde heilige Schrift te geloven wordt gegeven. Met dit toe-eigenende lezen maken we een grote hink-stap-sprong van daar naar hier, van toen naar nu, van hen naar ons.
Soms wordt die sprong genomen met de springplank van de analogie: wat zich daar en toen met hen voordeed, líjkt op wat wij hier meemaken in ons heden ten dage. Maar je bent dan gauw uitgepreekt, want het vertrekpunt is de situationele achtergrond van een bepaald Bijbelboek. Die verandert doorgaans niet veel per hoofdstuk. De predikant die zijn inspiratie zoekt in historische analogieën, preekt over het beschrevene, niet over het geschrevene; over het decor en de rekwisieten, niet over de komedie of tragedie zelf; over wat paparazzi van de acteurs onthullen, niet over de personages (characters) en de ontwikkeling die zij doormaken.
Het moet dus onmiddellijker. Bijvoorbeeld door niet het oude verhaal naar het hier en nu te halen (actualisering), maar door zelf het verhaal binnen te stappen en met heel je hebben en houden een personage te worden dat het plot meemaakt (narrativiteit). Of door het verhaal uit te spelen in bibliodrama en ritualiteit. In iedere eucharistieviering immers worden wij gelijktijdig met het volk van God dat manna raapte in de woestijn, met de wonderbare spijziging aan de oever van het meer, met de maaltijden waarbij Jezus zichzelf nodigde (in het huis van Zacheüs) of genodigd werd (in het huis van Simon de Farizeeër).
Kan het nog onmiddellijker? Dan betreden wij het heiligdom van de ziel, die leeft van woorden, zin en betekenis, en die soms ervaart dat het juiste woord op de juiste plaats als een bliksemschicht inslaat.
Een mooi voorbeeld van zo’n verinnerlijking kwam ik tegen in de opera La Fanciulla del West (1910) van Giacomo Puccini op een Italiaans libretto van Guelfo Civinini en Carlo Zangarini, gebaseerd op het toneelstuk The Girl of the Golden West van David Belasco, ‘The Bishop of Broadway’. Het verhaal speelt zich af in de Sierra Madre Mountains van Californië, 1849-1850, het hoogtepunt van de Gold Rush.
De opera begint in ‘Polka’, een saloon gevuld met goudzoekers van het type ruwe bolster, blanke pit, met alles wat het geromantiseerde Wilde Westen kenmerkt: drinken, gokken, heimwee. De saloon wordt uitgebaat door de jonge Minnie, die met natuurlijk overwicht, desnoods met getrokken revolver, hun avances van zich afhoudt, ruzies beslecht en de goudzoekers Bijbelles geeft.
Minnie (bladerend in de Bijbel):
Waar waren we gebleven? Ruth, Ezechiël? Nee, Ester?
Ah, hier het ezelsoor: Psalm 51, van David.
Harry vertel, wie was David?
Harry: Dat was een koning uit oude tijden, een ware held.
Toen hij een jongen was, ging hij gewapend met een ezelskaak
een enorme reus te lijf en maakte hem af.
…
Minnie : Vers twee:
‘Zuiver mij met hysop en ik zal rein zijn…’
Joe: Wat is dat: hysop, Minnie?
Minnie: Dat is een kruid dat groeit in het Oosten.
Joe: En groeit het dan niet hier?
Minnie: Jawel, Joe, in ieder hart groeit daar wel een struikje van.
Joe (lachend) In het hart?
Minnie : In het hart. (Gaat door met lezen)
‘Was mij en ik zal witter dan sneeuw zijn.
Schep in mijn borst een zuiver hart,
en vernieuw in mij een vaste geest.’
Dat wil zeggen, jongens, dat er nergens op de wijde wereld
een zondaar is die niet een pad van verlossing in kan slaan.
Houden wij niet stiekem allemaal vast
aan deze laatste waarheid van de liefde?
Joe weet nu nóg niet wat hysop precies voor kruid is. De NBV vertaalt met ‘majoraan’, alsof de lezer ermee geholpen is te wijzen naar het keukenkastje boven het fornuis. Nee, dan doet Minnies antwoord meer ter zake: die hysop groeit in ieders hart, wat blaadjes, een paar stengeltjes. Zoals het verlangen groeit – naar reiniging, een zuiver hart, verlossing.
Die zuiverheid en laatste waarheid van de liefde betekenen overigens voor Minnie dat zij een affaire begint met een gevaarlijke, gezochte misdadiger. En om zijn hachje te redden vals speelt met poker. Liefde en verlossing zijn geen burgerlijke categorieën.
Kan ook de predikant een dergelijke verinnerlijking toepassen: dat feitelijke plantjes, door priesters geplukt voor ritueel gebruik, nu zomaar opgroeien in ieders hart? Misschien wel, maar niet dan nadat is erkend dat Minnie kan wat de predikant niet kan.
In het theater wendt Minnie zich tot Joe. Het publiek speelt ondertussen voor luistervink. Het wordt niet zelf aangesproken, het luistert hun gesprek af. Het publiek is niet zelf in het geding, het ziet het aan, het gebeurt niet hier (bij mij), maar dáár.
In de kerk daarentegen wendt de predikant zich rechtstreeks tot zijn gehoor, in de directe rede, in een openbare ruimte. Die openbaarheid heeft de kerk met het theater gemeen. Het toneel zelf echter is geen publiek domein, het is slechts weinigen voorbehouden zich op de Bühne te begeven. In de intimiteit van het podium (!) kan iets kleins gezegd worden, dat in een andere setting eerder als ongepaste intimiteit wordt ervaren.
De tedere verinnerlijking van die paar sprietjes hysop in ieder hart, nodigt uit tot persoonlijke toe-eigening. Dat kan alleen in een gewaarborgde vrijheid om zich deze ontroering al dan niet toe te staan. Die ruimte doet zich eerder voor in het donker op het pluche, afluisterend, dan in de openbaarheid van de kerk. Dat heeft Minnie vóór op de predikant.
Tenzij de predikant bij haar in de leer gaat! En zich meer theatrale vormen, een enscenering en poëtische mogelijkheden eigen maakt. Of op dat zeldzame moment dat de predikant echt ‘ik’ zegt: ‘Dat betekent voor mij...’
drs. Klaas Touwen