- Versie
- Downloaden 23
- Bestandsgrootte 278.09 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 december 2020
Homiletische hulplijnen 26
Geloofwaardigheid
De preek is geen particuliere geloofsuiting. De predikant is niet in zijn persoonlijk leven af te rekenen op wat hij ’s zondags verkondigt. Het gaat ook niet aan dat hij blijft aarzelen bij de te grote woorden, omdat hij ze zelf niet waar kan maken. De verkondiging behoort niet tot de inboedel van het privédomein.
De predikant is immers zelf zijn eerste hoorder. De preek is niet de neerslag van zijn persoonlijke overtuigingen en levensstijl, maar van een noodzaak: dit moet gezegd, het mag niet teloorgaan. Het is niet krachtens een comfortabel geloof dat ik tot deze preek ben gekomen, maar op basis van dit zowel kwetsbaar als onaantastbaar hermeneutisch minimum: dat ik er fiducie in heb en houd.
Dat geldt ook voor de hoop. De christelijke hoop is geen waarschijnlijkheidsberekening van blijde verwachting, maar een taai volhouden, vechten tegen de bierkaai, volharden omdat het nodig is. Lau loene (Ps. 115,1!) ligt ons nader aan het hart, maar het zou onaanvaardbaar zijn als wij ophielden met hopen. Bijbelstheologisch zijn de hoop en het Gebot der Stunde van gelijke makelij.
In de Middeleeuwen werd een theologisch sjibbolet aangewend: ‘Als een dikke vieze strontvlieg in het wijwater valt, is dan het wijwater ontwijd of de vlieg gewijd?’ Het antwoord op die vraag hield en houdt de gemoederen verdeeld, maar is uiterst relevant. Wie door die vlieg het wijwater ontwijd ziet, legt een te groot gewicht bij de onfeilbaarheid van de clerus (de strontvlieg) die immers altijd tegenvalt. Is mij doordat de priester aangeschoten was, het waarachtig lichaam en bloed van Christus onthouden? Heeft de preek geen waarde als zij niet geheel en al samenvalt met het persoonlijk eigene?
‘De Sacramenten en het Woord zijn werkzaam, omdat Christus ze ingesteld en opgedragen heeft, ook al worden ze door slechten uitgereikt’ (Confessio Augustana VIII).
De geloofwaardigheid van de preek – en van de predikant – stoelt niet slechts op zijn persoonlijkheid, maar ook op zijn professionaliteit en niet in de laatste plaats op het ambt. In onze tijd van mannetjesmakerij en x-factor is de balans teveel doorgeslagen naar de persoonlijke dimensie. De kerk noemt dat een donatistische ketterij.
Wat de predikant nodig heeft is een vrolijk ambtsbesef, maar juist dat is een schaars gevonden goed in een kerk die haar ambtstheologie ziet perverteren in hiërarchische verwording en uitsluiting. Wat is het ambt? Eenvoudigweg: dat iemand de hete kastanjes uit het vuur haalt. Of met een ander gastronomisch voorbeeld: soms maken wij mee dat een heel gezelschap om de hete brei heen danst. Niemand durft de heikele kwestie aan te roeren. En dan de opluchting en dankbaarheid als iemand de beklemming doorbreekt en precies die vervelende vraag stelt waar iedereen voor vreesde en op hoopte.
Dat is ambtelijk handelen: iemand doet wat moet gedaan. Niet dat je er altijd je handen aan brandt. Het is dikwijls geen last maar een vreugde. Maar toch: het luistert nauw. Het ambt is het zachte juk dat Christus ons oplegt. Hoe licht die last blijkt te zijn, hangt mede af van de anderen die het ambt meedragen. Daar is een hele parochie voor nodig.
Klaas Touwen
LOGO
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,
Vézelay, die de samenhang verzinnebeeldt tussen Oude en Nieuwe Testament.
Mozes werpt tarwe in de molen, Paulus vangt het meel op.