- Versie
- Downloaden 22
- Bestandsgrootte 278.07 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 19 januari 2021
Homiletische hulplijnen 22
Tenslotte
Wie zijn eigen preken terugleest, merkt op welke thema’s kennelijk geruime tijd speelden. Homiletisch werk gaat gelijk op met de biografie. De preek heeft een persoonlijke component. Gelukkig maar!
Naast deze eigen existentialen speelt echter dikwijls ook een geconditioneerd zijn mee. Vooral aan het eind van de preek wordt dat zichtbaar. Bijvoorbeeld: veel preken tenderen naar uiteindelijke harmonie. ‘Als alle mensen van goede wil hun hart nu eens lieten spreken, wat zouden we dan in een mooie wereld leven.’ Een dergelijk slotakkoord wordt ook in dit tijdschrift dikwijls aangeslagen.
We noemen dat een ‘homiletisch refrein’: ongeacht tekst of thematiek komt een hele reeks preken steeds daarop uit, alsof de predikant door een innerlijke noodwendigheid gedreven geen andere mogelijkheden vindt. Het refrein is los verkrijgbaar. Het laat zich op elke preek plakken als een liedje dat je maar niet uit je hoofd kunt zetten. Het is een stoplap.
Vaak dient zo’n refrein ter geruststelling. Niet alleen van het gehoor maar ook van de predikant: ‘Het komt goed.’ Bijna altijd doet het refrein afbreuk aan de relevantie van de preek. De waarheid die wij op het spoor kwamen, wordt voortijdig tot handzame proporties teruggebracht. Het alarm is al weer onklaar gemaakt, de verontrusting gesust.
Wie zijn refrein herkent – ‘Daar heb je hem weer’ –, wint aan communicatieve kracht en oorspronkelijkheid. De predikant heeft meer pijlen op zijn boog. Welke alternatieven staan hem ter beschikking? Hoe komt een preek tot zijn eind?
Belangrijk is het inzicht dat niet de predikant maar zijn gehoor het einde van de preek bepaalt. De preek is voorbij als de hoorder klaar is met luisteren. De thematiek die de predikant aan het begin van zijn preek beloofde, is al dan niet bevredigend ontvouwd, misschien is de predikant nog bezig met een laatste afronding, maar op een bepaald moment is voor de hoorder de preek klaar. De predikant kan ook te abrupt eindigen en zijn gehoor in verbijstering achterlaten. In het meest gunstige geval houden predikant en hoorder tegelijkertijd op. In het geheel van een preekopbouw is de afronding de kortste fase (5 tot 10 % van het geheel). En een preek heeft maar één afronding nodig...
Een probate vorm is de samenvatting. In een didactisch opgezette preek kondigt de predikant aan wat hij gaat zeggen, ontvouwt vervolgens wat hij wil zeggen en vat tenslotte kort samen wat hij gezegd heeft. Maar de didactische stijl is maar één van de vele mogelijkheden.
Het einde van de preek vraagt om een perspectief. Waar de predikant geneigd is een allesomvattend perspectief neer te zetten (dikwijls ontaardend in dat homiletisch refrein), vraagt de hoorder om een handelingsperspectief: ‘Wat staat mij nu te doen?’ De predikant kan dat niet voorschrijven maar moet toch tot een toespitsing komen in een woord van hart tot hart als door een vriend gesproken.
Het handelingsperspectief behoeft niet alleen die toespitsing maar ook de toezegging dat het te doen is. Nee, er zijn geen garanties. De preek neemt het risico niet weg. Maar alleen al het feit van de gebiedende wijs van Mozes en de Messias impliceert de mogelijkheid die zich hier ontvouwt. ‘Moeten’ veronderstelt ‘kunnen’. Het gebod is de laatste strohalm om aan vast te klampen dat het met de wereld anders kan.
Bovendien, en dat is de vorm niet van de uitwaaiering tot alle mensen van goede wil, maar van de christologische concentratie: ‘Er is er al eens één de woestijn doorgetrokken.’ ‘Er is er één die voor zijn vijanden heeft gebeden.’
Klaas Touwen
LOGO
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,
Vézelay, die de samenhang verzinnebeeldt tussen Oude en Nieuwe Testament.
Mozes werpt tarwe in de molen, Paulus vangt het meel op.