Homiletische hulplijnen 109

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 0
  • Bestandsgrootte 151.33 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 18 juni 2024
  • Laatst geüpdatet 18 juni 2024

Homiletische hulplijnen 109

Homiletische hulplijnen 109
Spirituele onverschrokkenheid 

Does God exist? I don’t have any evidence either way, but I am not sure that is the right question. For me, the question is what it means to believe. The thing is, against all my better judgement, I find it impossible not to believe, or at the very least not to be engaged in the inquiry of such a thing, which in a way is the same thing. My life is dominated by the notion of God, whether it is His presence or His absence. I am a believer – in both God’s presence and His absence. I am a believer in the inquiry itself, more so than the result of that inquiry. As an extension of this belief, my songs are questions, rarely answers.
… So, do I believe in God? Well, I act like I do, for my own greater good. Does God exist? Maybe, I don’t know. Right now, God is a work in progress.
www.theredhandfiles.com/belief-in-a-god-explain-your-faith

            In maart 2024 kwam de Nederlandse vertaling uit van Faith, Hope and Carnage (2022), de bundeling van een reeks gesprekken tussen twee vrienden: Nick Cave, de dichter en singer-songwriter, en Seán O’Hagan, journalist en schrijver. Het eerste gesprek vond plaats in augustus 2020. De reeks gesprekken nam met tussenpozen een jaar in beslag, het jaar van de lockdown.

Als nawoord is een gesprek van twee jaar later toegevoegd, waarin Cave zichzelf herneemt, bijvoorbeeld op het punt dat geloof ergens goed voor is, een praktisch nut zou hebben: ‘Inmiddels vind ik dat een defensief standpunt. En het is ook neerbuigend richting religie: het idee dat we onze religieuze overtuigingen moeten verantwoorden door er praktische, rationele redenen voor te vinden, waarvan de belangrijkste is dat religie op een bepaalde manier heilzaam is. Dat religie goed voor ons is, in plaats van dat het gaat om iets dat puur met toewijding te maken heeft, dat in wezen draait om aanbidding’ (300).

Cave geeft zich in dit boek te kennen als een mysticus nolens volens, in de traditie van de via negativa. Sommige passages doen denken aan de Donkere nacht van de ziel van St. Johannes van het Kruis. In een van de gesprekken komt de mystieke invloed ter sprake die inderdaad ‘de gedichten van de heilige Johannes van het Kruis’ op hem hadden, in een adem genoemd met ‘de vreemde erotische geschriften van de heilige Theresia van Avila, die de poëzie overstijgen’ en het werk van in het bijzonder William Blake en de heilige Augustinus. ‘Het zijn mooie kunstwerken, maar ze hebben ook een diepere beweegreden. Ze staan in dienst van het goddelijke en worden ladders naar een spirituele ervaring’ (203).
Kenmerkend voor Cave is dat deze mystieke ervaring niet allen ter sprake komt in de gesprekken over zijn religieuze wending, maar ook de poëticale passages waarin hij de lezer deelgenoot maakt van de agonie in zijn schrijfproces: ‘Je begint in een staat van ontbering, van nietigheid en totale leegte. En dan wordt je geconfronteerd met jezelf minus al je ideeën, dus minus alles waarmee je je normaal gesproken wapent tegen de geïnternaliseerde bullshit over jezelf en je kwaliteiten, al die negatieve gedachten die als een vloek in je binnenste leven’ (122). ‘Ik zwem als een goudvis rondjes in mijn vissenkom en zeg: “Er komt niets. Er komt niets.” Het creatieve proces kan zo vernederend zijn’ (125).
‘En dan ineens verandert het. De lichten gaan aan… Het punt is dat, ook al staan die notitieboekjes vol met betekenisloze woorden, er altijd kleine stukjes in zitten die zich na verloop van tijd van de pagina losmaken. Ze beginnen te glinsteren… Bij het schrijven van nummers zitten er altijd van die kleine glinsteringen verborgen in al die bij elkaar geraapte onzin, in elke valse start en in elk mislukt idee. Ze liggen er als aanwijzingen in begraven. Plotseling laten ze zichzelf zien, stijgen ze op van de bladzijden en beginnen ze elkaars hand vast te houden’ (125v).
En nog eens: ‘Als je begint met het schrijven van de nummers, heb je alleen maar kleine puzzelstukjes…, en die lijken bedroevend ondermaats te zijn. Dat is alles wat je hebt. Daar komt veel angst bij kijken. Vervolgens beginnen ze te verbroederen, die kleine deeltjes, en gezamenlijk beginnen ze betekenis te verzamelen’ (126).

De wereldwijde context van deze gesprekken is de lockdown. De persoonlijke context is die van rouw, met als kern de dood van Arthur, zijn 15-jarige zoon (2015), – een van de vele rouwprocessen in zijn leven. Hartverscheurend genoeg heeft Cave sindsdien nog een zoon verloren, de 31-jarige Jethro (2022).
Het boek onthult de manier waarop het geloof, zonder ooit een duidelijk, troostend antwoord te geven, het mogelijk maakt om te kijken naar wat verschrikkelijk is zonder wanhoop of ontwijken. Het geloof van Cave is niet dat van een man die op zoek is naar sluiproutes of troost. Op een gegeven moment spreekt hij over een ‘spirituele onverschrokkenheid’ die bij hem opkwam in de nasleep van Arthurs dood – ‘een soort roekeloze weigering om ons neer te leggen bij de toestand van de wereld’ (173).

De Nederlandse titel luidt Geloof, hoop en ravage. Dat laatste woord is geen directe vertaling van carnage in de Engelstalige titel, dat ‘slachting’ betekent, ‘bloedbad’. Waarom vertaald met ‘ravage’? Ik vermoed dat vertaler Daan Savert een begrip nodig had waarvan het woordbeeld toespeelt op de naam Cave. In het Engels doen de twee beginletters en de slotletter van carnage dat. Ook ‘Ravage’ heeft drie letters die zich daartoe lenen; het is eveneens een duister woord.
Ondertussen is Carnage ook de titel van het studioalbum van Nick Cave en Warren Ellis (2021), dat gedurende de covidpandemie uitkwam, of in Cave’s eigen woorden: zich genesteld had ‘in een collectieve catastrofe’ (175); de nummers vormen ‘een serie van kleine bloedbaden’ (176). Het woord Carnage bevat zoveel andere woorden: cage, age, rage, arcane grace en vooral anger: ‘Er ging een vloedgolf van razernij door mijn lichaam. Die was vreselijk sterk, en mijn hele lichaam trilde van furieuze woede’ (177). ‘Al mijn nummers zwaaien gedag. Ze laten allemaal een spoor van razernij achter’ (176).

‘Alles wat we liefhebben en koesteren slepen we met ons mee, al onze behoeften, hunkeringen en wonden dragen we bij ons, en alle mensen die zich in ons hebben uitgestort en ons gemaakt hebben tot wie we zijn, en alle geesten die met ons meereizen. Het is alsof we ons richting God bewegen, maar dat het tegelijkertijd de liefde van God zelf is die ons voortbeweegt; Hij is zowel de drijvende kracht als de bestemming, en Hij verblijft in de levenden en de doden. We draaien en draaien, en lopen keer op keer tegen dezelfde dingen aan. Maar binnen deze bewegingen gebeurt er van alles dat ons verandert, ons vernietigt en een kentering teweegbrengt in onze verhouding tot de wereld. Bij elke wending wordt deze cirkelbeweging wezenlijker, betekenisvoller en noodzakelijker’ (291).

Nick Cave en Seán O’Hagan, Geloof, hoop en ravage, Utrecht 2024

 

drs. Klaas Touwen