- Versie
- Downloaden 40
- Bestandsgrootte 299.22 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
14 mei 2015
Hemelvaart van de Heer
Lezingen: Hand. 1,1-11; Ps. 47; Ef. 1,17-23; Mar. 16,15-20 (B-jaar)
Inleiding
Dat het aardse leven van Jezus niet eindigt met de dood, vormt de kern van het christelijke geloof. Vaak minder benadrukt in de dagelijkse verkondiging is dat Christus na zijn verrijzenis nog herhaaldelijk verschijnt aan zijn leerlingen. Het werkelijke afscheid van de aardse Jezus vindt volgens de overleveringen pas plaats bij zijn hemelvaart, veertig dagen na zijn verrijzenis. Bovendien is zelfs dit afscheid er geen zonder belofte op hernieuwde aanwezigheid én wederkomst.
Verheven in Gods heerlijkheid
De hemelvaart van Jezus markeert een afscheid van zijn aardse leven: Jezus wordt immers ten hemel opgenomen, letterlijk ‘verheven’ boven de aarde. De Bijbelse teksten besteden niet veel aandacht aan de wijze waarop dit precies gebeurde. De meest expliciete uittekening vindt men terug in Handelingen 1,9 en blijft vrij sober. Men kan er lezen dat Jezus voor de ogen van de apostelen omhoog wordt geheven en dat een wolk hem meevoert. De klemtoon van de Bijbelteksten ligt dus elders. Meer bepaald getuigt Jezus’ hemelvaart van twee belangrijke zaken.
(1) De hemelvaart van Jezus is net als de verrijzenis en de verschijningen een teken van Gods macht en heerlijkheid. In die zin is het goed te begrijpen waarom het lectionarium ook Psalm 47 voorschrijft te lezen op Hemelvaartdag. In dit lied moedigt de psalmist de gelovigen aan om te juichen voor God, die hoog verheven zetelt op een heilige troon. De psalm bejubelt God om zijn machtige koningschap over de gehele aarde. Ook de brief aan de Efeziërs is vervuld van lofprijzingen ten aanzien van God, de Vader der heerlijkheid.
(2) Met de hemelvaart is ook Christus mee opgenomen in deze goddelijke heerlijkheid. De Evangelist Marcus stelt dat Jezus nadien plaatsnam aan de rechterhand van God. De Efeziërsbrief breidt de aandacht voor de verheerlijkte Jezus nog meer uit door in vers 21 te specificeren dat Christus’ heerschappij onbeperkt is in tijd (deze betreft niet alleen de huidige, maar ook de toekomstige wereld) en ruimte (zijn heerschappij is hoog verheven boven alle denkbare machten en krachten).
Bron van hoop
Waarom wordt de goddelijke heerlijkheid zozeer bejubeld? Het gaat hier niet om het vereren van een verheven afstandelijke God. Integendeel, juist de heerlijkheid van God garandeert zijn nabijheid. Uit Psalm 47 blijkt al hoe deze grootse God zijn macht ten dienste stelt van het welzijn van zijn volk. De Brief aan de Efeziërs beklemtoont evenzeer de grote hoop waartoe God ons roept vanuit zijn heerlijkheid (v. 18). En deze hoop heeft alles te maken met de opname van de Zoon in de heerlijkheid van de Vader. Het is de verheerlijking van Christus die ons allen tot bemoediging mag strekken, en wel om een tweevoudige reden.
(1) De verheerlijking van Jezus verhaalt onze eigen toekomst. Wij zullen delen in zijn sterven, maar uiteindelijk ook verrijzen en omhoog geheven worden om ooit samen met Jezus aan Gods rechterhand zetelen.
(2) De genoemde individuele hemelvaartboodschap kadert binnen de hoop op collectief heil. In Handelingen klinkt immers de belofte dat Jezus zal wederkeren op dezelfde manier waarop hij ten hemel is gestegen (v. 11). Op dat moment van wederkomst zal hij Gods koninkrijk op aarde herstellen.
Op nieuwe wijze aanwezig in afwachting van de wederkomst
Christus’ verhevenheid verhindert God niet om betrokken te zijn op het aardse leven. Zijn hemelvaart betekent evenmin dat men tot zijn wederkomst moet wachten met de bouw aan het koninkrijk Gods. Integendeel, in afwachting van Jezus’ wederkomst zal de goddelijke heerlijkheid op een nieuwe wijze aanwezig zijn. Deze hernieuwde aanwezigheid na hemelvaart zal de leerlingen ondersteunen in hun opdracht van verkondiging en in de vorming van kerkgemeenschappen. De nieuwe wijze waarop God voortaan nabij zal zijn, wordt op verscheidene wijzen uitgedrukt.
Tekenen van de Heer
De Evangelist Marcus spreekt over ‘tekenen van de Heer’ die het woord van de verkondigers kracht zullen bijzetten. Het is Christus zelf die zal meewerken aan de verkondiging van de apostelen in deze tekenen. Meer bepaald zal Gods macht en Jezus’ blijvende nabijheid blijken uit de demonen die geloofsleerlingen kunnen uitdrijven, de nieuwe talen die ze zullen spreken, de slangen die ze kunnen bedwingen, het dodelijke gif dat hen niet kan treffen en de genezingen die ze bewerkstelligen (vv. 17-18). Opvallend is dat Jezus met deze belofte niet alleen de apostelen, maar een grotere groep van geloofsleerlingen aanspreekt door zich te richten tot ‘hen die tot geloof gekomen zijn’.
De heilige Geest
Zowel in de Efeziërsbrief als in de Handelingen is er niet enkel sprake van de Vader en de Zoon, maar ook van de heilige Geest. De wijze waarop de onderlinge verhoudingen en de relatie met de mens is voorgesteld, verschilt echter in de aangehaalde Bijbelteksten.
Volgens de Handelingen is Jezus als het ware ten hemel opgenomen om ruimte te maken voor de aanwezigheid van de Geest op aarde. In afwachting van de vervulling van de belofte van de Vader zullen de apostelen gedoopt worden in deze heilige Geest. In de Handelingen wordt expliciet verwezen naar de kracht van deze heilige Geest. Het is de Heilige Geest die de apostelen zal sterken om te getuigen van Jezus. De verantwoordelijkheid die de verkondiging voor de apostelen met zich meebrengt, wordt eveneens benadrukt in het verhaalde. Twee mannen in witte kleren berispen de leerlingen wanneer ze te lang naar de hemel blijven turen na Jezus’ hemelvaart (vv. 10-11).
De accenten liggen lichtjes anders in de Efeziërsbrief, waar zowel de rol van de heilige Geest als de verantwoordelijkheid van de geloofsleerlingen in de verkondiging in zekere mate wordt ingeperkt. De passage in de Efeziërsbrief reflecteert de meest uitgewerkte theologie, waarbij aan elk van de drie goddelijke personen een eigen rol wordt toebedeeld. De gelovigen zullen de Geest van openbaring en wijsheid ontvangen. Anders dan in de Handelingen ligt de klemtoon in de Efeziërsbrief niet zozeer op de kracht die de Geest schenkt in de effectieve verkondiging van Jezus’ boodschap. De Geest bewerkt vooral begrip van en geloof in de verheerlijkte Vader. Bovendien zijn zowel de Geest als de menselijke verantwoordelijkheid enigszins ondergeschikt aan Christus. Het is immers de verheerlijkte Christus zelf die als hoofd aan de kerk wordt geschonken en zal garanderen dat de kerkelijke gemeenschappen de uiteindelijke vervulling van de parousia voorbereiden (vv. 22-23).
Preekvoorbeeld
Afscheid nemen is niet altijd even gemakkelijk, is vaak heel zwaar. Zeker als je afscheid moet nemen van een dierbare die binnen afzienbare tijd zal gaan sterven of van iemand die leeft met de dood voor ogen. Als de mogelijkheid zich voordoet, kom je als familie bij elkaar: man, vrouw, kinderen, kleinkinderen en schaar je je rond die dierbare. Soms is dat bijvoorbeeld bij de viering van het sacrament van de zieken. Ieder kan dan vaak op persoonlijke wijze afscheid nemen. Soms ook neemt de ernstig zieke afscheid van de omstanders. Niet zelden heeft deze dan nog een boodschap of raad voor de achterblijvers: ‘Blijf goed voor vader of moeder zorgen.’ ‘Ik heb jullie het geloof meegegeven, blijf daar trouw aan.’ ‘Bewaar de onderlinge band’. ‘Ik heb een mooi leven gehad en ben daar dankbaar voor; ik ben ook dankbaar voor wat jullie voor mij hebben betekend.’ Zo’n boodschap of raad zal meestal in de lijn liggen van, zal doorgaans aansluiten bij de manier waarop degene die vertrekt steeds gesproken heeft. Zijn of haar goede raad komt vast niet uit de lucht vallen.
Is er zoiets dergelijks ook niet aan de hand nu wij de Hemelvaart van de Heer vieren? We hoorden het in de evangelielezing van zojuist: ‘Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd hij ten hemel opgenomen.’ Maar we hoorden ook dat daaraan voorafgaand Jezus aan zijn leerlingen verscheen en hun een opdracht gaf: ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondig het evangelie aan heel de schepping.’
Het ‘ten hemelvaren van Jezus’ betekent dat hij wordt verheven boven de aarde en dat hij gaat delen – voorgoed – in Gods heerlijkheid. Tegelijk is het, net als zijn verrijzenis en zijn ontmoetingen met de vrouwen en de leerlingen na die verrijzenis, een teken van Gods macht. Niet voor niets is dé psalm voor deze dag: Psalm 47. Daarin is sprake van God als koning over heel de aarde, over alle naties, zetelend op zijn heilige troon. Die verheerlijking van Christus is voor ons een teken van hoop, zij biedt perspectief en bemoediging. Ooit zullen wij mogen delen in die verheerlijking waarin Christus ons is voorgegaan.
Maar dat moeten we niet lijdzaam afwachten, want de woorden van Jezus aan zijn leerlingen vóór hij ten hemel werd opgenomen gelden ook óns: ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.’ Daar mogen we dan bij betrekken hetgeen we hoorden in de eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen. Lucas haalt herinneringen op over Jezus: hoe hij een keer bij een samenzijn zei dat ze de ‘kracht zouden ontvangen van de heilige Geest om zijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het einde der aarde.’ Om die Geest bidt ook Paulus in zijn brief aan de Efeziërs, zoals we hoorden in de tweede lezing: ‘Ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid u de Geest te geven van wijsheid en openbaring om Hem waarachtig te kennen.’
Te leven in de Geest van Jezus Christus, dat zou je de boodschap, de goede raad kunnen noemen, die ons vandaag wordt gegeven, nu Jezus afscheid van ons neemt in zijn aards bestaan. Maar dat is slechts één kant van de medaille. Leven in de Geest van Jezus wil ook zeggen: getuigen van Jezus, van zijn Blijde Boodschap. Jezus draagt zijn apostelen en ons op in zijn Geest over Hem te getuigen in een steeds wijder gebied, ja: tot het einde der aarde.
Maar hoe doen wíj dat dan? Welke is de boodschap die Jezus voor óns heeft? Wel: dat is allereerst dat het niet de bedoeling is naar de hemel te blijven staren. Daar voltrekt zich het Rijk Gods niet. Integendeel: om je heen, hier op de aarde, veraf of dichtbij, hier zijn mensen aan wie Gods belofte zich moet voltrekken. Hier, in deze wereld, in de realiteit van alledag zijn mensen aangewezen op hulp van ons, op een vriendelijk woord of een gebaar, op daden waarin respect doorklinkt voor ieder. Hier, in deze wereld, zijn mensen aangewezen op onze inzet om tot een rechtvaardiger verdeling van goederen te komen, zodat ieder deel heeft aan de welvaart in deze wereld, zodat ieder een thuis heeft en zich thuis voelt, ieder genoeg te eten heeft. Als we naar de hemel blijven staren, gaan de gerechtvaardigde verlangens van mensen in lucht op of verdwijnen naar een verre horizon die nooit dichterbij komt, nooit werkelijk kan worden.
Bij dat getuigenis zal ons Gods kracht niet onthouden worden, hoorden we in het evangelie. Het is Christus zelf die zal meewerken aan de verkondiging van de apostelen in de tekenen die de gelovigen zullen vergezellen: demonen uitdrijven, nieuwe talen spreken, slangen bedwingen, genezingen verrichten. Opvallend is dat Jezus met deze belofte niet alleen de apostelen, maar een grotere groep van geloofsleerlingen aanspreekt door zich te richten tot ‘hen die tot geloof gekomen zijn’; en daar horen ook wij bij!
Misschien is dát wel wat het meest typerend is voor Hemelvaart des Heren: dat wij bij Jezus’ ten hemel opgaan de boodschap meekrijgen een nieuw leven te beginnen, een leven naar zijn voorbeeld, zodat aan mensen recht wordt gedaan, zodat mensen van elkaar houden en elkaar geen kwaad aandoen. Het is dan als met die dierbare die zijn of haar leven uit handen gaat geven: hij of zij – en in dit geval: Jezus – geeft ons een goede raad, een boodschap: om te leven zoals hij, zodat de wereld er beter van wordt.
Wij vertellen over hem, wij geven elkaar het verhaal door, hoe hij leefde, hoe hij er was voor mensen. Wij doen dat hier, maar vooral ook in ons dagelijks leven. Wij doen dat, wij geven hem door, telkens wanneer wij iets uitstralen van zijn Geest, de Geest die ons nieuw leven inblaast, de Geest naar wie wij uitzien dat hij komen zal – met Pinksteren vieren we dat – om alles te vernieuwen, tot heil en zegen van mensen nú, in deze tijd, voor mensen hier op deze aarde.
Valérie Kabergs, inleiding
drs. Ton Peters ofm, preekvoorbeeld