- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 256.84 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 11 maart 2021
- Laatst geüpdatet 11 maart 2021
13 mei 2021
Hemelvaart van de Heer
Lezingen: Hand. 1,1-11; Ps. 47; Ef. 1,17-23; Mar. 16,15-20 (B-jaar)
Inleiding
Een wonderlijk feest. In alle drie de lezingen van dit feest is sprake van Jezus die ten hemel voer of daarheen werd opgenomen. Toch zijn Hemelvaarten niet zo zeldzaam als we misschien zouden denken. De oude Grieken en Romeinen vertelden hun mythen over de hemelvaart van helden als Herakles en Romulus opgenomen in de sfeer van de goden. Ook de Hebreeuwse Bijbel kent verhalen over hemelvaarten, zoals van Henoch (Gen. 5,24) en van de profeet Elia (2 Kon. 2,1-11). Evenzo bestaat in de Islam een hemelvaarttraditie, volgens welke de profeet Mohammed, gezeten op een gevleugeld muildier, vanaf de tempelberg in Jeruzalem ten hemel is gevaren om zich te onderhouden met Allah en alle eerdere profeten. Ofschoon de enscenering in de diverse hemelvaartverhalen verschillend is, vertellen alle op symbolische wijze over belangrijke personen die op bijzondere wijze naar de aanwezigheid van God of de goden zijn gevoerd.
Christenen hebben vaak moeite met dit soort taalgebruik, want symbolen, en dus ook symbolische taal, zijn voor veel mensen niet iets echts. Een wonder of andersoortig bewijs voor de Hemelvaart van Jezus is dan ook bijzonder welkom. Op de Olijfberg ten oosten van Jeruzalem in een kleine kapel, lange tijd door de Moslims als moskee gebruikt, wordt een steen getoond waarop voor wie goed kijkt, en de nodige fantasie heeft, de afdruk van de voeten van Jezus te zien moeten zijn omdat hij op die plaats zich afgezet zou hebben om ten hemel te varen. Overdreven aandacht en verering voor die steen kan de lezers van de teksten van dit feest echter wel van de eigenlijke betekenis van die symbolische taal afleiden.
Handelingen 1,1-11
De auteur draagt dit geschrift, evenals zijn eerste boek, op aan een zekere Theofilus. Over de identiteit van deze figuur is al heel wat gespeculeerd. De naam betekent gewoon ‘geliefde van God’ (Amadeus), en daarom kunnen we misschien denken aan de een of andere christengemeente voor wie Lucas zijn boek schreef, dat net zoals de tweede Johannesbrief gericht is aan de ‘uitverkoren vrouw en haar kinderen’.
In zijn eerste boek verhaalde de auteur over de praxis van Jezus. In dit, zijn tweede boek, vertelt hij hoe het werk en het onderricht van Jezus doorgezet wordt in de praxis van de apostelen (de Griekse titel van het boek is Praxeis Apostoloon). Direct aan het begin (v. 2) horen we al van de werking van de Heilige Geest, die vanaf nu constant handelend en sturend aanwezig is onder de leerlingen.
In het volgende vers lijkt het of de auteur in tegenspraak is met hetgeen hij in het evangelie heeft geschreven. Hier vertelt hij hoe Jezus gedurende veertig dagen aan zijn leerlingen verscheen en hen sprak over het Godsrijk, terwijl het in het evangelie lijkt of de verschijningen allemaal op één dag plaatsvonden en zelfs dat hij zijn leerlingen diezelfde avond nog meenam naar Betanië, waar hij ten hemel opsteeg. De liturgische kalender baseert zich op het gegeven van die veertig dagen en viert daarom het feest van Hemelvaart veertig dagen na Pasen. We hebben hier echter niet te maken met een kalenderaanduiding maar met een schriftuurlijke wijze van spreken. Het thema van veertig dagen komen we meer tegen in de Bijbel. Mozes verbleef veertig dagen (en veertig nachten) op de berg van God (Ex. 24,18).
De profeet Elia, liep veertig dagen (en veertig nachten) door de woestijn om bij de berg van de Heer, de Horeb te geraken, (1 Kon. 19,8). Ook Jezus zelf verbleef, na zijn doop door Johannes in de Jordaan, gedurende veertig dagen in de woestijn (Luc. 4,1). In alle drie deze gevallen kunnen we die veertig dagen beschouwen als een voorbereidingsfase om een bepaalde zending te kunnen uitvoeren, en hier, in het begin van het boek Handelingen, hebben we dan de voorbereidingsfase voor de leerlingen om hun zending te kunnen volbrengen.
In tegenstelling tot Matteüs en Marcus waar de leerlingen wordt opgedragen om naar Galilea te gaan, moeten ze volgens Lucas in Jeruzalem blijven totdat ze met de kracht uit de hemel zullen zijn bekleed (Luc. 24,49), de belofte waarover Jezus hen gesproken heeft (Hand.,4). In beide teksten gebruikt de auteur het Griekse woord dynamis, de ‘dynamiek’ van Gods Geest, het eigenlijke thema van het boek van de Handelingen van de Apostelen.
Waar de toegevoegde epiloog van het Marcusevangelie vertelt dat Jezus ‘ten hemel’ werd opgenomen (Mar. 16,19) vertelt Handelingen slechts dat Jezus ‘omhoog’ geheven werd en aan het oog van zijn leerlingen werd onttrokken (v. 9). Op deze wijze laat Lucas in het midden hoe die vermelding moet worden verstaan. Vervolgens vertelt de evangelist iets aparts: opeens stonden er twee mannen in witte gewaden bij hen. De auteur laat de lezers in het ongewisse waar die twee vandaan kwamen, tenzij men zich herinnert hoe elders in het werk van Lucas ook over twee mannen in witte of schitterende gewaden wordt verhaald. In zijn vertelling van de eerste paaservaring worden de vrouwen bij het graf eveneens aangesproken door twee van zulke figuren, terwijl bij er Marcus slechts een enkele jonge man bij het graf verschijnt en bij Matteüs een engel. Nu zijn schitterende witte gewaden vaak wel een manier om aan te duiden dat we met engelen te doen hebben, en zeker in de beeldende kunst worden ook op de Olijfberg de leerlingen door engelen aangesproken. Er is echter nog een andere Lucastekst waar twee mannen verschijnen in ‘stralend witte kleding’, namelijk Mozes (Tora) en Elia (Profeten) op de berg van de verheerlijking (Luc. 9,30). Waar in het laatste hoofdstuk van het evangelie vermeld wordt dat Jezus de Emmaüsgangers de Schriften verklaarde, beginnend bij Mozes en de Profeten, zo staan ook hier op de Olijfberg Tora en Profeten om de leerlingen de Schriften duidelijk te maken. Evenals in Luc 24,5 verklaren hier die twee mannen dat de blikrichting van de leerlingen onjuist is: wat staan jullie naar de hemel te kijken? Vanaf hoofdstuk 2 van het boek zien we hoe die blikrichtingen van de leerlingen, door de dynamiek (dynamis) van de Heilige Geest, gaat veranderen: van Jeruzalem naar Rome, van het begrensde en afgelegen land van Israël naar de wereld, van exclusief Joods naar de volken.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘Petrus de verkondiger’ (Handelingen 1,1–6,7), in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
Psalm 47
Het motief voor de keuze van deze psalm in het Romeins Missaal lijkt te liggen in vers 6 waar de psalmist zingt dat God de Heer onder gejuich en bij hoorngeschal omhoogsteeg. Door deze keuze wordt men eraan herinnerd dat Jezus het ware het beeld van God is, net zoals wanneer in de evangelies vermeld wordt dat hij over het water liep (vgl. Mat. 14,25; Mar. 6,48; Ps. 107,77).
Efeziërs 1,17-23
De link met de lezing uit Handelingen en het evangelie van deze feestdag bevindt zich exclusief in vers 20, waar de apostel belijdt dat God Jezus uit de dood heeft opgewekt en hem in de hemelen een plaats heeft gegeven aan zijn rechterhand. Paulus geeft hier geen verhaal of verslag over de hemelvaart van Jezus zoals Lucas en Marcus ‘schijnen’ te doen. Hij geeft hier slechts een deel van de oudste kerygma dat ‘Jezus heeft geleden, is gestorven en uit de dood opgestaan ten hemel is opgevaren’.
Zie: R. Hoet, ‘De brief aan de Efeziërs. Opbouwwerk’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 47-53
Marcus 16,15-20
De epiloog van het evangelie (16,9-20) behoort niet tot de originele versie, maar is later door een kopiist toegevoegd, mogelijk omdat hij of zijn gemeente moeite hadden met het oorspronkelijke einde van het boek waar de vrouwen vol angst van het graf weggaan en aan niemand iets zeggen. De auteur van dit gedeelte heeft elementen uit de andere evangelies genomen en in verkorte vorm hier aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd.
Onze perikoop zouden we als titel kunnen geven Tussen opdracht (v. 15) en uitvoering (v. 20), aangezien in vers 15 Jezus zijn leerlingen de opdracht geeft om de wereld in te trekken als heilsaankondigers. In vers 20 zien we dat zij dat ook werkelijk doen in de kracht van de Heer en met de tekenen die ermee gepaard gingen. De leerlingen moeten de Blijde Boodschap verkondigen net zoals Jezus had gedaan. Zodoende is er niet alleen geen breuk tussen de zending van Jezus en die van zijn volgelingen, maar een reëel vervolg van hetgeen met Jezus begonnen was. De opdracht aan hen om naar Galilea te gaan (16,7) krijgt hier een universelere aanvulling. De boodschap van de leerlingen, samen met de doop, moet tot geloof leiden en zo redding brengen.
In tegenstelling tot de vertelling van Lucas in Handelingen 1, wordt in deze evangelietekst eigenlijk maar heel weinig aandacht aan de hemelvaart zelf besteed. In de verzen die voorafgaan aan de perikoop van vandaag wordt op de verrijzenis ingegaan, een verkondiging aan enkele vrouwen op de eerste dag van de week. In vers 19 wordt slechts vermeld dat de Heer Jezus in de hemel werd opgenomen en plaats nam aan de rechterhand van God. Een uitspraak die ons bekend is uit zowel de apostolische geloofsbelijdenis als het Credo van Nicea-Constantinopel. Het gaat hier dus niet om een journalistiek verslag maar om een geloofsuitspraak, ook al willen Christenen vaak weten of zien wat er precies gebeurd is, zoals onder andere blijkt uit die steen in de Hemelvaartskapel op de Olijfberg.
Eveneens in tegenstelling tot Lucas is hier geen sprake van een tijdspanne van veertig dagen tussen verrijzenis en hemelvaart. Wat hier verteld wordt lijkt een vervolg tijdens de eerste dag van de week (16,2.9).
In de verzen 17-18 worden de belangrijkste tekenen van de authenticiteit van de prediking van de leerlingen vermeld. Het uitdrijven van demonen, slangen beetpakken, gif drinken, zieken genezen, allemaal tekenen van de authenticiteit van de apostolische activiteit, tekenen van de voortgang van de strijd tegen het kwaad en de realisering van vrede en gerechtigheid zoals door Jezus in gang gezet. Het spreken van vreemde talen moeten we daarom ook niet verstaan als het bidden in tongen zoals dat soms in charismatische of evangelische pinkstergroepen wordt uitgelegd, maar heeft te maken met de opdracht om de Boodschap van het Godsrijk aan alle volken te verkondigen.
Preekvoorbeeld
Beste Lucas,
Als ver achterkleinkind van je vriend Theofilus, wil ik je wat vragen. Ooit heb je hem geholpen de goede boodschap van Jezus te begrijpen, door achtergrondinformatie te geven bij de kernboodschap van de apostelen. Die boodschap had hem gegrepen: ‘God heeft in Jezus Christus zijn liefde gegeven aan alle mensen, ongeacht hun afkomst, rang, stand of sekse. Daarom hoeven we niet bang te zijn voor de keizer, of voor “geesten en demonen in de lucht”, of voor ziekte, dood en verderf. In de opwekking en verheerlijking van Jezus heeft God zijn kracht bewezen en heeft hij uiteindelijk het laatste woord.’
Beste Lucas, jij hebt overgrootvader in bijbelse beeldtaal verteld over Jezus. Mijn ouders, mensen uit de twintigste eeuw, snapten dat niet altijd. Zij vonden Hemelvaart een aanfluiting in tijden van ruimtevaart, zij dachten bij wolken aan het knmi en zij vertrouwden op computers. Wij weten ondertussen wel beter. Computers braken rare spoken uit, algoritmes, en die zetten processen in beweging die een normaal mens niet overziet. Allerlei gegevens zitten in the Cloud, een oncontroleerbare onzichtbare wolk. Nieuws wordt door sociale media zo gefilterd, dat iedereen zijn eigen waarheid hoort en mensen tegen elkaar worden opgezet. Soms lijkt het wel of we terug zijn in de angsten uit de tijd waarin jij leefde, bang voor machten in de lucht en demonen op de aarde.
Beste Lucas, ik begrijp ondertussen wel dat voor echt belangrijke dingen in het leven wetenschappelijke formules ontoereikend zijn. Zelfs verliefde dokters zeggen tegen elkaar ‘ik houd van je’ en niet ‘wat heb ik een hoge hormoonspiegel’. En iedereen begreep indertijd dat het lied van Elton John, Goodbye England’s Rose, niet ging over beroemde Britse rozentuinen, maar een ode was aan een geliefde prinses. Beeldspraak spreekt diepere waarheid dan formules.
Daarom ben ik je dankbaar voor je bijbelse symbooltaal, die voor Jezus’ apostelen vertrouwd was, maar die ik nog moest leren: veertig dagen als symbool voor een volle voorbereidingstijd op je levenstaak: Jezus veertig dagen in de woestijn, Mozes op de berg en Elia op trektocht voor hij God ontmoette op de Horeb. En nu voor de apostelen veertig dagen onderricht door de Opgestane zelf als voorbereiding op hún levenstaak. Dan vliegt de tijd in één zucht door van verrijzenis naar Hemelvaart.
En dan die wolk. Uit je verhalen begrijp ik, dat die wolk staat voor Gods aanwezigheid, enerzijds verhullend en anderzijds lichtend, zoals toen op de berg van de verheerlijking voorafgaand aan Jezus’ lijdensweg. Daar stond Jezus in het licht, met Mozes en Elia, wet en profeten, die hem bemoedigden voor zijn taak. Petrus wilde dat hemels tafereel op aarde vastpinnen, maar dat gaat niet. Blijkbaar krijgt Gods macht in deze wereld zijn uitwerking door de dagelijkse strijd en aanvechting van aardse mensen heen.
Dat blijft best wennen Lucas. Ik verlang er wel eens naar, dat de hemel rechtstreeks hier beneden orde op zaken stelt, maar Jezus wil blijkbaar dat het evangelie dezelfde weg gaat als hijzelf, door mensenlevens heen.
Op die eerste Hemelvaartsdag stonden de leerlingen verbouwereerd. Ze hadden ondertussen wel begrepen dat Jezus’ verrijzenis betekende dat hij bestaan mocht in de directe sfeer van God. Mozes en Elia waren in hun tijd ook direct in Gods heerlijkheid opgenomen. Maar dat het dan aan hún zou zijn om hier op aarde zijn ambassadeur te zijn, zijn werk hier door zijn Geest voort te zetten, daartoe hadden ze blijkbaar toch het zetje nodig van die twee blinkend witte mannen. Waren dat weer Mozes en Elia, wet en profeten, die van Hem getuigden?
In ieder geval hebben die apostelen mijn verre voorvader Theofilus en zijn geloofsgenoten tot grote vreugde en vertrouwen gebracht.
Beste Lucas, toén schreef je in taal die mijn grootvader kon begrijpen, maar ik moet nu altijd denken aan mijn kinderen en kleinkinderen. De tekenen van toen begrijpen ze niet, vreemde talen spreken leer je op school en bij ziekte ga je naar het ziekenhuis. Maar die onnoemelijke angst van nu, voor algoritmes en fake news, voor machten in the Cloud, voor vernietiging van de aarde, voor pandemieën en dreigingen. In welke taal kunnen we nu getuigen van ons geloof, dat Gods macht in Jezus onze Heer ons bewaren zal én ons tot volledige inzet voor zijn rijk rekruteert? Lucas, heb je een achterkleinkind dat het evangelie kan schrijven in de taal van onze tijd? Wil je met ons bidden om taal en kracht van Gods Geest om nu op aarde ambassadeurs te kunnen zijn van Christus’ rijk?
Als Hemelvaartsdag betekent dat Hem gegeven is alle macht in hemel en op aarde, het evangelie waar mijn grootvader Theofilus heilig in geloofde, bidt dan alsjeblieft met ons om die Geest die ons en onze kinderen taal en teken geeft om in onze tijd vrij en vrolijk te leven, onze verantwoordelijkheid te dragen, de heerlijkheid van Christus tegemoet.
Met vriendelijke groet,
Theofila uit de 21ste eeuw
inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld ds. Rinske Nijendijk-Cnossen