- Versie
- Downloaden 99
- Bestandsgrootte 123.48 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 oktober 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
26 december 2021
Heilige Familie
Lezingen: 1 Sam. 1,20-22.24-28; Ps. 84; 1 Joh. 3,1-2.21-24; Luc. 2,41-52 (C-jaar)
Inleiding
Het feest van de Heilige Familie behoort tot de meest recente feesten op de liturgische kalender van de rooms-katholieke kerk. De verering van de Heilige Familie is ontstaan in de middeleeuwen. Op veel middeleeuwse schilderijen wordt het huiselijke leven van Jezus, Maria en Jozef in Nazaret afgebeeld: Jozef is aan het werk als timmerman en Jezus speelt met Johannes de Doper die regelmatig langskomt. Populair was ook de afbeelding van Jozef en Maria die met hun pasgeboren kind naar Egypte vluchtten. De belangstelling voor de Heilige Familie leidde na de middeleeuwen tot speciale devoties. Zo ontstonden in de tijd van de barok broederschappen die zich speciaal richtten op de verering van Heilige Familie en in sommige lokale kerken werd er ook een speciale feestdag aan dit thema gewijd.
Onder paus Leo xiii (1878-1903) kreeg het feest een apart misformulier met eigen lezingen (epistel en evangelie) en gebeden. In 1921, tijdens het pontificaat van Benedictus xv (1914-1922) werd het als een aparte feestdag opgenomen in de algemene kalender van de rooms-katholieke kerk, waar het een plek kreeg op de zondag tijdens het octaaf van Epifanie/Driekoningen. In het Romeins Missaal van 1970 is het feest verplaatst naar de zondag onder het octaaf van Kerstmis (tussen 25 december en 1 januari).
De voorstellingen van het rustige en harmonische gezinsleven van de Heilige Familie in Nazaret die de basis vormden voor het ontstaan van het feest, gingen voor een deel terug op apocriefe tradities en voor een deel op de verbeelding van middeleeuwse schilders en beeldhouwers, maar er waren daarvoor maar moeilijk directe aanknopingspunten te vinden in de evangeliën of in de rest van de Bijbel.
Het was dus moeilijk om geschikte bijbellezingen te vinden voor het feest. De keuze van Leo xiii was op Lucas 2,41-52 gevallen. De reden daarvan zal ongetwijfeld zijn geweest dat in vers 51 staat dat Jezus vanuit Jeruzalem terug was gereisd naar Nazaret en daar onderdanig was geweest aan zijn ouders. Dit wordt bevestigd door de gebeden die voor het misformulier werden gekozen en die heel duidelijk de nadruk leggen op gehoorzaamheid en onderdanig zijn. De achterliggende gedachte was uiteraard dat het huisgezin in Nazaret aan elk rooms-katholiek gezin ten voorbeeld zou worden gesteld.
Typerend is de toelichting die ik vond in een Dagmissaal dat vóór het Tweede Vaticaans Concilie door veel kerkgangers werd gebruikt (het was verzorgd door de Redemptorist Th. Stallaert): ‘Dit feest is in later tijd uit de godsvrucht van de gelovigen ontstaan. Onze aandacht wordt gevestigd op het lieflijk beeld van het H. Huisgezin. Hij (Jezus) was hun onderdanig. Ook wij moeten delen in zijn geest van nederigheid en onderdanigheid.’
In het Romeins Missaal van 1970 werden voor het A-jaar, het B-jaar en het C-jaar eigen perikopen gekozen. Bovendien waren er nu voor elk van die cycli drie in plaats van twee lezingen. Voor het C-jaar waarin wij ons nu bevinden, werd de evangelielezing uit Lucas 2,41-52 gehandhaafd, in combinatie met Sirach 3,2-6.12-14 (respecteren van je ouders en voor hen zorgen wanneer ze hulp nodig hebben) en Kolossenzen 3,12-21. De laatste passage werd ook in het oude Missaal voorgeschreven. Ze eindigde met een oproep aan vrouwen om aan hun mannen onderdanig te zijn; aan mannen om aardig te zijn voor hun vrouwen; aan kinderen om gehoorzaam te zijn aan hun ouders en tenslotte aan de vaders om niet op hun kinderen te vitten (over de moeders wordt niets gezegd).
In 1998 werden twee alternatieven geboden voor de eerste twee lezingen, die veel beter bij de evangelielezing passen en in wezen aan het feest van de Heilige Familie ook een andere, en minder moraliserende draai geven. Om de combinatie van lezingen te begrijpen, kunnen wij het beste beginnen met het evangelie uit Lucas.
Lucas 2,41-52
Op het eerste gezicht lijkt het nogal merkwaardig dat deze perikoop werd gekozen voor de traditionele interpretatie van het feest van de Heilige Familie waarin de nadruk werd gelegd op Jezus’ onderdanigheid. Want uit het geheel van de passage komt Jezus helemaal niet naar voren als het onderdanige jongetje dat braaf alles doet wat zijn ouders zeggen. Op twaalfjarige leeftijd, op de drempel van de volwassenheid (naar toenmalige begrippen) en de leeftijd waarop joodse jongens later bar mitswa werden, gaat hij met zijn ouders naar de tempel in Jeruzalem. Maar hij gaat niet gedwee met hen mee terug naar huis. In plaats daarvan discussieert hij met de joodse leraren die perplex staan van zijn wijsheid en kennis. En zijn ouders maar zoeken en zich zorgen maken! Een voorproefje van wat hun later, na de rustige jeugd van hun zoon, nog te wachten zou staan, van de eigen wegen die hij dan zou gaan.
1 Samuël 1
Terwijl Maria en Jozef pas afstand hoeven te doen van hun zoon wanneer hij twaalf jaar is en hij dan daarna ook nog weer gewoon mee terug gaat naar huis, begint, in de eerste lezing uit het eerste boek Samuël, het proces van scheiding tussen ouders en zoon al veel eerder. Het is het ontroerende verhaal van Hanna die, zoals dat vaker voorkomt in de Bijbel, kinderloos dreigt te blijven. Totdat zij in het heiligdom tot JHWH bidt en belooft dat, wanneer zij een zoon zal krijgen, zij hem af zal staan aan JHWH om als een nazireeër (? verg. Num. 6,1-21) – van wie het haar niet werd afgeschoren en die nooit wijn mocht drinken – dienst te doen in het heiligdom.
Haar gebed wordt verhoord. Tegen alle verwachting in krijgt zij een zoon: Samuel, die later door God geroepen zal worden om profeet te worden en leider van het volk. Hanna mag haar zoontje nog bij zich houden zolang zij hem de borst geeft, maar daarna brengt zij hem meteen als een offer naar de priester Eli en van dat moment af zal Samuël de weg gaan die God hem wijst.
Het begin van de tweede lezing sluit hier direct op aan. Samuël is een kind van zijn ouders, maar vóór alles ‘kind van JHWH’. De eerste verzen uit de eerste brief van Johannes benadrukken dat wij als gedoopte christenen allemaal kinderen van God zijn.
De combinatie van lezingen biedt een onverwacht en verrassend perspectief op het feest van de Heilige Familie. Familie, gezinsleven, biedt warmte en geborgenheid en vraagt dat kinderen hun ouders respecteren, naar hen luisteren, voor hen zorgen wanneer ze dat nodig hebben. Dat alles hoort er ook bij en in die zin is het nest waarin je ter wereld komt en opgroeit, een belangrijke hoeksteen van de samenleving. Maar kinderen zijn niet het bezit van hun ouders. Ze gaan hun eigen wegen. Ook dat is een aspect van het feest van de Heilige Familie dat niet uit het oog mag worden verloren.
Preekvoorbeeld
We staan nog rond de kerststal. We ademen nog de bekende kerstverhalen. Al weten we wat dit kind te wachten staat, bij een geboorte wil je even blijven stilstaan. We hebben wat tijd nodig voor het wonder. Gabriël Smit vertolkt het zo mooi in zijn gedicht ‘Kerstnacht’:
Ik mag naar u kijken, hoe
u overal begint te bewegen,
hoe u met nog glimmende
armpjes en beentjes de eerste
leegte van onze wereld verkent.
…
Van also hoghe van also veer -
maar kwamen mijn eigen kinderen
van dichterbij? Is het meest nabije
ook niet het meest verre? Wat
is afstand binnen het grenzeloze
wonder van een geboorte?
(uit: Weerlicht)
En vandaag, plots, is dit kind een twaalfjarige. De leeftijd waarop een joods jongentje bar mitswa wordt, de leeftijd waarop hij geacht wordt tot de wereld van de volwassenen toe te treden.
Niet toevallig heeft de katholieke kerk het feest van de heilige Familie in deze tijd tussen Kerstmis en Nieuwjaar geplaatst. Het zijn bij uitstek tijden waarin de familiale sfeer sterk beleefd wordt. Of waarin die sfeer en die intieme verbondenheid juist sterk gemist wordt. Voorbij alle commercialisering nodigt het feest ons uit tot een bezinning over ons eigen gezin of over de intieme banden die we koesteren. Laat het een tijd zijn om te danken en om verzoening te brengen.
In de liturgie van de kerk is dit feest van de heilige Familie een laat feest. Pas in 1921, honderd jaar geleden, is het een feest voor heel de kerk geworden. Maar al in de eeuw ervoor is het gepromoot als verweer tegen toenmalige familievijandige strekkingen in de maatschappij. Een jaar geleden kondigde paus Franciscus een jaar aan van de heilige Familie. Hij verwijst daarbij naar ‘De vreugde van de liefde’, zijn schrijven over de gezinssynode van vijf jaar eerder. ‘De vreugde van de liefde’: de titel zegt in kern waar het over gaat bij dit feest.
De vrome beelden van de heilige Familie moeten ons niet op een dwaalspoor brengen of ontmoedigen: het evangelie van vandaag vertelt ons dat zijn ouders hem niet begrijpen als Jezus zegt dat hij toch bij zijn Vader moet zijn. Hij lijkt hun angst over het verlies van hun kind te banaliseren. Ze begrijpen het niet.
In veel oude voorstellingen van de heilige Familie is het een familie op de vlucht. Ook daarvan hebben kunst en vroomheid mooie uitbeeldingen gemaakt. Maar kijk maar naar de beelden die je kan zien van families die nu op de vlucht zijn, families waar ouders elkaar en hun kinderen onderweg verliezen, waar kinderen hun ouders verliezen. Neen, evenmin als onze eigen familiegeschiedenissen een devotieprentje zijn is dit zo voor de heilige Familie.
Historisch weten we ongeveer niks over de wederwaardigheden van de familie van Jezus. Maar het is wel de plek waar hij opgroeide en zoals het evangelie van vandaag besluit: waar ‘hij een wijs en volwassen man werd, die steeds meer in de gunst kwam bij God en de mensen.’
Het gezin en de familie zijn onze eerste groeiplaats als mens en de eerste vindplaats van God. Als God liefde is, zoals Johannes herhaalt, dan is de liefde die het gezin sticht en samenhoudt de eerste plaats van Gods aanwezigheid. Zelfs als de naam van God in het gezin niet aanwezig is, is zijn liefde wel de bron van onze liefde. Met recht verdedigt de kerk deze heilige plek. Ze is eerder en belangrijker dan onze kerkgebouwen en leerhuizen. Het is een heilige plek.
Maar daarom nog geen volmaakte plek. Dat moet ik hier niet uitleggen. Ieder kent zijn eigen geschiedenis en kent genoeg verhalen van vrienden en bekenden. Het gezin is soms een moeizame leerschool. Alle angsten en ontmoediging die mensen kunnen meemaken zijn niet vreemd aan het gezin. En toch wil de kerk erkennen dat het gezin een heilige plek is, een brandend braambos. In deze tijd na kerstmis is het goed daarbij stil te staan, kijkend naar ons eigen verhaal, biddend voor onszelf en voor wie ons het heiligst zijn, hopend dat we met Johannes onze eigen levensbrief kunnen beginnen met zijn uitroep: ‘Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft!’
De vrome afbeelding van de heilige Familie kan niet enkel verbergen wat gezinnen allemaal kunnen meemaken. Zij kan ook één model idealiseren en de huidige veelvormigheid van gezinnen verbergen.
Als kerkgemeenschap zijn wij geroepen om ons niet in onze kleine bubbel op te sluiten, maar lief en leed met en van anderen te delen. Kinderen en jongeren die soms in complexe of gewelddadige situaties hun weg moeten zoeken, alleenstaanden, gescheidenen, migranten…: er zijn zoveel situaties waar een dragende gemeenschap of een goede mens hulp kunnen bieden. Het weerloze kind van de kerststal dat maar kan overleven als grote mensen het opnemen en koesteren, is dagelijks aanwezig.
God-met-ons, zeggen de eeuwen,
maar niemand kan weten wat dit
meer betekent dan een kind
van hulpeloze ouders met
een donkere, onzekere toekomst.
Niemand, als ik u straks niet
uit de armen van uw moeder
overneem en zeg dat ook ik
voor u zorgen zal als u
dorst hebt in een ijskoude nacht.
Voor Jezus gaat deze erkenning van elke mens uit boven de familiebanden. ‘Noem niemand op aarde vader, want één is uw vader, die in de hemel is’ en we kennen zijn woorden over het verlaten van de eigen familie om hem te volgen.
Franciscus van Assisi had dit laatste goed begrepen als hij door zijn rijke vader onterfd werd en zich beriep op Jezus’ woord over zijn Vader in de hemel, die voorgaat op zijn aardse vader als het gaat over eerbied ook voor de zwakste en armste mens.
inleiding prof. dr. Gerard Rouwhorst
preekvoorbeeld D. De Rycke OFM