H.Maria Moeder van God, jaar B, 1-1-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 37
  • Bestandsgrootte 154.51 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 4 december 2023
  • Laatst geüpdatet 4 december 2023

H.Maria Moeder van God, jaar B, 1-1-2024

1 januari 2024
H.
Maria, Moeder van God

 Lezingen: Num. 6,22-27; Ps. 67; Gal. 4,4-7; Luc. 2,16-21 (B-jaar)

 Inleiding
In tegenstelling tot het idee dat veel andere geloofssystemen kenmerkt – waar armoede, ascese of andere vormen van zelfverloochening belangrijk worden geacht – is de wereld in het jodendom fundamenteel goed, omdat het Gods schepping is.
Religie is niet iets van een andere wereld of gericht tegen de wereld. Juist in de fysieke wereld zijn Gods zegeningen te vinden.
(Jonathan Sacks, Numeri, 95)

Toralezing: Numeri 6,22-27
Op Nieuwjaarsdag klinkt als eerste Schriftlezing Numeri 6,22-27, de zogenaamde ‘priesterzegen’.

Na een inleiding (6,22-23) volgt de drievoudige zegen (6,24-26) die met vers 27 wordt afgesloten. De opdracht tot zegenen gaat uit van JHWH die via zijn dienstknecht Mozes tot Aäron en zijn zonen laat zeggen, hoe zij moeten zegenen. Wanneer Aäron en zijn opvolgers (de priesters) de Israëlieten zegenen, dienen zij dit te doen met de woorden die JHWH hen heeft voorgezegd. Zij mogen er niets aan toe voegen of van weg laten (Deut. 4,2). Het is geen privézegen, maar een zegen bij opdracht. De priesters zegenen niet – zij zijn slechts Gods trechter of werktuigen – maar JHWH zelf (vergelijk 4x JHWH) zegent. Het is dan ook geen ‘priesterzegen’, maar Gods zegen bij uitstek (6,22v). Namens God het volk zegenen is één van de opdrachten van de priesters (Lev. 9,22; Deut. 10,8).

Zegenen (barach) betekent: knielen, dichterbij brengen, naderen, (hemel en aarde, God en mens met elkaar) verbinden, voorbede doen, de gulle hand boven het hoofd houden, loven, prijzen en danken. Het gaat steeds om een materiële zegen. Door de Eeuwige te zegenen omwille van de nieuwe dag, een goede ontmoeting, de gave van de Tora enzovoort, zien en beleven wij deze in Gods perspectief. Het zegenen voegt niets toe, maar maakt transparant naar God toe. Het haalt de eigenlijke betekenis van alles naar boven. En zo wordt ons leven veelbetekenend in Gods ogen en licht de Eeuwige op in het leven van alledag. Het gaat om een wederzijds gebeuren. Vanuit Gods zegen zegent de mens Hem en naaste en vreemdeling. Het is een vruchtbaar en weldadig teken van liefdevolle betrokkenheid op elkaar. Het doel van de zegen is vrede.

Het driemaal aanroepen van de Naam JHWH onderstreept dat JHWH de gever van de zegen is (6,24.25.26). De drievoudige zegen geldt voor ieder persoonlijk, het volk Israël en voor alle mensen. De inhoud van de zegen is heel concreet en heeft betrekking op ‘heel de mens’.

1) Moge JHWH u zegenen en beschermen

Het gaat hierbij om een lang en gezond leven en alles wat bij zo’n ‘gezegend leven’ op onze zuster moeder aarde hoort, ook materiële gaven (Lev. 26,3-13; Deut. 28,1-14; Ps. 67,7); kinderen (Gen. 1,28; 9,1); vruchtbare akkers en kuddes (Gen. 49,25), succes bij de arbeid (Gen. 27,27; Ex. 23,25; Deut. 2,7; 8,11-17; 28,8); familiegeluk (2 Sam. 7,29); voorspoed en vrede voor Israël en voor alle mensen (Gen. 12,3; Ps. 29,11).

JHWH moge de ontvanger(s) behoeden voor alles wat deze zegen in de weg staat en beschermen tegen alle kwaad (Ps. 121,7). Ook moge JHWH beschermen tegen hoogmoed en het vergeten van JHWH en zijn Tora, opdat de zegen niet verandert in vloek (Deut. 8,11-17).

2) Moge JHWH het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn

Deze zegenbede benadrukt het geven van geestelijke gaven, onder andere de gave van inzicht en wijsheid om de Tora te verstaan en deze te doen. ‘Moge liefde en trouw je nooit verlaten, wind ze om je hals, schrijf ze in je hart. En je zult genade en goed inzicht vinden in de ogen van God en mensen’ (Spr. 3,3v). In het jodendom heeft genade (chen) voorrang op goed inzicht. Genade is de levenshouding die in anderen altijd het beste ziet en voor anderen steeds het beste zoekt. Het is een combinatie van zachtmoedigheid en vrijgevigheid (vgl. Jonathan Sacks).

Gods barmhartig Aangezicht (Ex. 34,1-4; Jer. 24,6) brengt Gods liefdevolle toewending en aandacht tot uitdrukking. Het stralend Aangezicht verwijst ook naar Gods aanwezigheid in de woestijn in het teken van de vuurkolom (Ex. 13,21). Dankzij en voor Gods Aangezicht kan de mens volop leven (Ps. 31,17). ‘Stel vrede, goedheid en zegen, genade, verbondenheid en erbarmen over ons en over heel uw volk Israël. Zegen ons, onze Vader, ons allen als één, in het licht van uw Aangezicht, want in het licht van uw Aangezicht hebt Gij ons gegeven, Barmhartige, onze God, de Tora des levens en de liefde der verbondenheid, gerechtigheid en zegen, erbarmen en leven en vrede’ (Achttiengebed, 19de zegenspreuk; Ps. 36,8-11).

JHWH, die genadig is, is de mens voortdurend toegenegen. Hij zet hem in de ruimte van het goede land en zorgt ervoor dat hij in gunst/genade en gein kan leven (Num. 11,11-15). Psalm 67 verwoordt en beaamt deze zegen in gebedsvorm.

Dat het licht van Gods gelaat over de mens moge schijnen betekent: ‘ moge Gods aanwezigheid in jou te zien zijn. Dat Hij een zichtbaar spoor van zijn wezen mag achterlaten op het gelaat dat je anderen laat zien. Hoe is die aanwezigheid te herkennen? Ze licht niet op in strengheid, terughoudendheid of ernst, maar in een vriendelijke glimlach die voortkomt uit wat Lincoln de betere engelen van onze natuur noemde. Dat is genade’ (Jonatan Sacks, 96).

Moge JHWH u zijn gelaat toewenden en u vrede geven

JHWH is de ontvanger altijd goedgunstig, beschermt hem tegen ongelukken en vijanden en vergeeft hem zijn zonden (Lev. 26,6.9).

De zegen vindt zijn hoogtepunt in het woord sjalom (vrede). Daar is het JHWH om te doen. Sjalom: genadige vrede (charis kai eirènè, Gal. 1,3) is afgeleid van het woord sjalleem). Het Hebreeuws is een taal van werkwoorden, van de dynamiek van geschieden (is): 1) heel/gaaf zijn, ongeschonden, uit één stuk; in vrede leven met, vrede hebben met, vrede als evenwicht van tegendelen. 2) vergelden: a) vergoeden, genoeg doen, schadeloos stellen, belonen; b) betaald zetten, betalen, straffen, Sjalleem is een relatie-werkwoord, het geschiedt binnen het verbond. Het drukt niet een toestand uit, maar een verhouding (Mal. 2,5).

Sjalom is een verhouding die goed is, een verbond(enheid) waarbij de wederzijdse rechten gegarandeerd zijn. Sjalom geschiedt als er een situatie ontstaat waarin mensen – beeld van God – geen gebrek hebben. Sjalom betekent dan: dat je genoeg hebt, genoegen hebt, je wel bevindt, in welzijn bent. Als je in het Hebreeuws naar iemands welstand vraagt, vraag je: ‘Hoe is het met je vrede? Als je elkaar sjalom toewenst, betekent dit dat je er voor elkaar bent om het totale welzijn van de ander te vergroten. Sjalom kan er wel/ niet zijn tussen twee of meer mensen, tussen groepen en volken, tussen God en mens. JHWH geeft vrede (Lev. 26,6; Mi. 4,4), Israël bidt om vrede (Ps. 122,6v). Sjalom – vrucht van het doen van gerechtigheid (Jes. 32,17) – zet alle oorlogsbedrijf voor schut (Deut. 20,1-9) en hangt samen met liefde, trouw en gerechtigheid (Ps. 85,9.11.13). Bij sjalom gaat het om een samenwerking tussen God en mensen. JHWH geeft vrede, de mens bidt om vrede en doet vrede (Mat. 5,9). Sjalom is gave en opgave:

‘Het is niet aan de mens het vredeswerk te voltooien, maar de mens is ook niet vrij om zich eraan te onttrekken’ (Spreuken der Vaderen II,21). Doel van Gods vrede is zijn messiaans vredesrijk (Jes. 2,2-4; 9,1-6).

Om vrede te brengen naar de wereld moeten we vrede hebben met onszelf. En om vrede te hebben met onszelf, moeten we weten dat we onvoorwaardelijk worden gewaardeerd. Dat gebeurt niet zo vaak. Mensen waarderen ons meestal om wat we hun kunnen geven. Dat is voorwaardelijke waardering. (…)
God waardeert ons onvoorwaardelijk . We zijn op aarde omdat Hij wilde dat we er zouden zijn. Ons hele bestaan getuigt van zijn liefde. In tegenstelling tot anderen laat God ons nooit vallen. Hij wijst niemand af. Hij verliest nooit zijn geloof in ons, hoe vaak we ook falen. Als we vallen, tilt Hij ons op. Hij gelooft meer in ons dan wij in onszelf geloven.
(Jonatan Sacks, 97)

Wanneer Aäron en zijn zonen zo de Naam van JHWH – Zijn genadig vredesprogramma – op de Israëlieten leggen, zal JHWH, Zijn Naam zij gezegend, hen zegenen (6,27). Gods Naam opleggen wijst op de innige en onverbrekelijke liefdesband tussen JHWH en Israël.

In de tempel werd deze zegen als een geheel door de priester uitgesproken. In de synagoge wordt deze zegen als drie zegeningen door de cohen/priester uitgesproken en antwoordt het volk na elke zegen met ‘Amen’.

De cohen zegent de gemeente, na eerst zijn handen gewassen te hebben, staande op een verhoog zonder schoenen (Ex. 3,5), zijn hoofd bedekt met de gebedsmantel, met zijn bedekte gezicht naar de gemeente gewend (want niet de cohen zegent, maar God via de cohen). Zijn handen zijn op hoofdhoogte en zijn vingers zijn gespreid in de vorm van een sjin (= Sjaddai = de Krachtige). Zo leggen de cohens Gods Naam op de gemeente en vloeit Gods zegen overvloedig over hen.

In de synagoge-dienst gaat dit zo:

Cohen Gemeente
Geprezen, U, Eeuwige, onze God, Koning van de wereld, die ons wijding gaf door Aärons wijding en die ons opgedragen heeft zijn volk Israël met liefde te zegenen.
Hij zegene U, De Eeuwige die hemel en aarde heeft gemaakt, Hij moge u zegenen (Ps. 134,3)
De Eeuwige Eeuwige, onze God, hoe machtig groot is uw Naam over heel de wereld (Ps. 8,10).
En Hij behoede U Bescherm mij, God, want op U vertrouw ik (Ps. 16,10).
Amen!

Zie: J. Dasberg, Gebed van Jitschak, Amsterdam 1979-5739 2e , 378-380.

 

Epistellezing: Galaten 4,4-7
Zie: J.H.M. Lammers, ‘Galaten. Appel aan een weifelende gemeenschap’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 31-37

Evangelielezing: Lucas 2,16-21
Zoals gezegd zijn Gods zegeningen in de fysieke wereld te vinden. God is aanwezig in het leven van alledag. In de kerstnacht hebben wij het gehoord (Luc. 2,1-14). God, de Bevrijder, komt aan het licht in een ‘pasgeboren kind, in doeken gewikkeld en liggend in een voederbak’. Het is goddelijk ontwapenend dat God zijn barmhartig Aangezicht laat zien in en zich identificeert met een gewoon mensenkind, een gemarginaliseerd voederbakkind (2,7.12.16). Hij is één van hen geworden. Zó solidair is Hij met zijn/ons mensen. Een hemelse heerschare (Ps. 103,21) komt dit bevestigen:

eer (doxa) in den hoge aan God,
en op aarde vrede (eirènè)
en bij de mensen welbehagen (eudokia) (2,14)

In de lijn van het Trishagion (Jes. 6,3) zegenen de engelen God, de Heilige, wiens heiligheid in de hemel aan het licht komt als zijn heerlijkheid, op aarde als zijn vrede en tegenover de mensen als zijn welbehagen/welwillendheid.

De herders zijn goede hoorders van de boodschap van de engel(en). Zij herkennen deze als een woord van God, de Heer. Zij haasten zich van het open veld naar Betlehem om het woord (rèma=dabar=woord/daad) dat geschied is en de Heer hen bekend heeft gemaakt te gaan zien. Zij vinden Maria, Jozef en het pasgeboren kind. Zij maken op hun beurt hen bekend met het woord (rèma) dat over dit kind gezegd is (door JHWH). Maria, Jozef en alle anderen die aanwezig waren verwonderen zich over wat de herders hun vertellen. Maria bewaart al deze woorden (rèmata) en probeert ze in haar hart met elkaar in verband te brengen. De herders gaan terug naar hun kudde en verheerlijken en loven God omdat de vreugdevolle boodschap van de engel(en) betrouwbaar bleek te zijn.

Op de achtste dag wordt het kind van Jozef en Maria pas echt geboren. Door de besnijdenis wordt het opgenomen in het liefdesverbond van God met zijn volk (Gen. 17,1-27). Door het uitroepen van zijn door God geschonken naam wordt Jezus (=JHWH bevrijdt) pas echt geboren. Heeft Hij een naam (= programma) bij God en de mensen. Nu kan Jezus zijn genadige vredesweg beginnen onder de zegen van de Gezegende, tot zegen van alle mensen, die geroepen zijn om heilig te zijn (ware heiligheid is een transparantie voor het goddelijke!).

Genadig vrede en een gezegend en zalig 2024!

 Literatuur
D. van den Akker SJ, Ga anders denken, Heeswijk 2020 [bij het B-jaar] W. Barnard, In wind en vuur. Alle liederen (toegelicht; G. van de Haar & K. Touwen, red.) Middelburg 2023
P. van Boxtel, Je zult achter de Heer je God aanwandelen, Hilversum 1982
D. Flusser, Ontdekkingen in het Nieuwe Testament, Baarn 1988
H.Janssen OFM, ‘Het Leerhuis op de berg. De zaligsprekingen van Jezus’ (Mat. 5,1-16) in: Franciscaans Leven 2 (april 2023), 74-81
H. Janssen OFM, ‘De Eeuwige licht op in het leven van alledag’, in: Inzet-4. augustus 1998, 118-122
H. Welzen, Lucas, ’s-Hertogenbosch/ Leuven 2011
J. Sacks, Numeri, Middelburg 2022
J. Smit, Het verhaal van Lucas, Zoetermeer 2009
J. te Velde (red.), Wees gezegend, Baarn 19982

 

Preekvoorbeeld
What’s in a name? Wanneer Julia in dat beroemde stuk van Shakespeare die vraag stelt, klinkt het als een vraag met een vanzelfsprekend antwoord. Als je een roos een paardenbloem zou noemen, zou die toch nog steeds heerlijk ruiken? Maar is dat antwoord zo vanzelfsprekend? Maakt een naam niets uit? Misschien is er geen probleem met dingen. Je kunt een stoel als tafel gebruiken en een tafel als stoel. In mijn gereedschapskist heb ik allerlei spullen zitten waar ik niet precies van weet hoe ze genoemd worden, maar ik kan er wel mee werken. Maar maakt een naam niets uit voor mensen? We weten uit onderzoek dat het geen uitzondering is dat een jongere met een Turkse of Marokkaanse achternaam niet voor een sollicitatiegesprek uitgenodigd wordt. Bij een uitvaart heb ik altijd een lijstje bij me van de namen van de familieleden die iets gaan doen tijdens die uitvaart, ook van de overledene, want ik wil niet dat mij overkomt wat die pastoor overkwam die de naam van de overledene kwijt was en toen zei: ‘Hoe heet ze ook al weer?’

Wat voor een eigennaam geldt, geldt ook voor een titel. We kennen in Nederland het systeem van beschermde beroepen. Dat betekent dat iemand zich niet zomaar ‘huisarts’, ‘accountant’, ‘vrachtwagenchauffeur’ of ‘hoogleraar’ mag noemen, maar dat geldt weer niet voor ‘makelaar’, ‘interim-manager’, ‘diëtist’ of ‘professor’: die titels kan iedereen zomaar gebruiken. Het feit dat we zo’n systeem hebben, geeft aan dat het dus wat uitmaakt welke titel je gebruikt.

Deze gedachten over namen en titels kunnen ons helpen dichter bij de lezingen van vandaag te komen. In de zegen van Aäron gaat het om ‘mijn naam’ en in het evangelie om de naam ‘Jezus’. Het feest dat we vandaag vieren heet officieel wel ‘Maria moeder van God’, maar het evangelie herinnert ons aan de oude benaming: de besnijdenis des Heren, en dus aan de naamgeving.

De engel had gezegd dat ze haar kind ‘Jezus’ moest noemen, Josjua. Een naam met een program, want Jezus, Josjua betekent ‘God redt’. Zoals alle ouders zullen ze ook wel hun dromen gehad hebben, ook wel hun verwachtingen over hun Jezus, hun ‘God redt’. Misschien hebben ze gedacht aan Josjua die Mozes opvolgde en die het volk dat jaren lang in de woestijn rondgetrokken had het beloofde land binnen bracht, een vechter die het land wist te veroveren en steden wist te bedwingen. Misschien hebben ze gedacht hebben aan David, hun voorvoorvader, die ook in Betlehem was geboren en die een groot koning was geworden. Misschien hebben ze wel gedacht dat hun zoon die grote sterke leider zou worden die het volk van de bezetters zou verlossen.

Maar zouden ze ook vermoed hebben dat ‘God redt’ heel wat anders zou gaan betekenen? Zouden ze ook vermoed hebben dat hun ‘God redt’ betekent dat God tegen al die mensen zegt die hun onmacht voelen, al de mensen die hun kinderen niet meer bij kunnen houden, al de mensen die hun ouders niet meer kunnen begrijpen, dat God tegen al die mensen zegt: je hoeft helemaal niet alles te kunnen. Ik kom bij je staan, ik zal met je meelopen in het leven en laten zien wat je wel kunt, ik zal laten zien waar jouw ongekende en onvermoede mogelijkheden liggen.

Zouden ze ook vermoed hebben dat hun ‘God redt’ betekent dat God tegen al die mensen zegt die verdriet hebben, die teleurgesteld zijn in het leven, die rouwen, dat God tegen al die mensen zegt: je hebt terecht verdriet en pijn, want je wilt het goede, het mooie, je wilt de liefde en vriendschap die je meegemaakt hebt niet vergeten. Ik kom bij je staan, ik zal met je meelopen in het leven en ik zal met jou die kostbare schatten bewaren, want het goede mag niet vergeten worden.

Zouden ze ook vermoed hebben dat hun ‘God redt’ betekent dat God tegen allen zoals we zijn, met onze hebbelijkheden en onhebbelijkheden, onze uitvluchten en smoesjes dat God tegen ons allen zegt: voor mij hoef je niets te presteren, hoef je je niet beter voor te doen dan je bent. Ik kom bij je staan en zal met je meelopen in het leven, want Ik vind ieder van jullie zo belangrijk, zo waardevol dat Ik erbij wil zijn wat je ook doet, wat je ook meemaakt.

Van de herders hebben ze gehoord dat de engelen hun vertelden over de geboorte van een redder, van de Christus, de lang verwachte leider, de met de Geest van God gezalfde die koning, priester en profeet ineen is. Zouden ze vermoed hebben dat hun ‘God redt’ met behulp van de Geest van God aan die titel ‘Christus’ een heel eigen, onverwachte, verrassende invulling zou geven in zijn leven, lijden en sterven? Een koning op een ezel, een koning zelfs aan een kruis; een priester die de tempel schoonveegt omdat het een markthal geworden is; een profeet die Gods eindeloze barmhartigheid verkondigt als zijn macht.

Wij vieren vandaag het feest van de naam en de naamgeving niet als een puur historisch gebeuren, zelfs niet als het begin van onze christelijke (!) jaartelling, maar wij vieren het omdat wij, zoals Paulus dat kort en krachtig formuleert, door die ‘God redt’ kinderen van God geworden zijn. Wij zijn vervuld van zijn Geest. Wij heten dan ook niet voor niets naar Christus, dragen niet zomaar de titel, die door de herders aan de ouders van het kind in de kribbe meegedeeld is en door dat kind, in zijn leven, lijden, sterven en verrijzenis, ingevuld is. Een naam, een titel maakt inderdaad iets uit.

inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld prof. dr. Herwi Rikhof