- Versie
- Downloaden 52
- Bestandsgrootte 300.39 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
26 mei 2013
Drie-eenheid
Lezingen: Spr. 8,22-31; Ps. 8; Rom. 5,1-5; Joh. 16,12-15
Inleiding
Nu het Pinksterfeest voorbij is, hebben de gelovigen in het kerkelijk jaar alle grote feesten gevierd. Nu richten we het oog op de zondagen tot de voltooiing van het kerkelijk jaar. De kerk start deze reeks zondagen na Pinksteren met een groot thematisch feest: het feest van de heilige Drie-eenheid, waarbij de aandacht is gericht op God: de Vader, zijn Zoon en de heilige Geest. Daarbij blijft vooral de vraag naar de heilige Geest ons bezig houden. Wat is toch die Geest? Of meer vertrouwd: Wie is toch die heilige Geest? En wat is het verband tussen de drie genoemde ‘personen’?
De evangelist Johannes is onze gids in de zeer korte evangelielezing van deze zondag.
Spreuken 8,22-31
Het bijbelboek Spreuken bevat een groot aantal spreuken over joodse, bijbelse wijsheid. Wijsheid die als het hoogste goed of als het mooiste bezit wordt ervaren. De wijsheid wordt gezien als een gave van God zelf. God zelf is de oorsprong of bron van de wijsheid. Deze wijsheid heeft een nauwe band met de Thora. Zij is een lamp voor de Thora. Met die wijsheid kun je de wereld en alles wat daarin is begrijpen. Maar vooral ook kun je je de woorden van de Thora ermee eigen maken en Gods woorden doen en zijn geboden onderhouden. Anders gezegd, met een spreuk kun je, volgens de rabbijnen, doordringen tot de ware betekenis van de woorden van de Thora.
De Wijsheid wordt vaak gepersonifieerd zodat er over haar gesproken wordt als een vrouw. Ook spreekt zij over zichzelf als een vrouw; zie Spreuken hoofdstuk 8 en 9, waarin de tekst voor deze zondag. Zij is dan een wijze vrouw die haar tegenhanger heeft in vrouwe dwaasheid, die dom is, schreeuwerig en niets weet; zie Spreuken 2,16 en 9,13.
De perikoop van deze zondag legt de nadruk op de grote ouderdom van de wijsheid. Zij bestond al, zij werd tot aanzien geroepen door God, nog voor God met de grote werken van zijn schepping begon. De wijsheid beroemt zich erop, zonder ophouden, bij al die grote werken aanwezig te zijn geweest. Zie Spreuken 8,22-29. Vervolgens, vers 30-31, stelt ze dat zij er niet op afstand bij aanwezig was, maar dat ze direct aan Gods zijde stond, als zijn uitvoerster. Een uitvoerster waar God dag in dag uit vreugde aan beleefde, een verrukking voor hem. Misschien mag je wel zeggen dat zonder deze wijsheid de schepping niet gemaakt was. De joodse traditie beschouwt ‘uitvoerster’ ook wel als ‘troetelkind’ en legt dit dan zo uit, dat God zichzelf in de schepping bekend maakt, waarbij de Thora zijn ‘bouwplan’ is. En daarin is de wijsheid als raadgeefster aanwezig. Vergelijk dit met een persoonlijk kenmerk dat een architect als een lievelingsobject in het ontwerp van een gebouw legt. En zoals God de wijsheid liefhad, zo heeft omgekeerd de wijsheid God lief en zegt ze dat ze zich dag aan dag verheugde over Gods werk, de aarde, én vreugde beleefde aan de mensen op aarde. Zo wordt aan de Wijsheid een zekere zelfstandigheid bij het scheppingswerk toegekend.
Johannes 16,12-15
De evangelielezing van deze zondag is een klein fragment uit de afscheidsgesprekken van Jezus in Johannes 13,1–17,26. Voor een goed verstaan van de perikoop moet men de genoemde vijf hoofdstukken lezen. Ook is het goed zich te realiseren dat de evangelist Johannes deze gesprekken vastlegt voor zijn christengemeente in Klein Azië, ongeveer in het jaar 90 na Chr., zo’n 20 jaar na de verwoesting van de tempel. En die gemeente is blijkens Johannes 16,2 wellicht tegen haar zin uit de synagoge geworpen en los komen te staan van de joodse gemeenschap van die dagen. Het vertrouwen op God en in Jezus werd hierdoor voor deze gemeente zwaar op de proef gesteld.
De afscheidsgesprekken heeft de evangelist gesitueerd tijdens de maaltijd van Jezus met zijn leerlingen, vlak voor het uur dat hij zou worden overgeleverd en zijn leven zou geven. Maar in de wijze waarop hij schrijft kijkt hij tegelijk naar de situatie van de latere gemeente.
Bij een eerste lezing van deze gesprekken moet men algauw denken aan Mozes in het Oude Testament, Deuteronomium 31,1-39, die door God geroepen werd zijn werk over te dragen aan Jozua. Deze moest Gods belofte verder uitvoeren en het volk van God binnenleiden in het beloofde land. God bemoedigt Jozua hiertoe met de woorden: ‘Ik zal bij u zijn’ (v. 23). Zie voor de bemoediging ook nog Deuteronomium 31,6-8.
De evangelist legt in deze vijf hoofdstukken Jezus woorden in de mond waarmee hij zijn leerlingen vertrouwd maakt met zijn heengaan: de terugkeer naar zijn Vader en het achterlaten van zijn leerlingen, terwijl hij hen toch niet verweesd wil achterlaten. Johannes ontvouwt wat Jezus nog te zeggen heeft aan zijn leerlingen. De teksten zijn door de evangelist als kleine puzzelstukjes in elkaar geschoven en gaandeweg komt er een beeld naar boven over de relatie van Jezus tot zijn Vader en tot de heilige Geest en hun onderlinge relatie. En daar tussendoor spreekt Jezus over zijn eigenlijke boodschap voor zijn leerlingen: ‘Blijf in Mijn liefde’ (en dus ook in de liefde tot de Vader – Joh. 15,9vv) én blijf in liefde voor elkaar (Joh. 15,12vv). Een liefde die gekarakteriseerd wordt door dienstbaarheid. Zie onder andere het verhaal van de voetwassing (Joh. 13,1-17). Deze liefde is ook een spiegelbeeld van de liefde van Jezus voor zijn leerlingen, zoals ook de Vader Jezus liefhad. Het liefhebben van Jezus houdt in dat men zijn geboden liefheeft (Joh. 14,21).
Met vers 12 van onze perikoop vervolgt Jezus zijn rede tot zijn leerlingen. Hij heeft nog veel te zeggen, zoals hij ook al eerder heeft gedaan in die kleine fragmentjes over zijn naderend einde. Hij bereidt zijn leerlingen met stukjes en beetjes voor op zijn heengaan, want hij weet dat hij hen niet moet overvoeren, omdat ze het op dat moment nog niet ten volle kunnen bevatten.
Vers 13a geeft een verdere invulling over de komst en de betekenis van de Geest. In Johannes 14,16-17 is al gezegd dat deze Geest door de Vader zal worden gestuurd en een ‘helper’ zal zijn. Een pleitbezorger voor de mensen bij God. Een helper die voor altijd met de leerlingen zal zijn. Een helper ook die pas kan komen als Jezus is heengegaan naar zijn Vader. Hij wordt ook beschreven als een ‘andere helper’ die Jezus in een nieuwe gestalte representeert. In de eerste brief van Johannes (1 Joh. 2,1) wordt het woord ‘helper’ aan ‘Jezus de Messias’ toegekend. Dus aan Jezus, die door de dood is heen gegaan en die verhoogd is. In onze tekst wordt daarop al gepreludeerd en wordt van Jezus indirect gezegd dat hij ook al in zijn aardse leven een helper was. Maar na zijn dood is hij er in een andere gestalte als opgestane en verheerlijkte Heer om zijn leerlingen voor altijd bij te staan. Met de Geest of helper is dus de Geest van Jezus bedoeld, na zijn dood en opstanding.
De Geest wordt Geest der waarheid genoemd en hij zal de weg wijzen naar de volle waarheid. Door Jezus weten de leerlingen al van de Waarheid, namelijk door wat Jezus hen heeft geopenbaard. Na zijn dood zal hij hen de volledige waarheid wijzen. Zie hiervoor Johannes 16,8-11. Daar wordt het werk van de ‘Helper’ beschreven als het aantonen van het ongelijk van de wereld. Hij zal scheiding aanbrengen tussen goed en kwaad. Maar nu definitief: geloven is het goede, waarbij je absoluut anders in de wereld staat. De handelwijze van de wereld is het kwaad. Bij deze scheiding worden de leerlingen betrokken. Sterker nog, zij worden opgeroepen deze scheiding mede te voltrekken. Zij zullen dus haaks op de wereld komen te staan wanneer ze kiezen voor het geloof.
De verzen 13b-15 laten de grote eenheid zien tussen de Vader, de Zoon en de Geest. Opvallend daarbij is, dat zowel Jezus als de Geest naast een zekere zelfstandigheid toch ook een duidelijke afhankelijkheid hebben van de Vader. Jezus en de Geest bevatten beide een bepaald aspect, een persona, van de Vader. Iedere handeling van Jezus en van de Geest lijkt ingegeven door de Vader. Wanneer deze Geest zijn werk doet, zal hij Jezus verheerlijken. Hij zal de leerlingen alles laten begrijpen, wat Jezus gezegd heeft (Joh. 14,26). Ook zal hij getuigen over Jezus en aldus moeten ook de leerlingen getuigenis afleggen van Jezus (Joh. 15,26v).
In de allegorie van de wijnstok (Joh. 15,1vv) heeft Johannes de eenheid tussen de Vader, Jezus en zijn leerlingen zeer treffend en overtuigend geschetst: de Vader (wijngaardenier), de wijnstok (Jezus) en de goede wijnranken (de gelovige leerlingen). Na het heengaan van Jezus komt de Geest bij deze eenheid. Gaandeweg ontkomen we er niet aan dat zich hier een beeld ontvouwt van de Geest die door de Vader en door Jezus gezonden wordt naar de gelovige leerlingen. En die Geest doet zijn werk onder gelovige leerlingen, waardoor ze zich gesterkt weten om in Jezus en zijn geboden te blijven geloven, ook al veracht de wereld hen erom. Op deze manier weten de leerlingen dat Jezus aanwezig blijft en hen niet verweesd achter laat.
Zo zullen ook alle gemeenten na hen, die door deze Geest blijven geloven in Jezus en in de Vader bemoedigd worden en tot in onze dagen vertrouwen mogen hebben om in Jezus te blijven geloven en zijn woorden te doen. Daar kan de haat van de wereld niet tegenop. Dat is ook de bemoediging voor ons, hedendaagse gelovigen, om in de tijd na het Pinksterfeest verder te gaan.
Preekvoorbeeld
Met het mooie Pinksterfeest hebben wij vorige zondag de paastijd afgesloten. Nu begint ‘de tijd na Pinksteren’ en in deze tijd komt de heilige Geest ons te hulp om vanuit Jezus te leven als geliefde kinderen van de Vader in de hemel. Maar hoe helpt de heilige Geest ons hierbij? Daarover spreken de lezingen van deze zondag.
De apostel Paulus schrijft: ‘Gods liefde is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken’ (Rom. 5,5). Goede vrienden, wat Paulus hier zegt raakt ons allen uitermate. Hij zegt immers dat God in het hart van ieder van ons zijn liefde heeft uitgestort. Maar dat is nu juist het geschenk dat van ons christenen maakt. Wil je weten of je werkelijk een christen bent? Kijk naar je hart, zie of het bewoond wordt door de liefde die van God komt! Indien je er weinig liefde vindt, is er met je christen zijn wellicht iets mis. Merk je daarentegen dat je hart bewoond en bewogen wordt door de liefde die van God komt, dan ben je een man of een vrouw die aangeraakt is door de heilige Geest van God, dan besef je ook dat je als een kind geborgen bent in de liefde van de Vader en weet je je innig verbonden met Jezus, het geliefde Kind bij uitstek van de Vader.
Wie door de heilige Geest is aangeraakt, wie bewoond wordt door de liefde die van God komt, is op weg om een stevige boom te worden die goede vruchten voort brengt voor allen die aan jouw leven voorbijkomen: je wordt een vriend voor armen, een vader of moeder voor kinderen, een engel Gods voor zieken en eenzamen, een goede broer of zus voor al wie zoekt naar hulp, troost of goede raad. En zo word je een persoon door wie God zelf mensen nabij komt om hen te troosten, te redden, te genezen, te verzoenen, om hun vreugde en hoop, vergeving en liefde te schenken. Ja, dan woont God in jou en door jou te midden van de mensen. Dan deel je op jouw wijze, op jouw bescheiden wijze in de grote gave die Jezus ten volle had ontvangen: ‘In hem woonde God in heel zijn volheid’ (Kol. 1,19).
Zo komt de heilige Geest ons te hulp en maakt Hij ons tot christenen, want Hij laat ons hart volstromen met de liefde van God. Hij doet ons kinderen van God worden. Zoals de apostel Paulus het schrijft: ‘Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God’ (Rom. 8,14). En dit leven van de kinderen van God is een bijzonder mooi leven, immers, zoals Paulus zegt, de man of de vrouw die door de heilige Geest wordt aangeraakt, straalt ‘liefde uit en vreugde, vrede en geduld, vriendelijkheid en goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Gal. 5,22).
In het Evangelie geeft Jezus aan hoe de heilige Geest ons nog op een andere manier te hulp komt. Hij zegt: ‘Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nu nog niet dragen. Wanneer hij echter komt, de Geest der waarheid, zal hij u tot de volle waarheid brengen’ (Joh. 16,12v). Jezus zegt dit op het laatste avondmaal. Hij staat vlak voor zijn arrestatie, zijn lijden, zijn veroordeling en kruisiging. Hoe zouden zijn leerlingen dat alles op dat ogenblik hebben kunnen begrijpen? Hoe moeilijk hebben ook wij het niet soms om te begrijpen wat er in ons eigen leven of rondom ons gebeurt, vooral hoe wij in dit alles door God bemind zijn en hoe hij ons en anderen ten goede leidt? Leven ook wij niet met vragen over bepaalde episodes in ons leven of over wat er gebeurt in het leven van mensen die ons dierbaar zijn?
Op de avond voor zijn lijden en sterven zegt Jezus hun: ‘Nog veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nu nog niet dragen. Wanneer hij echter komt, de Geest der waarheid, zal hij u tot de volle waarheid brengen’. In het Evangelie kunnen wij lezen hoe de leerlingen van Emmaüs geholpen worden om te begrijpen wat er met Jezus in de voorafgaande dagen gebeurd is en wat dit voor hen zelf betekent. Tomas krijgt die hulp acht dagen later. Ook ons overkomt het dat de heilige Geest ons door vrienden, door het Woord van God of in het gebed de ogen opent voor hoe God bij ons is in wat we meemaken, hoe God ons te hulp komt, hoe Hij gebeurtenissen ten goede keert en ons nieuwe hoop geeft. Tot de leerlingen van Emmaüs zegt Jezus: ‘Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Luc. 24,26). En dan, dan komen zij tot een dieper begrijpen van het lijden van Jezus en hoe door dit lijden de liefde van God op een nieuwe wijze is doorgebroken in de geschiedenis van deze wereld. Ja, ook ons overkomt het dat we niet begrijpen wat er in ons leven of rondom ons gebeurt, dat we geblokkeerd raken zoals de leerlingen voor het kruis van Jezus. Laten wij dan bidden dat de heilige Geest ons onvermogen te hulp komt en onze ogen opent voor hoe God ons in die situatie nabij is en welke weg hij met ons wil gaan.
Want, geliefde broers en zussen, wie de Heer zoekt, wie zijn Woord beluistert en bidt, die ontvangt de heilige Geest. Zegt Jezus niet: ‘Als jullie het goede weten te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de heilige Geest geven aan degenen die Hem erom vragen’ (Luc. 11,13).
Laat ieder van ons daarom de Heer bidden om de gave van de heilige Geest, opdat we van dag tot dag bewoond en bewogen mogen worden door de heilige Geest en een boom worden van liefde, goedheid en vreugde onder de mensen. Laten wij in de moeilijke dagen bidden dat de heilige Geest ons helpt om te zien hoe God ons in die dagen bemint en ons een weg van liefde wijst die het leven van velen behoedt en ondersteunt. Laten wij bidden om de gave van de Geest, opdat we mogen leven als geliefde kinderen van de Vader. Dan kan hij door ons, en verbonden met Jezus, ook vandaag kleinere en grotere wonderen doen in ons midden. Moge dat ons gebed zijn.
Wim van Stiphout,inleiding
Leon Lemmens, preekvoorbeeld