- Versie
- Downloaden 8
- Bestandsgrootte 367.94 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
2 april 2010
Goede Vrijdag
Lezingen: Jes. 52,13–53,12; Ps. 31; Heb. 4,14-16; 5,7-9; Joh. 18,1–19,42 (C-jaar)
Inleiding
Jesaja 52,13-53,12
Het vierde Lied van de Dienaar vormt het sluitstuk en het hoogtepunt van de liederencyclus over de Dienaar van JHWH. De tekst van het lied heeft de volgende structuur: het begint en eindigt met een orakel van JHWH, gemarkeerd door de woorden mijn dienaar (52,13-15 en 53,11b-12). Deze dienaar is de profeet Deutero-Jesaja. Zijn lijden en dood hebben volgens JHWH grote betekenis voor velen (Israël) en voor vele volken (de hele wereld). Het tussenstuk valt in drie delen uiteen: een wij-groep (de leerlingen van de profeet) beschrijft het lot van de dienaar (1-6), de dienaar gedraagt zich passief (7), de dood van de dienaar is onrechtvaardig maar wordt beloond (8-11a).
In het eerste orakel presenteert JHWH zijn dienaar, die na uiterste vernedering zeer hoog verheven zal worden. Velen waren ontzet door zijn geschonden uiterlijk, maar vele volken zullen zijn verhoging erkennen. Deze woorden wekken verbazing bij de wij-groep. Zij zien iemand die ernstig lijdt en door iedereen gemeden wordt. Volgens de gangbare gedachte lijdt de dienaar door eigen schuld; het is de straf van God voor zijn zonden. Dan breekt er echter bij de wij-groep een nieuw inzicht door: JHWH legt op deze ene mens juist de straf en schuld van anderen. Zij, ook de wij-groep, zijn in de ballingschap immers hun eigen weg gegaan, zonder JHWH. De lijdensweg van de dienaar is verbonden met zijn functie van profeet. Hij is bemiddelaar tussen het volk en JHWH. Zijn lijden maakt deel uit van Gods plan. De dienaar biedt geen enkel verzet, hij opent zijn mond niet. Maar wat er in hem omgaat, laat zich raden (Ps. 31,12-14). Hij sterft na een onrechtvaardig vonnis en wordt begraven bij misdadigers. Het echte keerpunt in de kijk op het lot van de dienaar blijkt uit de conclusie dat het JHWH behaagd heeft. JHWH houdt de dienaar vast over dood en graf heen. De ommekeer in heil die de dienaar voor anderen heeft bewerkstelligd, geldt ook voor hemzelf: hij wordt beloond met nakomelingen en een lang leven. In het tweede orakel noemt JHWH zijn dienaar een rechtvaardige die door zijn leven te geven redding brengt voor velen.
Het vierde Lied van de Dienaar beschrijft in poëtische bewoordingen het complexe proces van wat met een theologische term ‘plaatsvervanging’ heet. De profeet, zijn leerlingen, Israël en de wereld staan in een keten van representatie ten opzichte van elkaar. De profeet neemt tijdelijk de plaats in van Israël, dat zelf niet in staat is bij JHWH terug te komen. Door de orakels van JHWH kijken de leerlingen met nieuwe ogen naar het lot van hun leraar. Als Israël het lijden en de dood van de profeet begrijpt en gelooft, zal het verstrooide volk weer terugkeren naar JHWH en als zijn getuige op kunnen treden. En dat zal uiteindelijk ook de hele wereld heil brengen. Het zoenoffer (v. 10) moet hier niet als een cultisch begrip begrepen worden, maar als een profane verplichting om schuld in te lossen in een situatie waarin schuld is ontstaan.
Plaatsvervanging in situaties waarin sprake is van (religieus-existentiële) schuld is voor ons moeilijk denkbaar, omdat schuld onverbrekelijk verbonden is met de dader en niet overgedragen kan worden op iemand anders. In het Lied van de Dienaar wordt echter een ander model voorgesteld. De gevolgen van de daden van vele anderen worden op één andere mens gelegd. De erkenning van de onschuld van die ene en de schuld van die velen maakt de laatsten voor de toekomst vrij van schuld en rijp voor gedragsverandering. Hiermee komt het leven van die ene tot vervulling en voltooiing. Hij neemt plaats tussen de mens en zijn verleden, zodat hij of zij weer aanvaardbaar wordt voor God, de wereld en zichzelf. En opdat de fouten uit het verleden niet herhaald worden. De lijdende dienaar is een unieke figuur in de oudtestamentische traditie, en heeft een bepalende rol gespeeld bij de interpretatie van het leven en lijden van Jezus.
Johannes 18,1–19,42
Midden in Johannes 18–19 staat de rechtszaak van Pilatus en de Joden (de hogepriesters) tegen Jezus (18,28–19,16a). De episode bestaat uit zeven scènes, die de bewegingen van Pilatus volgen. De zaak Jezus die begon als een intern joodse kwestie, krijgt voor Pilatus als vertegenwoordiger van het Romeinse rijk universele trekken.
Buiten het pretorium staan de Joden die zich houden aan hun reinheidsvoorschriften. Pilatus wil weten waar Jezus van beschuldigd wordt. Volgens de Joden moet Jezus een misdadiger zijn, anders zouden ze hem niet overleveren. Pilatus stelt voor dat Jezus volgens de Joodse wet wordt berecht. Dan blijkt dat er al een doodsvonnis ligt. De Joden willen dat Pilatus het uitvoert. De Romeinse kruisdood betekent volgens Johannes de vervulling van Jezus’ eigen woorden. Hij zal op het kruis verhoogd worden tot de glorie van zijn Vader. Binnen voeren Pilatus en Jezus een dialoog. Pilatus vraagt Jezus of hij de koning van de Joden is. Jezus dringt hem met een tegenvraag in het defensief. Pilatus probeert afstand te houden tot de Joden: zíj hebben Jezus aan hem overgeleverd. Jezus omschrijft zijn koningschap als niet van deze wereld, want anders was hij ook niet overgeleverd aan de Joden. Maar als getuige van de waarheid is hij wel koning in deze wereld voor zijn volgelingen. Pilatus ontwijkt Jezus’ oproep om hem als zodanig te erkennen. Buiten zegt Pilatus tegen de Joden dat Jezus onschuldig is. Hij stelt voor hem vrij te laten, maar provoceert tegelijk door Jezus koning te noemen. De Joden laten liever Barabbas (zoon van de vader) vrij.
De vierde scène vormt het middelpunt van het proces. Binnen laat Pilatus Jezus geselen. De soldaten bekleden hem met kroon en mantel, de tekens van een koning. Jezus ondergaat zwijgend hun spot en slaag (vgl. Jes. 53,7). Buiten zegt Pilatus opnieuw dat Jezus onschuldig is. Hij laat Jezus als koning gekleed naar buiten brengen. Spottend presenteert hij hem als mens. De hogepriesters en hun dienaren roepen dat Jezus gekruisigd moet worden. Pilatus antwoordt dat ze dat dan maar zelf moeten doen (opnieuw een provocatie), want hij vindt Jezus onschuldig. De Joden voeren dan de eigenlijke religieuze beschuldiging aan: Jezus geeft zich uit voor Zoon van God. (Jezus wordt naar binnen gebracht). Binnen probeert Pilatus weer met Jezus te spreken. Hij vraagt hem naar zijn oorsprong, maar Jezus zwijgt. Pilatus daagt hem uit door met zijn macht te schermen. Jezus antwoordt dat Pilatus zijn macht door God krijgt toebedeeld. Judas en de hogepriesters (de Joden) die hem hebben overgeleverd, hebben de meeste schuld. Buiten probeert Pilatus Jezus nu echt vrij te laten. Maar de Joden komen met een politiek argument: het koningschap van Jezus bedreigt de macht van de keizer. Als Pilatus hem vrijlaat, verspeelt hij de gunst van de keizer. Pilatus laat Jezus buiten plaatsnemen op een verhoging. Spottend presenteert hij hem aan de Joden als hun koning. Weer uitgedaagd roepen de Joden dat Jezus gekruisigd moet worden. Als Pilatus voor de laatste keer vraagt of hij hun koning moet kruisigen, verklaren de hogepriesters dat ze alleen de keizer erkennen. Pilatus levert ten slotte Jezus aan hen over.
Johannes laat de rechtszaak met een vaste rolverdeling beginnen: de Joden zijn de aanklagers, Jezus de beklaagde en Pilatus de rechter. Maar gaandeweg het proces draait hij de rollen om. Jezus, de getuige van de waarheid, wordt de rechter. Hij beschuldigt Pilatus en de Joden vanwege hun keus tegen hem. Pilatus, die ondanks zichzelf drie maal van Jezus’ onschuld getuigt, kiest uiteindelijk de kant van de aanklagers. De Joden, het volk van God, voegen zich bij de volken die onderworpen zijn aan de keizer. (De leerlingen volgen de gebeurtenissen op afstand). Volgens Johannes vervult Jezus de rol van de lijdende dienaar-koning van God, die sterft voor zijn volk om alle verstrooide kinderen van God die in hem geloven, te verzamelen en tot eenheid te brengen (zie Joh. 11,47-53).
Literatuur
Hans-Jürgen Hermisson, ‘The Fourth Servant Song in the Context of Second Isaiah’, in: The Suffering Servant: Isaiah 53 in Jewish and Christian Sources, ed. by Bernd Janowski and Peter Stuhlmacher. Grand Rapids, 2004, pp. 16-47.
Bernd Janowski, ‘He Bore Our Sins: Isaiah 53 and the Drama of Taking Another’s Place’, in: The Suffering Servant: Isaiah 53 in Jewish and Christian Sources, ed. by Bernd Janowski and Peter Stuhlmacher. Grand Rapids, 2004, pp. 48-74.
Andrew T. Lincoln, Truth on Trial: the Lawsuit Motif in the Fourth Gospel. Peabody, 2000, pp. 123-138.
Preekvoorbeeld
Dit is de dag waarop Jezus stierf.
Dit is de dag om ons te herinneren hoe Jezus van Nazaret koos om de weg van de liefde te gaan tot het einde toe, hoe hij koos om de minsten te helpen en te bevrijden, hoe hij koos om hun weg te gaan door lijden en dood, hoe hij werd gehangen als een slaaf.
Dit is ook de dag om ons te herinneren allen die werden verraden en gefolterd, vermoord.
Om onder ogen te zien al het onrecht in ons eigen leven en de pijn om wat verkeerd ging.
Is er een reden om deze vrijdag góed te noemen? Hoezo ‘goed’? Wat is er goed aan het lijden? Wat is er goed aan misbruik, aan ontrouw, aan de ontelbaren die zinloos zijn vermoord? Mijn God waarom heeft u ze verlaten? Deze vrijdag vraagt om protest tegen het kwaad en geweld in onze wereld en in onszelf.
Deze vrijdag komt ook de vraag op in hoeverre wij net als Jezus slachtoffer zijn, en in hoeverre wij onderdrukker zijn en of we Jezus alleen laten?
De vraag waarom we mensen doodzwijgen, uitwijzen, afschrijven. ‘Mijn volk, wat heb ik u misdaan dat jullie Jezus kruisigen?’
Ongemakkelijke vragen. Jezus wijst ons zelf de weg.
Vandaag horen we hoe Jezus het kwaad tegemoet treedt door het lijden op zich te nemen. Precies doordat Jezus lijden en dood niet ontwijkt, wordt de trouw van Vader God zichtbaar. Precies doordat hij zijn kruisweg ten einde toe gaat, krijgt zijn leven universele betekenis, wordt hij een kracht die ons verlost. We willen dus het lijden niet verheerlijken, maar protest uitzeggen tegen álle dood vanuit de hoop op leven, in Naam van Jezus, de Levende.
We lezen in het evangelie dat religieuze en politieke leiders uit Israël wilden dat Jezus stierf als een misdadiger. Jezus was slachtoffer van onderdrukking.
Velen op onze aarde weten hoe dat voelt, ze herkennen zich in Jezus, omdat ze zelf slachtoffer zijn.
- Mensen die hun huis uit moeten vanwege de woekeraars met hypotheken.
- Mensen die van hun land moeten om plaats te maken voor grootgrondbezitters.
- Mensen die hun werk verliezen door de crisis.
- Mensen die op de vlucht zijn voor militair geweld.
- Zij herkennen zich in Jezus, hoe hij daar staat voor de priesters, voor de rechters, voor het publiek dat zo snel oordeelt. Ze zien hoe die zich bedreigd voelen, omdat Jezus de armen laat zien dat ze zelf kind van God zijn, van koninklijke waarde. Daarom moet hij sterven.
Zijn lijden is dus geen straf van God, maar gevolg van zijn solidariteit met slachtoffers. Daarom biedt Jezus geen verzet. Hij weet zich ‘dienaar van God’ en houdt vast aan zijn vertrouwen in God. Zo brengt hij redding voor velen.
Hoe kon Jezus deze weg gaan? Hij was vertrouwd met de woorden van Jesaja over het zoenoffer dat de plaats inneemt van het volk, dat zo ver is afgedwaald dat het zelf niet bij God terug kan komen. Hij weet dat op de Grote Verzoendag door de joodse hogepriester een bok de woestijn werd ingedreven, beladen met de zonden van Israël. Daarom zegt Johannes later in zijn evangelie dat Jezus is gestorven voor zijn volk om alle verstrooide kinderen van God tot eenheid te brengen. Jezus is de laatste zondebok. Want hij kiest ervoor om geweld niet met geweld te beantwoorden, ook de herrezen Christus wil geen vergelding of haat. Hij vertrouwt erop dat God zich toont in het gelaat van het geweldloos slachtoffer.
Wat betekent dat voor jou en mij?
Dat betekent dat Jezus is gestorven voor jou en mij.
Hoor jij bij de slachtoffers of hoor jij bij de onderdrukkers?
Ik denk dat we allemaal tot beide groepen behoren. Doordat Jezus kiest voor de geweldloze weg, komt hij op voor de slachtoffers, maar ook de onderdrukkers schrijft hij niet af. Ook voor hen stierf hij. Hij wil alle mensen hun menselijke waardigheid geven.
Hij wil dat iedereen doet wat goed is in Gods ogen.
Zo bouwt hij met zijn kruis een brug over alle tegenstellingen heen. Zo is hij de verlosser van de wereld. Hij stierf voor ons. Deze vrijdag is een goede vrijdag!
Marieke Beeftink,inleiding
Paulus van Mansfeld, preekvoorbeeld