- Versie
- Downloaden 21
- Bestandsgrootte 384.10 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 11 februari 2021
14 april 2017
Goede Vrijdag
Lezingen: Jes. 52,13–53,12; Ps. 31; Heb. 4,14-16; 5,7-9; Joh. 18,1–19,42 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 52,13–53,12
De profeet die we niet bij eigen naam kennen – we noemen hem Deutero of Tweede Jesaja - komt in zijn profetieën als een heel sterke persoonlijkheid naar voren, die zich nauw met het lot van zijn volk verbonden voelt, en zich door God geroepen weet om een boodschap van troost en bevrijding te brengen.
Het volk Israël verkeert in ballingschap. De profeet spreekt het aan met ‘Israël, mijn dienaar’: ‘Jij bent mijn dienaar die ik uitverkoren heb en niet verworpen’ (Jes. 41,9). De profeet kondigt bevrijding aan en terugkeer naar het land, maar ze hebben er weinig oren naar en zien het niet zitten: ‘Wie is er blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de Heer? … Het heeft oren maar hoort niets’ (Jes. 42,19v). Zij voelen zich door God in de steek gelaten en begrijpen Gods bedoeling niet in de situatie van vervreemding en lijden waarin ze nu verkeren.
De profeet weet zich geroepen om bevrijding aan te kondigen, en blijft bij zijn boodschap, ook al ontmoet hij tegenstand en moet hij ervoor lijden.
Vanuit deze ervaringen raakt de profeet geïnspireerd tot een viertal profetieën – we kunnen ze liederen noemen – over de ware dienaar van de Heer, die Gods gerechtigheid in de wereld zal openbaren (Jes. 42,1-9), niet alleen Israël zal verzamelen, maar een licht zal zijn voor de volken (Jes. 49,1-7), en aan zijn boodschap zal vasthouden, ook al moet hij daarvoor lijden (Jes. 50,4-11).
En het vierde lied (Jes. 52,13–53,12) dat we vandaag op Goede Vrijdag lezen, gaat over de lijdende dienaar van de Heer, de betekenis van zijn lijden. Op zich zou lijden niet moeten en is het zinloos, maar het krijgt betekenis door de wijze waarop de dienaar ermee omgaat, door zijn inzet en handelen.
De profeet laat het de volken en koningen, die sprakeloos zullen staan over wat ze zien en horen, onder woorden brengen. Zij zullen zeggen dat ze geen oog voor hem hadden, omdat hij onaanzienlijk en onopvallend was, een ziekelijke lijdende mens, die afkeer oproept. Zij dachten dat hij verstoten was, door God vernederd.
Maar nu gaan hun de ogen open, en gaan ze inzien dat hun wandaden op hem neergekomen zijn, en dat hij hun ziekten droeg en hun lijden op zich nam. Hij werd onrechtvaardig veroordeeld. Tot in zijn graf heeft men hem bij misdadigers gerekend. Maar hij was niet schuldig. Waar zij voor hadden moeten boeten, heeft hem getroffen. Hij offerde zich op, nam plaatsvervangend lijden op zich om hun toekomst mogelijk te maken.
De vernederde en verborgen dienaar van de Heer zal groots in aanzien worden. Maar het gaat hier niet zozeer om een geslaagde dienaar als wel dat door zijn toedoen slaagt wat de Heer wil, namelijk de redding van zijn volk en alle volken. Door daar dienstbaar aan te zijn en daarvoor te lijden, zal de ware dienaar licht zien en krijgt hij een verheven plaats bij de Heer, die steeds al bij zijn dienaar in zijn lijden aanwezig bleek te zijn.
Deze profetie van de lijdende dienaar betekent troost en bemoediging voor de ballingen in hun situatie van vergetelheid en lijden, waarin ze door hun overheersers terechtgekomen zijn. Ze vormt een appèl om hun situatie in de geest van de ware dienaar van de Heer te verstaan, de eenzaamheid en het lijden te aanvaarden en te doorstaan, om zo van betekenis te zijn voor hun overheersers en de mensen rondom hen daar in den vreemde, en Gods wil te helpen realiseren door een licht te worden voor de volken.
Deze profetie wacht blijvend op vervulling. Als christenen geloven wij dat ze door Jezus, van wie wij lijden en dood vandaag gedenken, gerealiseerd is, en door allen die handelen in de geest van de ware dienaar van de Heer in vervulling blijft gaan.
Johannes 18,1–19,42
Het lijdensverhaal van Johannes komt in hoofdmomenten overeen met die van de synoptici: de gevangenneming van Jezus in een hof aan de overzijde van de beek Kedron, Jezus geboeid voor de hogepriesters gevoerd, de verloochening van Petrus, Jezus door de leiders van zijn volk naar Pilatus gebracht en achtergesteld bij Barabbas, het verhoor door Pilatus, de geseling en de doornenkroning, de veroordeling en kruisiging.
Maar er zijn veel punten van verschil. Bij Johannes geen bericht van het avondmaal, wel de voetwassing en afscheidsgesprekken die licht werpen op het lijdensverhaal, en er niet los van gemaakt moeten worden. Bij Johannes geen doodsangst in de hof van olijven, ook geen bespotting van Jezus aan het kruis. Simon van Cyrene wordt niet genoemd en we lezen daar dat Jezus zelf zijn kruis droeg naar de genaamde Schedelplaats (Joh. 19,17).
In het verhaal van Johannes heerst een andere sfeer die in het geheel van zijn evangelie aanwezig is, het licht waarin hij de bekende gebeurtenissen ziet en zijn visie op Jezus geeft.
Jezus is volgens Johannes door de Vader naar de wereld gezonden om haar te redden en leven te schenken. In hem zie je hoeveel God van de wereld houdt, zijn liefde waaraan hij trouw is.
Jezus is een openbaring van Gods aanwezigheid in de wereld, zijn uitstralende macht (in vertalingen weergegeven met heerlijkheid, grootheid, glorie en eer), waardoor hij de wereld schept en bevrijdt. Die wordt hoorbaar en zichtbaar in Jezus’ woorden en zijn werken.
Maar ook in zijn lijden en sterven. Juist daarin! In zijn dood gaat Jezus in zijn liefde tot het uiterste en daarin verheerlijkt hij zijn Vader, maakt hij hem groot, en blijkt ook zijn eigen grootheid.
Wanneer Judas weggegaan is om te doen wat hij wilde doen, zegt Jezus dan ook, dat nu de mensenzoon verheerlijkt wordt en God in hem (Joh. 13,31). Verheven worden aan het kruis betekent voor Johannes verheven worden in heerlijkheid. Zijn grote gedachte is dat Jezus in zijn dood het toppunt manifesteert van zijn levenwekkende en reddende kracht. De glans van zijn heerlijkheid straalt al ten volle aan het kruis.
Het hele lijdensverhaal is ervan doortrokken. Jezus wist wat er met hem zou gebeuren. Hier in de hof van olijven geen gebed van Jezus in nood en angst. Hij loopt de groep die met Judas eraan komt, tegemoet en maakt zich bekend als hij verneemt dat ze hem zoeken. ‘Ik ben het’, een antwoord dat aan de Godsnaam doet denken.
Hij biedt zich aan om zijn leerlingen te sparen en maakt zo zijn eigen woorden waar: ‘Geen van hen die u mij gegeven hebt, heb ik verloren laten gaan’. Jezus wil geen verzet, geen geweld: ‘Steek het zwaard in de schede.’ De waarden die gelden in zijn koninkrijk, zijn liefde en waarheid, zoals ook Pilatus te horen krijgt (Joh. 19,36).
Steeds blijkt, ook wanneer Jezus gevangengenomen en geboeid is, dat hij de situatie beheerst. Tegenover de hogepriester toont hij zich vrijmoedig als de rabbi die altijd in het openbaar gesproken heeft en onderricht heeft geven op plaatsen voor alle Joden toegankelijk. En met Pilatus gaat hij in gesprek bewust van zijn eigen waardigheid. Met wat Jezus zegt over zijn koning-zijn en zijn koningschap spreekt hij Pilatus heel persoonlijk aan: ‘Ik ben gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan luistert naar mijn stem’.
Maar Pilatus gaat daar niet op in. Hij probeert zijn zakelijk-juridische stellingname te behouden: ‘Maar wat is waarheid?’ Wat Pilatus met die vraag bedoelt kunnen we niet achterhalen. Wel wat Johannes ermee wil zeggen: het is geen abstracte theoretische waarheid, maar de waarheid van God, zijn aanwezigheid, zijn betrouwbaarheid. Daar getuigt Jezus van.
Ook de betekenis van de uitspraak ‘Zie de mens’ zal in de mond van Pilatus andere betekenis gehad hebben dan Johannes beoogt wanneer hij ze opschrijft. Deze mishandelde, vernederde mens, toegerust met spotattributen van het koningschap die voor Pilatus geen bedreiging vormt en die hij vrij wil laten, is staande voor dood en terechtstelling de ware mens, de koninklijke mens, de mensenzoon die van God komt om mensen te redden.
Johannes plaatst anders dan de synoptici het gebeuren op de dag dat het pesachmaal gegeten wordt. ‘Zelf gingen ze niet naar binnen om zich niet te verontreinigen voor het pesachmaal’ (Joh. 19,28). Jezus sterft op het uur dat de lammeren geslacht worden. Hij is het ware paaslam. Maar Jezus gaat de lijdensweg niet alleen als slachtoffer, maar als het lam dat de zonden van de wereld wegneemt, en de relatie met de Vader herstelt. Hij gaat de weg heel bewust en in vrijheid. Hij aanvaardt het lijden om zijn taak te vervullen. Zijn dood is geen nederlaag maar voltooiing: ‘Het is volbracht’.
Zo is Jezus voor de lijdende mens troostend en helpend om niet alleen passief als slachtoffer met zijn lijden om te gaan, maar actief zijn kruis te proberen te aanvaarden in het vertrouwen dat God met je gaat en zijn uitstralende kracht in jou zichtbaar wordt.
Psalm 31
Deze psalm sluit goed op de lezingen aan. Psalm 31 wordt tot de klaagpsalmen gerekend. De psalmist vertelt in gebed hoe hij is omgegaan met zijn klachten die hij uitvoerig beschrijft. Hij voelde zich bedreigd door ziekte en dood. Zijn leven kwijnde weg. Maar dat niet alleen, de mensen rondom hem keerden zich van hem af, mensen die hem vijandig zijn, maar ook zijn buren en mensen die hem bekend zijn, ontliepen hem, geschrokken van zijn ellendige situatie.
Er werd over hem gepraat, hij werd gelasterd, er werden plannen gemaakt om hem het leven te benemen (Ps. 31,10-14). Maar hij verloor ondanks alle ellende en bedreiging zijn vertrouwen in God niet. Bij hem heeft hij zijn toevlucht gezocht, aan hem heeft hij zich toevertrouwd: ‘Maar ik vertrouw op u, Heer... Heel mijn leven is in uw hand, bevrijd mij’ (Ps. 31,16).
De psalmist dankt de Heer dat hij hem heeft verhoord, en roept allen op om van de Heer te houden en door vertrouwen in hem sterk en moedig te zijn (Ps. 31,24v).
In de lijdensverhalen horen we ook dat God bij Jezus is op zijn lijdensweg. Vooral in het verhaal van de evangelist Johannes komt dit sterk naar voren. Dat sluit aan op de openbaring van Jezus in heel zijn evangelie.
Bij alle verraad en geweld beheerst Jezus de situatie. Hij ondergaat geen noodlot, maar zal volbrengen wat hem is opgedragen. Hij weet precies wat er met hem gebeuren zal, wanneer Judas met een cohort soldaten en dienaren naar de Hof van Olijven komt. Johannes vertelt niet dat Judas hem verraadde met een kus, maar dat Jezus hen tegemoet gaat en vraagt: wie zoeken jullie?
Zijn antwoord ‘Ik ben het’, driemaal vermeld, klinkt als de Godsnaam ‘Ik ben er’.
Jezus biedt zichzelf aan om zijn leerlingen te sparen. ‘Geen van hen die u mij gegeven hebt heb ik verloren laten gaan’ heeft hij gezegd.
Geen verdediging met het zwaard. Jezus verzet zich niet, maar wil de beker van het lijden die de Vader hem aanreikt drinken, zijn wil volbrengen, en daarbij sterven voor het volk als het moet.
Voor de hogepriester treedt Jezus als meester naar voren, en voor Pilatus als koning.
Preekvoorbeeld
Vandaag – op Goede Vrijdag – kan de voorganger een keuze maken uit een hele reeks schriftlezingen. Enkele daarvan spelen zich af op het scherp van de snede: het gaat vandaag niet om erop óf eronder, maar om eronder én erop. Deze spanning zit ook al in de naam die deze dag draagt: ‘Goede Vrijdag’ – dat is de dag waarop Jezus zijn leerlingen de voeten wast, de dag waarop hij wordt gegeseld, het kruis draagt, erop gespijkerd wordt, zijn hoofd buigt en de geest geeft. Op deze dag maakt Jezus alles wat fout is gegaan en wat wij fout hebben gedaan voor ons goed: Hij bevrijdt ons door zijn lijden en sterven.
Twee lezingen voor Goede Vrijdag hebben we zojuist gehoord. Die geven we vandaag de aandacht: we staan stil bij de vierde en laatste profetie (of zang) van de profeet Deutero- (= Tweede) Jesaja. Hij spreekt het volk Israël aan in een uitermate treurige periode van zijn geschiedenis. Een deel van het volk is weggevoerd uit het eigen land en leeft in ballingschap in Babylon.
Daarnaast staan we stil bij het lijdensverhaal van Jezus zoals dat op geheel eigen wijze verteld wordt door Johannes, de vierde en laatste van de evangelisten. Hij wordt ook wel aangeduid als de leerling die Jezus liefhad.
De lijdende dienaar van de Heer
De profeet die we niet bij eigen naam kennen – we noemen hem ‘Deutero’ dat wil zeggen ‘Tweede Jesaja’ – komt in zijn profetieën naar voren als een bijzonder krachtige persoonlijkheid die zich nauw met het lot van zijn volk verbonden voelt, en zich door God geroepen weet om een boodschap van troost en bevrijding te brengen. Deze profeet heeft een heel eigen timbre of stemgeluid.
Het is vooral zijn vierde lied dat met het lijden en sterven van Jezus in verband gebracht wordt. Hier bezingt de profeet de lijdende dienaar van de Heer en hij geeft zin en betekenis aan diens lijden. Op zich zou lijden niet moeten en is het zinloos, maar in deze zang krijgt het betekenis door de wijze waarop de dienaar ermee omgaat, door zijn inzet en handelen.
De profeet laat het de volken en koningen die sprakeloos zullen staan over wat ze zien en horen, onder woorden brengen. Zij zeggen dat ze geen oog voor Gods dienaar hadden. Hij was onaanzienlijk en onopvallend. Hij was een ziekelijke, lijdende mens, iemand die afkeer oproept. Zij dachten dat hij verstoten was, door God vernederd.
Maar nu gaan hun de ogen open. Ze gaan inzien dat hun wandaden op hem neergekomen zijn; dat hij hun ziekten droeg; dat hij hun lijden op zich nam. Hij werd onrechtvaardig veroordeeld. Tot in zijn graf heeft men hem bij misdadigers gerekend. Maar schuldig was hij niet. Waar zij voor hadden moeten boeten, heeft hem getroffen. Hij offerde zich op, nam plaatsvervangend lijden op zich om hun toekomst mogelijk te maken. De vernederde en verborgen dienaar van de Heer zal nu groots in aanzien worden.
Het gaat hier echter niet om een geslaagde dienaar zelf. Zijn slagen bestaat erin dat hij de wil van God doet. Die wil de redding van zijn volk en alle volken. Daar is de dienaar dienstbaar aan. Daar lijdt hij voor. Daarom zal de ware dienaar van God het licht zien en krijgt hij een verheven plaats van de Heer, die steeds al bij zijn dienaar in diens lijden aanwezig was.
Deze profetie wacht altijd weer op vervulling. Wij geloven dat ze door Jezus, wiens lijden en dood wij vandaag gedenken, gerealiseerd is, en dat ze door allen die handelen in de geest van de ware dienaar van de Heer in vervulling blijft gaan.
Het lijden van Jezus verteld door Johannes
Hij boog het hoofd en gaf de geest. Met deze pakkende zin – met deze acht woorden – eindigt Johannes zijn weergave van het verlossende lijden van Jezus. Sinds die dag ziet de wereld en ons leven er anders uit dan daarvoor.
Jezus is volgens Johannes door de Vader naar de wereld gezonden om haar te redden en leven te schenken. In Jezus zie je hoeveel God van de wereld houdt, zijn liefde waaraan hij trouw is.
Jezus is een openbaring van Gods aanwezigheid in de wereld, zijn uitstralende macht, waardoor hij de wereld in den beginne schept en nu bevrijdt. Gods aanwezigheid in onze mensenwereld wordt hoorbaar en zichtbaar in Jezus’ woorden en zijn werken. Ja, ook in zijn lijden en sterven. Juist in zijn dood! Als hij zijn hoofd buigt, voegt hij zich in Gods grote heilsplan. In zijn sterven gaat Jezus in zijn liefde tot het uiterste en daarin verheerlijkt hij zijn Vader, maakt hij hem groot, en blijkt ook zijn eigen grootheid. En nu is dan de tijd aangebroken waarin de Geest het goddelijk heilswerk af gaat ronden. Te beginnen met Pinksteren!
Eerder in het lijdensverhaal volgens Johannes – na de voetwassing – zendt Jezus Judas weg om te gaan doen wat hij te doen heeft. En als Judas weggaat, zegt Jezus dat nu de mensenzoon verheerlijkt wordt en God in hem. Verheven worden aan het kruis betekent voor Johannes verheven worden in heerlijkheid, in Gods heerlijkheid. De leidende gedachte van deze evangelist is dat Jezus in zijn lijden en dood het toppunt manifesteert van zijn levenwekkende en reddende kracht. Jezus ondergaat in dit verhaal geen noodlot. Hij volbrengt wat hem is opgedragen.
Johannes laat in zijn verhaal alles precies zo verlopen als Jezus het wil. Steeds neemt hij het initiatief. Voortdurend heeft hij de touwtjes in handen. Bij de hogepriester Kajafas toont Jezus zich de meester – in de zin van leraar. Thema van het gesprek is de leer die Jezus is komen brengen. Bij Pilatus draait het gesprek om Jezus’ koningschap en in het bijzonder om de wijze waarop hij koning is. Hoogtepunt van het verhaal is zijn verheffing aan het kruis. Dan straalt van boven de glans van zijn heerlijkheid! Zo eindigt dan ook dit verhaal: ‘Ze zullen opzien naar Hem die ze hebben doorstoken.’
inleiding drs. Nol Sales
preekvoorbeeld drs. Hans Sevenhoven