Doop van de Heer, C jaar, 12-1-2025

By 28 november 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 15
  • Bestandsgrootte 177.49 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 28 november 2024
  • Laatst geüpdatet 28 november 2024

Doop van de Heer, C jaar, 12-1-2025

12 januari 2025
Doop van de Heer

Lezingen: Jes. 42,1-4.6-7; Ps. 29; Hand. 10,34-38; Luc. 3,15-16.21-22

 

Inleiding

Het feest van de Doop van de Heer is de overgang van de kersttijd naar zondagen van het jaar. Bij de keuze van de lezingen hanteert het Romeinse leesrooster het criterium dat geldt voor de bijzondere periodes van het liturgisch jaar: ook de nieuwtestamentische lezing is betrokken op het thema dat door het evangelie wordt aangedragen.

Als we kijken naar de samenhang tussen de drie lezingen van deze zondag, dan vallen enkele thema's op. De tekst uit Jesaja, deel van het zogenaamde eerste lied van de dienst-knecht, legt nadruk op de messiaanse taak die Jezus op zich gaat nemen en waarvan de doop door Johannes de bezegeling is. De tekst uit Handelingen geeft aan de doop van Jezus een extra dimensie: het is niet alleen het speciale moment van de roeping van Jezus, maar het wordt in de vroege Kerk het speciale moment van roeping van alle volgelingen van Christus, zowel van Joden als niet-Joden.

Jesaja 42,1-4.6-7
De woorden die in Lucas 3,22 uit de hemel klinken: ‘Jij ben mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind’, zijn een vrij citaat uit Jesaja 42,1. De eerste christenen legden al direct een verband tussen Jezus en de dienstknecht van de Heer uit Jesaja.

In de hoofdstukken 40 tot 55 van Jesaja, het gedeelte dat Deutero-Jesaja genoemd wordt, komen vier zogenaamde liederen van de dienstknecht voor. Het eerste lied, Jesaja 42,1-9, valt grotendeels samen met de tekst van vandaag. Er is altijd veel discussie geweest over de vraag wie er schuilgaat achter het personage van de dienstknecht. Ging het om de profeet zelf of werd er een groep mee aangeduid? De Septuagintvertaling van 42,1 wijst duidelijk in de laatste richting: ‘Jakob is mijn zoon, ik zal hem steunen, Israël mijn uitverkorene, mijn geest heeft welgevallen in hem gekregen’, vertaalt die.

Veel Latijns-Amerikaanse exegeten zien in de dienstknecht het deel van Israël dat in de ballingschap leeft en daar het meest onder te lijden heeft. Juist dat deel heeft, tot verrassing van velen, van God de geest gekregen, God legt in dit deel van het volk al zijn vertrouwen. Hoewel het onaanzienlijk is (‘het roept niet en laat z'n stem niet horen’) zal het niet aarzelen en voorgaan in de bevrijding van het land. Dat is het land Israël en niet zozeer ‘de aarde’, zoals de meeste vertalingen aangeven. Zo is dit onaanzienlijke deel van Israël een voorbeeld voor alle andere, verspreid over het hele Babylonische en Perzische Rijk levende volksgenoten. De taak die God daarbij aan deze kleine groep geeft bij het opnieuw bewoonbaar maken van Palestina is niet gering, zoals de volgende verzen aangeven. Het is wel heel hoopvol dat juist zij het licht voor alle anderen zijn, dat God zoveel in hen ziet.

De interpretatie van de eerste christenen, die in de dienstknecht Jezus zien, is dermate treffend dat het moeilijk is geworden nog vrijuit toegang te vinden tot wat oorspronkelijk de bedoeling geweest is van de schrijver(s) van Jesaja 42. Toch is het van belang om zowel aan het één als aan het ander recht te doen. De overeenkomsten tussen het leven en met name ook het levenseinde van Jezus van Nazaret en die van de dienstknecht in de vier liederen in Jesaja zijn buitengewoon sterk, en daar hebben de eerste christenen terecht van geprofiteerd. Het hielp hen ten zeerste om Jezus vanuit de eigen Joodse heilsgeschiedenis te begrijpen.
Van de andere kant is het inzicht dat het bij de dienstknecht om een groep gaat, een marginale groep die voor God z'n ‘meest geliefden’ zijn, een grote steun om Jezus steeds weer in direct verband te zien met hen die lijden en uitgesloten worden, precies zoals Matteüs in zijn hoofdstuk 25 ook doet.

Handelingen 10,34-38
Het verhaal in Handelingen 10 over de bekering van de Romeinse honderdman Cornelius en zijn familie is een scharnierpunt in het boek. Lucas wil de verbreiding van het geloof in Jezus Messias, van Jeruzalem tot Rome in al z'n stappen schilderen, en bij deze stap blijkt dat het de heilige Geest niet alleen gaat om de bekering van Israël, het aloude volk van God. Ook de niet-Joden, de heidenen mogen zich verheugen om Gods genade in Jezus Christus.
Cornelius en zijn familie zijn de eerste niet-Joden die gedoopt worden en toetreden tot de christelijke gemeente.

Het toelaten van niet-Joden is een stap geweest die de christelijke beweging definitief veranderd heeft. Het heeft de omgang met de joodse Wet diepgaand veranderd en de afscheiding van het jodendom uiteindelijk onvermijdelijk gemaakt. Het verhaal over Cornelius is daarbij wel heel illustratief, in heel hoofdstuk 10 van Handelingen gaat het hierover. Het verlangen van Cornelius en zijn familie naar aansluiting bij het joodse geloof wordt door Lucas heel geloofwaardig getekend. En vervolgens gaat Petrus steeds beter begrijpen dat, om ruimte te geven aan deze eerlijke verlangens van niet-Joden, de eisen en restricties van de Wet geherinterpreteerd moeten worden. En het is precies Jezus die hem daartoe inspireert. De weg naar de God van de Joden, die Cornelius zo graag gaan wilde, blijkt te lopen via Jezus Christus.
Het kost Petrus, en later in Handelingen vooral ook Paulus nog heel wat moeite om binnen de christelijke beweging ruimte te maken voor de niet-Joden, maar in dit hoofdstuk 10 wordt de eerste fundamentele stap gezet.

In de lezing van vandaag wordt niet gesproken over de doop van Cornelius en zijn familie, daarover wordt pas in de laatste verzen van het hoofdstuk verteld. Er wordt in de lezing wel gerefereerd aan de doop van Jezus zelf. In die doop, zegt Lucas, zalfde God Jezus met de heilige Geest. Het is diezelfde heilige Geest die vervolgens neerdaalt over Cornelius, zijn familie en alle aanwezigen (v. 44). Het is de Geest van God geweest die de deuren van de christelijke beweging heeft opengezet tot aan Rome toe en nog verder.

Lucas 3,15-16.21-22
Alle vier de evangelies vertellen over het publieke optreden van Johannes de Doper en van zijn ontmoeting met Jezus toen die nog een onbekende was. De vier versies verschillen onderling, en bij die van Lucas valt op, in vergelijking met de anderen, dat de politieke betekenis van Johannes’ optreden veel duidelijker aangegeven wordt.
Het begint al bij de inleidende verzen (3,1-2), waar gedetailleerd de heersers over Palestina van dat moment genoemd worden: in deze politieke actualiteit werd Johannes geroepen door God om te doen wat hij vervolgens ook ging doen. Johannes ging het doopsel verkondigen van boete en vergeving van zonden. Dat ging niet alleen over persoonlijke zonden, dat wordt onmiddellijk duidelijk gemaakt met het lange citaat uit Jesaja 40 dat begint met de bekende woorden: ‘Een stem roept in de woestijn: “Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht”’ (v. 3). Lucas is de enige van de evangelisten die het citaat nog twee verzen laat doorlopen, en dat voegt toch wel iets interessants toe. Johannes roept er zo niet alleen mee op dat men in beweging moet komen (‘maak de weg van de Heer gereed’), maar zinspeelt ook op het uiteindelijke resultaat: ‘Bochtige wegen worden recht, oneffen paden vlak, en alle mensen zullen de redding zien die van God komt’. Er zal het één en ander in het publieke leven worden rechtgezet, en de laatste zin loopt natuurlijk vooruit op de aanstaande komst van de Messias.

Wat ook de politieke dimensie van zijn optreden duidelijk maakt, is wat Johannes de mensen concreet voor de voeten werpt. ‘Adderengebroed’, zegt hij, ‘laat je er niet op voorstaan dat je deel bent van het volk van God, kinderen van Abraham’ (Mat. 3,9). Het gaat om je daden. ‘Iedere boom die geen goede vruchten voorbrengt wordt omgehakt en in het vuur gegooid.’ Anders dan bij Matteüs richt Johannes zich hier bij Lucas niet alleen tot de farizeeën en sadduceeën (Mat. 3,7), maar tot iedereen die naar hem toekomt. Iedereen zal op z’n daden worden afgerekend.

Ook verder in het verhaal van Lucas is Johannes heel concreet. Op de vraag van de mensen wat ze moeten doen, antwoordt hij: ‘Deel wat je hebt aan kleren en eten met wie niets hebben, wees eerlijk, pers niemand af, laat je niet omkopen’ (Mat. 3,10-14) Johannes laat niet alleen de profetieën van Jesaja herleven (vgl. Jes. 42,7), maar zet ook de Wet weer midden in de aandacht.
Dat riep verwachtingen op. De concrete, praktische en hoopvolle boodschap van Johannes, gevoegd bij de symbolisch krachtige gebaren van de doop en de vergeving van de zonden brachten de mensen er zelfs toe in hem de Messias te zien (Mat. 3,15).
Dat een politiek relevant optreden ook z’n risico’s heeft, maakt Lucas direct duidelijk door te vertellen dat Johannes kort daarna door de tetrarch Herodes werd gearresteerd (vv. 19-20).

In deze lijn plaatst Lucas de doop van Jezus. Jezus verbindt zich met het verhaal van Johannes en stemt ermee in. Het citaat uit Jesaja 42,1 zet het verhaal van de dienstknecht in het centrum en onderstreept daarmee het profetisch-messiaanse engagement van Jezus. Het verhaal van het optreden van Jezus en zijn navolgers kan nu beginnen.

 

Preekvoorbeeld

Dit is de zondag van het dopen. Het gaat niet direct over onze doop, het gaat eerst over de doop van Heer. Dat verbaast: is Jezus ook gedoopt? Toch niet als baby? Toch niet in een kerk? Klopt. Hij is buiten gedoopt, in de Jordaanrivier, tegelijk met een massa mensen. Sterk aangezet: samen met heel het volk. Hij is één van de velen. Wat hij doet, doen allen. Wat hij belooft door de doop sluit aan op het roepingsbesef van zijn hele volk. Aangezet door Abraham, uitgewerkt door Mozes, bij de les gehouden door de profeten: een volk zijn van toegewijden aan God, in de wildernis van de tijd wegbereiders zijn voor vrede en recht, met het beloofde land als einddoel.

Bij wat langer kijken zijn er steeds meer beelden te zien bij de doop van Jezus. In de chaos van de massa is de man uit Nazaret opgegaan. Zonder opgemerkt te worden. Als hij naar voren komt trekken de anderen zich niet terug. Zij zijn er bij, dichtbij. Het persoonlijke wordt omarmd door het gezamenlijke. Zijn gebed is nu niet eenzaam op een berg, maar onderdeel van de doophandeling. Allen zijn getuige. Ze worden meegenomen in zijn gebed. Zijn bidden is verbinding zoeken met de Allerhoogste. Door je met hart en ziel open te stellen. Dan gaat de hemel open. Over allen die daar zijn. Over hem in het bijzonder. Hij wordt er uit gelicht, maar niet los gemaakt van de anderen. De doop van Jezus is de doop voor alle tijden, voor wie zich willen verbinden met God en de wereld.

Dit wordt opgeroepen door de godswoorden van Jesaja: ‘Dit is mijn knecht, geven zal Ik mijn geest over hem’. Uitlegkundig is het niet zeker of dit op één individu slaat dan wel op het hele volk. Het vermoeden wordt gewekt dat het voor de hele groep is bedoeld. De geest die wordt uitgestort op een enkeling werkt als een aanstekelijk vuur. Zo gaat dat. De gedoopte met water blijkt het te zijn die doopt met geestesvuur. Zo ging dat. Zo gaat dat. De ervaringen in het verleden dragen het heden en bereiden een weg voor de toekomst.

In Handelingen wordt Petrus geconfronteerd met geloofsvertrouwen van een niet-volksgenoot, die vanuit het vooroordeel snel gezien wordt als niet-gelovig. Tot de hemel aan het licht brengt dat er geen grenzen zijn tussen wie erbij horen en wie niet. Cornelius, een vreemdeling, officier van het bezettingsleger, heeft ook het licht gezien. Is in het licht geplaatst. Petrus en met hem zijn tijdgenoten en opvolgers, staan perplex. Zijn ontboezeming luidt: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, maar zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die Hem vereert en rechtvaardig handelt’.

Als startpunt wordt de doop van de Heer aangewezen. Toen is het allemaal begonnen. Ik interrumpeer: dit besef was er al, denk aan Jesaja en Jona, het is in Jezus van Nazaret doorgebroken in zijn tijd. Het is uitgebroken als op Pasen. Eerst bij enkelingen, die blijken eerstelingen te zijn. De volle oogst is voor allen. ‘Het goede nieuws van vrede is voor alle mensen’.

Er is veel te leren van de doop van Jezus. De Nationale Raad voor Liturgie wijst er op dat men dit feest pas recent opnieuw is gaan waarderen. Er zijn geen bijzondere uitingen van volksvroomheid door ontstaan. De liturgische kleur is (al) veranderd van wit in groen, terwijl (pas) de doop van Jezus de witte Kersttijd afsluit. De lezingen voor deze zondag zijn gekozen om verschillende aspecten rond het thema dopen te overdenken. Alles hangt immers met alles samen. Dit verdient minstens één zondag per jaar de aandacht. In onze tijd is er weer (meer) gevoel voor gebruiken en riten. De krachtige bewegingen en woorden bij onze doopvieringen bieden spirituele informatie. De doop van de Heer als model voor onze doopviering brengt de bedoeling van de doop aan het licht.

Een catechetisch element. Dopen is verbinden, met God en mensen. Dopen is toewijden, aan het verlangen van God naar vrede en recht voor alle mensen. Het is verbinden, met de Opgestane, die je voorgaat waar je ook bent. In het spoor van Mozes en de profeten. Met de belofte in je hart en handen gelegd. Met het joodse symbool van de mezoeza, het kokertje aan de deur van je huis met de geloofsbelijdenis, altijd en altijd weer als je naar buiten gaat en weer binnenkomt.

Een liturgisch element. Dopen is de intensieve vorm van alsmaar ‘in’-dopen. Niet eens voor altijd, maar zoals eens zó altijd. Het doopvont staat altijd in de kerk. Gevuld met water. Wie binnenkomt kan de doopherinnering oproepen door met 2 vingers het water uit het doopvont op te pakken en daarmee een kruisje op het voorhoofd te maken. Toeristen en minder bekenden met dit gebruik kunnen er ter plekke op gewezen worden.

Een praktische uitwerking is het doopfeest van de Heer mee te vieren. De meeste gedoopten hebben geen herinnering aan het moment waarop dit sacrament aan hen werd geschonken. Dat kan op de zondag van de Doop van de Heer opgeroepen worden. De Nationale Raad voor Liturgie suggereert de rite van de besprenkeling met wijwater uit te voeren. Doopkaarsen kunnen een rol spelen. Kinderen kunnen hun doopkaars (zelf) aansteken aan de paaskaars. Al is er maar één doop in de kerk, zo blijft er gedoopt worden.

Een diaconale uitwerking. Dopen als aanzet tot in actie komen. Dopen doe je ergens voor. Je gaat ergens voor. In de Jesajalezing valt al drie maal het woord recht. Dat is sociale actie voor lijdenden en vertrapten. Het woord vrede is niet van de lucht, niet alleen voor je ziel, ‘vrede op aarde’. Bevrijding is typische actie vanuit de doop, van je ziel en van je lasten, zowel persoonlijk als maatschappelijk en politiek. Voor de hele oecumene en heel Gods schepping.

 

inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld
ds. Ad Alblas