- Versie
- Downloaden 49
- Bestandsgrootte 296.66 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
10 januari 2016
Doop van de Heer
Lezingen: Jes. 42,1-4.6-7; Ps. 29; Hand. 10,34-38; Luc. 3,15-16.21-22 (C-jaar)
Inleiding
Alle vier de evangelisten hebben vergelijkbare teksten over de doop van Jezus. Bij nadere beschouwing blijken deze teksten nogal te verschillen. Bij Johannes wordt de doop van Jezus zelf niet eens vermeld. Wel spreken alle vier over de neerdaling van de Geest op Jezus. De evangelisten lijken te worstelen met een aantal punten die zij ieder op hun eigen wijze uitwerken:
- Hoe kan het dat Jezus, Zoon van God, gedoopt wordt door Johannes? Jezus heeft immers geen doopsel van vergeving nodig.
- Hoe het verschil tot uitdrukking te brengen tussen de christelijke doop (de doop van/in Christus) en het doopsel door Johannes de Doper?
- Wat is de doop van Jezus ten opzichte van het doopsel van Johannes en de christelijke Doop?
Lucas 3,15-16.21-22
We zoomen in op de wijze waarop Lucas de doop van Jezus beschrijft. Hij laat het voorafgaan door de beschrijving van het optreden van Johannes de Doper (3,1-20). Lucas maakt met hoofdstuk 3 een nieuwe start in het evangelie, na de eerste twee hoofdstukken waarin hij de geboortes van Johannes en Jezus heeft beschreven. Na het intermezzo van de twaalfjarige Jezus in de tempel maakt het evangelie een sprong van meer dan 15 jaar. Johannes wordt geïntroduceerd als degene die in de woestijn oproept tot een doop van bekering (Joh. 3,2). De mensen lopen in grote getale uit om zich door hem te laten dopen (Joh. 3,7). Alvorens te gaan dopen trakteert hij de menigte op een donderpreek met de oproep om vruchten van bekering te laten zien (Joh. 3,7-9). Hij geeft hier praktische voorbeelden van: wie een dubbel stel kleren heeft, moet delen met wie niets heeft, hetzelfde geldt voor wie voldoende voedsel heeft, tollenaars moeten niet meer vragen dan voorgeschreven is, soldaten moeten tevreden zijn met hun soldij en mogen geen geld afpersen (Joh. 3,10-14). Vervolgens begint de perikoop over de doop van de Heer.
Diep in het hart van het volk leeft de verwachting dat God zijn Messias zal sturen om het lot van Israël eindelijk ten goede te keren. Het optreden van Johannes maakt zo’n indruk dat het volk zich afvraagt of hij niet de verwachte Messias (in de grondtekst: Christos) is. Het verhelderen van het onderscheid tussen Johannes en Jezus zien we bij alle evangelisten. Johannes ziet zichzelf nadrukkelijk als de mindere: ik ben niet waard de sandalen los te maken van degene die komt. Hij ziet zichzelf in verhouding tot de Komende als nog minder dan een slaaf. De Komende noemt hij de Sterkere (hij vermijdt het om Jezus bij naam te noemen). Ook wordt duidelijk dat het doopsel van Johannes radicaal verschilt van dat van Jezus. Wat Johannes doet is een begin maken, een opmaat, die bij Jezus vervuld zal worden. Johannes doopt met water; Hij die komt doopt in (of met) heilige Geest en vuur. Water staat voor reiniging (de doop van bekering tot vergeving van de zonden): een uiterlijk ritueel dat uitdrukking is van de innerlijke bekering. Overigens staat ook het dopen met vuur in deze lijn. Vuur is nog krachtiger dan water. Waar water staat voor reiniging, staat vuur voor uitzuivering. De Geest is de scheppende kracht van God. Door Gods Geest kunnen mensen na reiniging en uitzuivering inderdaad een nieuwe weg inslaan. De perikoop laat vervolgens de verzen 17-20 achterwege. Aangezien in vers 22 weer de Geest ter sprake komt, lijkt het zo alsof het dopen met vuur nauwelijks van belang is. Vers 17 is echter een toelichting en uitbreiding van het vuur: De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer op te ruimen; het graan verzamelt Hij in zijn schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur. Hiermee is onmiddellijk duidelijk dat Jezus ook in de radicale lijn van Johannes staat als het gaat om het oordeel. Het schema van Johannes als de boeman en Jezus als de zachtmoedige heilbrenger is te eenvoudig. Het heil kan niet losgemaakt worden van oordeel en uitzuivering. Als het goede tot zijn recht wil komen, moet het kwaad wel eerst bestreden worden.
In 3,18-20 wordt de prediking van Johannes samengevat. Lucas gebruikt hier het werkwoord euaggelizomai voor, dat wil zeggen de blijde boodschap verkondigen. Vervolgens blikt Lucas vooruit naar de gevangenneming van Johannes door de tetrarch Herodes. De perikoop van de zondag gaat weer verder met de verzen 21-22. Heel het volk laat zich dopen. Bijna terloops wordt vermeld dat Jezus ook gedoopt is. Dat Johannes hier de doper van volk en Jezus is wordt verzwegen. Lucas wil vermijden dat we de indruk krijgen dat ook Jezus gedoopt wordt tot vergeving van de zonden. Wel maakt hij zo duidelijk dat Jezus zich met het volk identificeert. Hij is één van hen. Het doopsel van Jezus staat in het teken van hetgeen er onmiddellijk op zijn doop volgt. Terwijl Jezus in gebed is, opent zich de hemel en daalt de heilige Geest op hem neer. God zelf is het die Jezus ‘doopt’. Het openen van de hemel verbeeldt de verbinding van God en mens. Hemel is hier immers de grens tussen beide domeinen. De woorden van Jesaja 63,19 klinken hierin door: Als u de hemel toch openscheurt om af te dalen!
Vervolgens daalt de heilige Geest neer in de gedaante van een duif. De duif roept associaties van rust, beminnelijkheid op. Het woord ‘duif’ in het Hebreeuws betekent ‘trouw’, ‘betrouwbaar’. Het is de duif die na de zondvloed Noach meldt dat de aarde weer bewoonbaar is. Belangrijker is het feit dat Gods Geest op Jezus rust. Daarmee wordt een mens geheel aan God toegewijd. God zelf handelt in en door hem. Tot slotte klinkt er een stem uit de hemel. Het evangelie is uitermate terughoudend met het laten klinken van een stem uit de hemel (God). Jezus zelf is immers de Gezalfde woordvoerder van God. Alleen hier (de bekrachtiging van Jezus als Gods Zoon) en bij de verheerlijking op de berg (als een soort herbevestiging) klinkt een hemelse stem: Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie ik vreugde vind (3,22). God zelf spreekt uit dat Jezus zijn geliefde Zoon is. Al eerder is dit zoonschap aangekondigd door de engel aan Maria (1,35) en door Jezus zelf verklaard als twaalfjarige in de tempel (2,49), maar nu klinkt het uit de mond van God zelf. Het is ook in de Schrift uiterst zelden dat God Jezus zonder meer zijn zoon noemt. En dan nog de veelgeliefde (zoals Isaak voor Abraham (Gen. 22,2). We vinden de woorden bijna letterlijk in Psalm 2,7: waar God David of een Messiaanse opvolger als koning zalft. Wat daar wordt aangekondigd, gebeurt hier. De afdaling van de Geest samen met de stem van God is ook te verbinden met de aanwijzing van de dienstknecht van de Heer in Jesaja. De sleuteltekst hiervoor uit Jesaja 42 is de eerste lezing van de Doop van de Heer.
Jesaja 42,1-4.6-7
De dienstknecht of dienaar is een raadselachtige figuur, die in de exegese verschillend geïnterpreteerd wordt. Is het een historische figuur (de Perzische koning Cyrus/Kores), een te verwachten messiaanse profeet, staat hij symbool voor het volk Israël? Vanuit christelijk perspectief is het welhaast ondoenlijk om de teksten over de dienstknecht te lezen zonder daarbij aan Jezus te denken. De vroege kerk herkende in de messiaanse gestalte van dienaar/dienstknecht Jezus. De dienstknecht heeft een uitverkoren rol. Hij maakt Gods heil bekend, maar doet dat op een rustige wijze. In andere teksten is de dienstknecht ook een lijdende dienaar. Hij neemt in het lijden de schuld van het volk op zich (Jes. 53,3-5). De dienstknecht krijgt als opdracht om blinde ogen te ontsluiten, om gevangenen uit de kerker te bevrijden, degenen die in de duisternis van de gevangenis wonen (6v). Tijdens zijn optreden in de synagoge van Nazaret maakt Jezus deze woorden tot de zijne (Luc. 4,16-21) en identificeert hij zichzelf dus met deze dienstknecht.
Handelingen 10,34-38
In een toespraak vat Petrus kort samen wie Jezus is en wat zijn betekenis is. Petrus vermeldt het doopsel van Johannes, maar niet de doop van Jezus zelf. Na de zalving met de heilige Geest begint het eigenlijke optreden van Jezus. Treffend vat Petrus het samen: ‘Hij trok weldoende rond en genas allen die in de macht waren van de duivel, want God was met Hem’ (38). Door het ‘doopsel’ met de heilige Geest is Jezus in staat goed te doen en mensen te bevrijden uit de macht van de duivel. Waar Gods Geest werkelijk tegenwoordig is, vluchten de machten van het Kwaad.
Literatuur
Jos de Heer, Lucas / Acta Deel 1 p. 245-265
Preekvoorbeeld
In die tijd dook een man op uit de woestijn, Johannes was zijn naam. Hij spoorde iedereen aan en wat hij zei ráákte de mensen. Van overal stroomden zij toe naar de oevers van de Jordaan. Toen ging ook Jezus van huis weg, niet uit nieuwsgierigheid maar op zoek naar wíe hij ten diepste was en naar de weg die hij moest gaan: ‘Wie ben ik? Wat wil God van mij?’ Die vragen hielden hem bezig. En de weg die Johannes wees, sprak hem aan. Daarom besloot hij ook aan te schuiven in de lange rij van gewone burgers, tollenaars, prostituees, woekeraars, dieven, bedriegers en nog zoveel andere. Hij voelde zich solidair met hen. Daarom ging hij midden in het water staan en hij liet zich dopen. Het was een beslissend moment in zijn leven, een gebeurtenis die zijn hele leven overhoop haalde; een mystieke ervaring waarbij hij tot in het diepste van zijn ziel geraakt werd en tot nieuw leven werd gewekt. Vanaf dat moment was alles anders.
De evangelist vertelt het in beelden die hij had gelezen bij Jesaja: Toen hij aan het bidden was, werd de hemel geopend en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op hem neer. Heilige Geest is de kracht van Gods Aanwezigheid. Door die kracht van Godswege wordt Jezus aangeraakt. God neemt hem in dienst en hij wordt geroepen om de weg te gaan van Gods uitverkorene. En als een vreugdekreet klonk een stem uit de hemel: Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde. Het is het antwoord op Jezus’ vraag: ‘Wíe ben ik?’ Nu ziet hij zichzelf als Gods geliefde Zoon. Hij beseft dat God hem op een unieke manier liefheeft.
Zo wordt nu ook voor óns duidelijk wie Jezus is. Hij is iemand die heel sterk de Aanwezigheid van God heeft ervaren en vanaf dan zijn leven daarop heeft afgestemd. Hij wordt geroepen om dienaar en Zoon van God te wórden, een licht voor alle volken. Hij wil die weg gaan en zal spoedig ondervinden dat die weg niet zonder beproevingen en crisissen verloopt. Maar terwijl hij trouw blijft aan die ervaring bij zijn doopsel, wordt hij steeds méér Gods geliefde Zoon.
En vanuit die intieme verbondenheid met God gaat Jezus naar mensen toe. Hij wil hun naaste zijn. Aan iedereen die het wil horen zal hij verkondigen dat het koninkrijk van God nu nabij is. Dat wordt zijn programma, om – met de woorden van Jesaja – blinden de ogen te openen en gevangenen te bevrijden uit de kerker. Niet door luid te roepen of op straat te schreeuwen, niet door geknakte mensen te breken of wat in mensen sluimert met geweld te doven. Hij roept iedereen op God op een nieuwe manier te eren en ánders met medemensen om te gaan. Vandaar dat hij zich heel vrij gedraagt tegenover bestaande tradities en dat hij heersende sociale opvattingen doorbreekt. Zo plaatst hij kinderen in het midden en zit hij met tollenaars en foute mensen aan tafel; niet om hun daden goed te praten, maar om te laten zien dat God niemand uitsluit. En hij gaat uitdrukkelijk naar mensen toe die aan de rand moeten leven. Hij wil hen laten voelen dat zij meetellen en erbij horen. Het goede nieuws van het koninkrijk van God is immers bestemd voor iederéén. Zijn boodschap overschrijdt alle grenzen, zeker de grenzen die mensen isoleren en uitsluiten.
Op die manier toont Jezus hoe God is. Wie hem bezig ziet, ziet de Vader bezig. En dankzij Jezus zien we God als een God die heel dichtbij is gekomen om zich bij de mensen te voegen en met ons mee te gaan. God is ánders, weerlozer en bescheidener dan mensen ooit gedacht of vermoed hebben. Door de evangeliën loopt als een rode draad dat God anders is dan het beeld dat vele mensen spontaan van God maken. Spontaan zien veel mensen God als een buitenaardse interventiemacht die de touwtjes van ons leven in handen heeft. Vooral ongelovigen blijven God zo zien. Niet te verwonderen dat zij niet in God geloven. In zo’n buitenaardse god geloven wij ook niet... Maar wie Jezus bezig hoort en ziet, beseft dat hij een ándere God laat zien. Jezus toont dat God een God van mededogen is, menslievend en machteloos, omdat hij een en al Liefde is. En thans is het concrete handelen van christenen het zuiverste beeld van God. In de inzet van mensen voor elkaar laat God zich zien, in de barmhartigheid van mensen is hij aanwezig. Je kan terecht zeggen: ‘De hemel is leeg, maar de barmhartigheid van mensen is vol van God’ (Levinas). Ook voor ons breekt de hemel open, ook wij worden aangeraakt door de kracht van Gods Aanwezigheid en ook wij zijn Gods geliefde zonen en dochters, in wie hij vreugde vindt.
inleiding drs. Marc J. Brinkhuis
preekvoorbeeld Paul Heysse