- Versie
- Downloaden 24
- Bestandsgrootte 443.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
17 januari 2015
Dag van het Jodendom
aan het begin van de gebedsweek voor de eenheid van kerken en christenen
Lezing: Johannes 4,1-41
Jezus’ ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de bron
Jezus weet in Judea meer leerlingen te trekken dan Johannes de Doper, en dat is bij de Farizeeën niet onopgemerkt gebleven. Daarom lijkt het hem raadzaam Judea te verlaten en weer naar Galilea te gaan. De kortste weg daarheen leidt door Samaria. Onderweg vindt de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw plaats. Bij de bron van Jacob ontwikkelt zich een verrassend gesprek over de vruchtbaarheid van het nieuwe leven dat van Jezus uitgaat. Niet alleen de vrouw, maar met haar vele Samaritanen bekeren zich.
De Joodse en Samaritaanse tradities zijn al vele eeuwen van elkaar gescheiden. In de tiende eeuw voor de gewone jaartelling valt het Koninkrijk Israël uiteen in het Zuidrijk Juda en het Noordrijk Israël. Waarschijnlijk stammen Samaritanen af van de oorspronkelijk bewoners van het Noordrijk. Samaritanen en Joden hebben veel met elkaar gemeen, maar er zijn ook opvallende verschillen. Samaritanen koesteren hun eigen versie van de Pentateuch. De overige bijbelboeken erkennen zij niet en zij geloven niet in de opstanding der doden. Samaritanen beschouwen zichzelf niet als Joden maar als de ware Israëlieten en zij bouwen een schrijn op de berg Gerizim, als tegenhanger van de tempel in Jeruzalem. Voor Joden is alleen de Jeruzalemse tempel het ware cultische centrum en zij wijzen ook de overige Samaritaanse claims af. Anderhalve eeuw voor de gewone jaartelling verwoesten de Makkabeeën de Samaritaanse schrijn, maar desondanks blijft de eredienst op de berg Gerizim een belangrijke rol spelen. Gerizim staat voor Samaritanen gelijk aan Paradijs, aan de navel van de wereld en de poort van de hemel.
Als Jezus Samaritaans grondgebied betreedt en op weg naar Sichar (Sichem) gaat, bevindt hij zich op historisch gebied, want de Patriarchen hebben hier hun sporen nagelaten. Sichar ligt op de westelijke Jordaanoever, waar nu de Palestijnse stad Nablus gebouwd is. Iets ten oosten van Sichar had Jacob eeuwen geleden een stuk land gekocht (Gen. 33,19). Hij gaf de grond aan zijn zoon Jozef (Gen. 48,22) die hier ook begraven werd (Joz. 24,32). Op dit terrein, niet ver van de berg Gerizim bevindt zich de 23 meter diepe bron van Jacob.
Omstreeks het zesde uur heeft Jezus al een hele tocht achter de rug. Het zesde uur na zonsopgang is het middaguur. Omdat hij moe is en dorst heeft, gaat hij bij de bron van Jakob zitten. Ondertussen zijn de leerlingen eten aan het kopen. Een Samaritaanse vrouw is bezig met het putten van water als Jezus haar vraagt of hij wat te drinken kan krijgen. De vrouw is hierover heel verbaasd. Joden willen ten opzichte van Samaritanen immers liever afstand bewaren. Jezus’ vraag om water herinnert onder andere aan het verhaal van Elia en de weduwe van Sidon (1 Kon. 17,10v). De profeet sprak onderweg een weduwe aan die hout aan het sprokkelen was en vroeg haar om water en een stuk brood. Bij deze ontmoeting realiseerde de vrouw zich dat Elia een profeet is. De overeenkomst tussen dit verhaal en de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw suggereert dat het bij Jezus ook om een profeet gaat.
De vrouw vraagt aan Jezus hoe hij aan haar als Samaritaanse om water kan vragen. Jezus antwoordt dat de vrouw juist aan hem water had willen vragen als zij wist met wie zij sprak. Hij heeft levend water te bieden als alternatief voor het water van de bron van Jacob. De vrouw begrijpt hem niet direct en vat zijn antwoord nog natuurlijk, aards op: levend water is stromend water uit een bron of rivier. Ze antwoordt dat Jezus niet eens iets heeft om dat water uit de bron te kunnen scheppen. Of is hij soms groter dan Jacob die deze put heeft nagelaten? Jezus zet uiteen dat hij zijn onuitputtelijke gave vanuit de hemel heeft. God zelf is de bron van levend water zoals ook blijkt uit passages van Jeremia (Jer. 2,13; 17,13). Wie dat drinkt, zal nooit meer dorst hebben. De vrouw gaat graag op dit aanbod in, want zij hoopt verlost te zijn van het zware werk om water te putten. Maar bij het nooit meer dorst hebben gaat het om de rijkdom van het geloof. De vrouw en Jezus praten dus langs elkaar heen. Zij denkt nog steeds in termen van fysieke beloningen in plaats van spirituele. Vanwege dit misverstand geeft Jezus nu aan dit gesprek een andere wending en vraagt haar om haar man te halen. Zij antwoordt dat zij geen man heeft, waarop Jezus zegt dat zij vijf mannen gehad heeft en nu ongehuwd samenwoont.
Een vrouw ontleent haar status vooral aan het gehuwd zijn en het hebben van kinderen. Dat de vrouw vijf mannen heeft gehad, moet heel opvallend geweest zijn, want drie huwelijken is wel het maximum. In een cultuur waarin eer en schaamte zo belangrijk zijn, gaan mensen niet gauw tegen zo’n norm in. Toch kunnen er ernstige economische en sociale redenen geweest zijn waardoor de vrouw vele mannen had. Als een vrouw niet meer op een echtgenoot of op familie kan terugvallen, is de kans groot dat zij gemarginaliseerd en verarmd raakt. Dan kan zij beter haar heil bij een man zoeken. In de protestantse traditie is deze vrouw vaak als zondares afgeschilderd, maar bij Jezus is hier geen sprake van.
Nu hij haar situatie zo treffend weergeeft, realiseert de Samaritaanse zich dat hij meer is dan een gewone man, zelfs meer dan profeet. Jezus zegt dat de redding van de Joden uitgaat; dat hebben zij voor op de Samaritanen. Ook wijst hij erop dat er een moment komt waarop de ware eredienst niet meer gebonden is aan cultusplaatsen als Gerizim en Jeruzalem. De vrouw antwoordt dat ze dat weet en dat de Messias verwacht wordt. De zelfopenbaring van Jezus verloopt stapsgewijs en wordt steeds concreter. Parallel daaraan neemt het geloof van de Samaritaanse toe. Het hoogtepunt van het gesprek vormt Jezus’ verklaring dat hij de Messias is. Het gesprek wordt afgebroken doordat de leerlingen terugkomen. Hoewel zij verbaasd zijn omdat hij met een vrouw aan het praten is, durven zij geen kritiek te uiten. Mannen knopen in het openbaar niet zomaar een gesprek aan met een vrouw. Nu ontspint er zich een missionair gesprek tussen Jezus en zijn leerlingen, waarbij hij erop wijst dat er zich al een rijke oogst aan het aftekenen is.
De vrouw loopt vervolgens de stad in en vertelt enthousiast over wat haar overkomen is, waardoor vele Samaritanen in hem geloven. Jezus is aanvankelijk niet van plan om in Samaria zijn boodschap te verkondigen (Mat. 10,5; 15,24). Zijn gesprek met de vrouw leidt er echter toe dat hij zich anders tegenover Samaritanen opstelt en tijd vrijmaakt om langer bij hen te blijven. Hierna geneest hij op afstand de ernstig zieke zoon van een dienaar van de koning en bevestigt daarmee dat bij hem de bron van het leven is (Ps. 36,10).
Ook uit de evangelies komt naar voren dat de relatie tussen Joden en Samaritanen niet hartelijk is vanwege een lange geschiedenis van geschillen. Vooroordelen en discriminatie zijn diep ingesleten, waardoor een onbevangen ontmoeting bijna onmogelijk wordt. Het staat Joden vrij om contacten met Samaritanen te onderhouden en met hen samen te werken. Hoewel Joden er de voorkeur aan geven niet met Samaritanen te eten en te drinken, mogen Joden volgens het rabbijnse traktaat Kutim (‘Samaritanen’) wel de meeste Samaritaanse levensmiddelen gebruiken. Samaritanen houden er namelijk globaal dezelfde reinheidsvoorschriften op na als Joden. Samaritaans land geldt niet als onrein en Joden hoeven dus niet het stof van hun voeten te schudden na een reis door Samaria. Dat moeten zij wel doen als ze in niet-Joods land geweest zijn. Toch is de kloof tussen Joden en Samaritanen groot, zoals ook blijkt uit Johannes 8,48 waar ‘Samaritaan’ als scheldwoord voorkomt.
Jezus laat zien dat ook langdurige tegenstellingen als deze overwonnen kunnen worden. Hij beschouwt Samaritanen weliswaar als vreemdelingen (Luc. 17,18) en is van mening dat het jodendom superieur is. Toch behandelt hij Samaritanen als volstrekt gelijkwaardig. De Samaritaanse vrouw fungeert zelfs als rolmodel voor bekering en zij treedt als getuige van Jezus op. Deze positieve benadering zien we ook in het Lucasevangelie, waar Jezus uitgerekend een Samaritaan als hét voorbeeld voor christelijke naastenliefde presenteert (Luc. 10,29-37). Jezus maakt grenzen ongedaan tussen een uitverkoren en een verworpen volk, tussen man en vrouw.
Vrouwen en mannen gaan in het openbaar niet erg ontspannen met elkaar om. Van vrouwen wordt verwacht dat zij de eer van de familie dienen door zich ingetogen te gedragen, maar Jezus en de Samaritaanse laten zich aan dit soort normen weinig gelegen liggen. De onverwachte ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw vindt plaats in een sfeer van ontvankelijkheid en vertrouwen. Ook de Dag van het jodendom biedt een unieke gelegenheid voor een ontmoeting tussen joden en christenen, waarbij zij elkaars identiteit respecteren en elkaar door hun diversiteit verrijken.
Literatuur
Botha, J.E., Jesus and the Samaritan Woman
Day, Janeth Norfleete, The Woman at the Well
Van der Horst, Pieter, De Samaritanen
The New Interpreter’s Bible, Luke
dr. Piet J.M. van der Schoof