- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 293.44 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 20 december 2020
Boeteviering in de Advent
Liturgie ter inkeer in de tijd voor Kerstmis
Opening
De gelovigen verzamelen zich bij de ingang van de kerk bij het wijwatervat of bij een schaal met wijwater die klaargezet is.
Groet
v/a Onze hulp is in de naam van de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft,
die trouw is tot in eeuwigheid
en nooit laat varen het werk van zijn handen.
Gebaar
De voorganger nodigt de aanwezigen uit zich te bekruisen met wijwater
of hij/zij besprenkelt hen met het water.
Intussen wordt gezongen Asperges me
of ‘O Heiland open wijd de poort’ GvL 510
of het Rorate of een bewerking ervan GvL 843 of…
Inleiding
Allen staan nog verzameld rond het wijwater
v Het is goed stil te staan bij onze tekortkomingen.
We zijn hier samen omdat we ons willen voorbereiden op het kerstfeest.
Misschien kom je omdat je onder ogen wilt zien welke fouten je hebt gemaakt,
misschien zoek je de rust om de onrust die je met je meedraagt achter je te laten,
misschien zeg je gewoon, nuchter: zonder inkeer geen feest,
misschien voel je je onderdeel van een samenleving die schuldig is,
misschien…
Ieder heeft eigen redenen om stil te staan bij de schaduwkanten van ons bestaan.
We doen dat als gelóvigen en dat geeft ruimte.
We geloven dat de vergeving van de Barmhartige aan ons belijden vooraf gaat.
Anders gezegd: Gods barmhartigheid hangt niet af van ons belijden.
We kunnen onze fouten juist uitspreken omdat we leven van Gods erbarmen.
Daarom hebben we ons bekruist, zijn we besprenkeld met levend water.
Dit samenkomen rond ons tekort,
rond de gebrekkigheid van ons samenleven,
rond het kwaad met al zijn gezichten
is niet bedoeld om ons neer te drukken of te kleineren.
Juist door elkaar en de Eeuwige te bekennen
dat het vaak niet echt lukt mens te zijn zoals God ons heeft bedoeld,
juist dat geeft ruimte om vergeving te vragen en opnieuw te beginnen.
Dan kun je weer in de spiegel kijken, dan kun je elkaar weer onder ogen komen.
‘O Heer God erbarmend’ GvL 399
Laten we onze zitplaatsen opzoeken
Psalm 51 gebeden
Uit de profeet Hosea 14,2-4
Overweging en inkeer
Door je misdaden ben je gestruikeld, zegt de profeet Hosea.
De profeet, een mens die kijkt met Gods ogen,
een man die in Gods naam de waarheid zegt,
de profeet heeft dat goed gezien.
Op een of andere duistere manier keren vaak de fouten de je maakt,
de zonden die je begaat, zich tegen jou.
Praten over anderen, roddelen, iemands naam door het slijk halen.
Het kan onschuldig lijken, maar je kunt er veel kwaad mee aanrichten.
Maar uiteindelijk komt de roddelaar alleen te staan,
geen mens durft je meer iets toe te vertrouwen..
Door je misdaden struikel je.
Of de uitsluitende gerichtheid op jezelf, ikke, ikke, ikke…
Het gebrek aan aandacht voor anderen,
geen inlevingsvermogen in een ander leven dan dat van jou.
Waarschijnlijk breekt het je een keer op,
want leven wordt vlak en saai en eenduidig.
De levenshouding die er van uitgaat dat heel de aarde ons ter beschikking staat.
Eindeloos bomen hakken, gif in de grond stoppen of in het water of de lucht
of dumpen in Verweggistan.
Maar tenslotte keert het zich tegen ons
Het leven is vergiftigd en dat is zuur.
Door je misdaden struikel je.
Geef je fouten toe en keer terug naar je Schepper.
Kunnen we dat,
kunnen we erkennen dat wij niet ons zelf gemaakt hebben,
maar dat we geschapen zijn?
Keer terug naar je Schepper, wend je tot God.
Dus niet naar de machten die claimen ons gelukkig te maken,
niet naar de god van bezit, een bankstel maakt niet gelukkig, een bank ook niet.
Wend je niet tot de macht van pracht en praal en aanzien.
Met uiterlijk vertoon bouw je geen rijk van vrede.
Wend je niet tot de macht van de gewapende onderdrukking,
van de knellende economische banden die de arme landen gijzelen.
Wend je niet tot de macht van economische groei, van grotere winsten.
Het zijn afgoden, on-machten die zich tegen ons keren.
Als we ons tot onze Schepper keren,
weten we ineens weer dat we gemaakt zijn naar Gods beeld en gelijkenis.
Dat is onze opdracht, dat is onze bestemming.
Misschien is het goed om nu te knielen
om in te keren en je kleinheid te ervaren
Ik reik u een paar gedachten aan
en in de stilte kunnen we ze overdenken.
v Ik kan zo moeilijk toegeven dat ik tekort schiet,
dat ik me ontrok aan mijn verantwoordelijkheid.
Ik durf niet onder ogen te zien, dat ik een mens in de kou liet staan…
a God, geef ons de moed ons tot U te keren,
ontferm U over ons.
v We doen mee aan de verkwisting van grondstoffen, persoonlijk of structureel
we leggen ons neer bij de wetten van vraag en aanbod,
we komen niet in opstand tegen onrecht en uitbuiting…
a God, geef ons de moed ons tot U te keren,
ontferm U over ons.
v Ik bleef hard toen om nabijheid werd gevraagd,
onbewogen toen werd gesmeekt om vergiffenis,
negeerde de hand die mij werd gereikt…
a God, geef ons de moed ons tot U te keren,
ontferm U over ons.
v Ik durf vaak niet te geloven in de kracht van vergeving,
te dromen van een nieuwe wereld van recht en vrede,
ik durf niet te geloven in Gods rijk dat komende is…
a God, geef ons de moed ons tot U te keren,
ontferm U over ons.
‘O Heer God erbarmend’ GvL 399
Gebed en schuldbelijdenis
v Goede God,
U bent een God van falende mensen,
het is goed onze fouten uit te spreken.
Wij hebben onze ogen gesloten, onze oren dichtgestopt,
we hebben gezwegen waar een woord werd gevraagd.
Wij wilden niet weten welk onrecht gebeurt,
in wiens naam en waar.
Wij durven niet te waken bij de onderdrukten.
Steeds weer leggen wij uw opdracht naast ons neer,
de opdracht te werken aan een bewoonbare aarde voor allen.
Goede God,
U begint steeds opnieuw met ons,
soms in een mens die wij niet kennen,
midden onder ons, soms in een kind.
Omwille van uw zoon Jezus, de gezalfde
kunnen wij onze schuld belijden
en durven wij vergeving te vragen.
a Ik belijd voor de almachtige God
en voor U allen,
dat ik gezondigd heb
in woord en gedachte,
in doen en laten,
door mijn schuld, door mijn schuld,
door mijn grote schuld.
Daarom smeek de heilige Maria altijd maagd,
alle engelen en heiligen
en u, broeders en zusters,
voor mij te bidden tot de Heer, onze God.
v Laten we gaan staan als mensen die hun verantwoordelijkheid op zich nemen,
die antwoord geven op hun roeping, die durven zeggen: hier ben ik.
Laten we gaan staan als opgerichte mensen, als oprechte mensen.
Laten we gaan staan, mensen tussen hemel en aarde,
gegrond in de aarde, gericht op de hemel.
Laten we gaan staan en bidden om Gods vergeving.
Bede om vergeving
a Moge de rechtvaardige God
een barmhartige God zijn;
moge God onze belijdenis aanvaarden.
God geve ons de kracht
het woord van vergeving te ontvangen.
v God vergeve ons onze zonde
en neme de schuld van ons af,
opdat wij leven.
‘O Heer God erbarmend’ GvL 399
Uit de profeet Hosea 14,5-10
Voorbede & Onze Vader
‘Roept God een mens tot leven’ GvL 517
Wegzending en zegebede
Andries Govaart