- Versie
- Downloaden 29
- Bestandsgrootte 157.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 5 december 2020
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
17 februari 2021
Aswoensdag
Lezingen: Joël 2,12-18; Ps. 51; 2 Kor. 5,20-6,2; Mat. 6,1-6.16-18 (B-jaar)
Inleiding
Joël 2,12-18
De profeet Joël, van wie alleen de naam bekend is, trad waarschijnlijk op in Juda en Jeruzalem, volgens sommigen kort voor de verovering van Jeruzalem in 586, volgens anderen na de ballingschap. In de voorafgaande verzen 2,1-17 dreigt hij met de nakende komst van de Dag van jhwh, die een dag van onheil, donker en duisternis zal zijn. Een vreselijke sprinkhanenplaag, prachtig beschreven met beelden ontleend aan de militaire wereld, is er het voorteken van. Plechtig roept Joël op tot bekering, vasten, boete en gebed. Deze oproep krijgt een bijzondere nadruk omdat jhwh hier aanvankelijk in de eerste persoon spreekt: ‘Keer nu terug tot Mij met heel je hart en begin te vasten, te treuren en te rouwen. Niet je kleren moet je scheuren, maar je hart.’ Daarna herhaalt de profeet deze oproep nog eens met zijn eigen woorden: ‘Keer terug tot jhwh, jullie God, want Hij is genadig en liefdevol, geduldig en trouw en tot vergeving bereid. Misschien herroept Hij zijn vonnis, komt Hij ervan terug en laat hij toch iets van zijn zegen over, zodat jullie weer graan en wijn kunnen offeren aan jhwh, jullie God.’ Het scheuren van kleren was een uiting van ontroering, droefheid, rouw en afschuw. De profeet keurt dat niet af, maar het moet wel gepaard gaan met een innerlijke ommekeer en een bekering van het hart, een gedachte die we ook in de evangelielezing zullen horen. Het is te hopen (misschien) dat jhwh dan van gedachten verandert en dat hij in plaats van te straffen zal zegenen door de oogst te laten slagen, zeker als die daarna niet enkel voor het levensonderhoud zal dienen maar ook voor de eredienst.
De ramshoorn, die in vers 1 diende om het dreigend gevaar van de Dag van jhwh aan te kondigen, klinkt in vers 15 opnieuw, nu om een vastentijd af te kondigen en iedereen op te roepen voor een plechtige samenkomst in de tempel. Iedereen moet eraan deelnemen, jong en oud; ook de bruid en de bruidegom moeten opstaan uit hun bruidsbed en naar de tempel komen, want nu zijn er belangrijker dingen aan de orde. Het volk staat in de buitenste voorhof van de tempel, de priesters in de binnenste, dicht bij het offeraltaar. Als voorgangers moeten de priesters tot God roepen om het oordeel af te wenden en het volk te sparen dat Gods eigendom is; juist daarom mag het niet door vijanden onder de voet worden gelopen. Ook de goede naam van God zelf zal ter discussie worden gesteld als Hij zijn volk in vreemde handen zou geven. In vers 18 begint dan het antwoord van God op het vasten en het smeken: jhwh zal het opnieuw opnemen voor zijn volk en zich erover ontfermen.
Psalm 51
Deze beroemde psalm van smeking staat bekend onder de naam Miserere, het eerste woord van de Latijnse vertaling. Volgens de katholieke traditie is dit lied een van de zeven boetepsalmen (de andere zijn: Psalm 6; 32; 38; 102; 130 en 143). We horen hier de kreet van een berouwvolle zondaar, die een beroep doet op Gods barmhartigheid. Hij betreurt zijn zondig verleden en smeekt God om vergeving. Nooit heeft iemand zijn zondig falen zozeer beweend als de bidder die hier aan het woord is. Hij neemt geen blad voor de mond en is niet bang om de dingen bij naam te noemen. Hij beschikt over veel zelfkennis, want hij beseft dat hij wetens en willens tegen God gezondigd heeft en de weg van het kwaad heeft bewandeld.
2 Korintiërs 5,20-6,2
Met de vastentijd, die met Aswoensdag begint, is ‘de tijd gekomen’ om vooral deze oproep van Paulus ernstig te nemen: ‘Namens Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.’ Vers 21 is moeilijk en klinkt paradoxaal: ‘Hij maakte Hem die de zonde niet kende zonde voor ons, opdat wij in Hem gerechtigheid van God zouden worden.’ Dit betekent in geen geval dat God zijn woede omwille van de zonde op Jezus ‘ontlaadt’, maar wel dat hij in Christus solidair is geworden met de mens, inclusief met zijn zondige situatie, opdat de mens opnieuw zou delen in Gods gerechtigheid. ‘Voor ons’ (de vertaling van het Griekse huper) betekent niet alleen ‘ten gunste van ons’, maar ook ‘in onze plaats’. Christus die zelf geen enkele band had met de zonde neemt onze plaats in, hij wordt een en al zonde, opdat (hina) wij, die de echte zondaars zijn, in Christus’ plaats zouden komen en enkel gerechtigheid zouden worden. Of nog: Christus die zelf helemaal zonder zonde is, identificeert zich met de zonde van de mensen, hij wordt als een offerlam de drager van onze zonde, opdat wij dank zij hem gerechtigheid zouden worden. Op die manier zijn we dankzij Christus met God verzoend en wordt de verhouding met God hersteld.
Zie: P.J. Tomson, ‘2 Korintiërs. De heidenapostel in het nauw geraakt’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 59-68
Matteüs 6,1-6.16-18
Met de term ‘gerechtigheid’, een voorkeurterm van Matteüs, worden hier ‘goede werken’ bedoeld. Jezus geeft drie voorbeelden: aalmoezen geven, bidden en vasten. Het gaat hier niet over de officieel-cultische verplichtingen van de jood, maar over wat hij privé en vrijwillig ‘erbij’ doet. De opbouw van deze drie passages is telkens dezelfde: eerst een negatief gedeelte van drie zinnen dat zegt hoe men het niet moet doen en daarna een positief gedeelte, eveneens van drie zinnen, dat zegt hoe het wel moet gebeuren. De motiverende slotzin die als een refrein telkens weer terugkeert is driemaal dezelfde: ‘Jullie Vader die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.’ Met veel nadruk zegt Jezus dat men die persoonlijke aanvullende goede werken niet mag doen ‘voor het oog van de mensen, om door hen gezien te worden.’ Hij verwerpt dus alle uiterlijk vertoon. Men mag zich niet gedragen als schijnheiligen en huichelaars, die als ze vasten een somber gezicht opzetten om indruk te maken bij de mensen. Voor het vasten van de christenen is Jezus zelf het grote voorbeeld. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd waar hij veertig dagen en veertig nachten vastte (4,1v). Persoonlijke vroomheidspraktijken moeten zoveel mogelijk in het verborgene gebeuren, voor de Vader die in het verborgene ziet. Ostentatief vasten om indruk te maken bij de mensen is uit den boze. Niemand hoeft het te zien tenzij de Vader en Hij zal het belonen. Vasten veronderstelt op de eerste plaats een bekering van het hart, een verzoening met God die innerlijk moet gebeuren.
Preekvoorbeeld
Wij zijn op een woensdag in februari in deze kerk bijeen. Na de carnavalsdagen, dit jaar wegens de coronapandemie sober gevierd, beginnen wij op deze Aswoensdag de Veertigdagentijd. Een tijd van bezinning. Wij worden uitgenodigd om in de komende weken op weg naar het Paasfeest extra na te denken over het lijden, het sterven en de opstanding van Christus. Maar wij worden ook uitgedaagd na te denken over ons eigen leven. Bij het askruisje dat in deze viering wordt uitgereikt, kunnen twee Schriftteksten worden uitgesproken: Gedenk mens dat je stof bent of bekeer je en geloof het evangelie. Als mensen zijn wij breekbaar en kwetsbaar. Wij zijn maar stof. Maar tegelijk zijn wij ook mensen met een hoge roeping. Steeds weer worden wij uitgenodigd om ons toe te keren naar Jezus en trouw zijn evangelie zichtbaar te maken in het alledaagse leven. Deze Veertigdagentijd is een tijd van bekering en levensvernieuwing. Een tijd van verzoening. God keert zich in Christus tot ons; wij worden uitgenodigd ons tot Hem te keren. Wij zijn geroepen om onze relatie met God, met elkaar en onszelf te verdiepen. Christus geeft ons in het evangelie van deze dag concrete aanwijzingen hoe wij dat in het vat kunnen gieten.
Het evangelie vormt een deel van de Bergrede van Jezus. Als een nieuwe Mozes geeft hij in deze rede in zekere zin de Grondwet van het Koninkrijk dat God wil realiseren. En dan gaat het om overvloedige gerechtigheid. Een gerechtigheid die die van Schriftgeleerden en Farizeeën ver overtrof. Het gaat om méér dan het gewone. Vandaag wordt die gerechtigheid op drievoudige wijze uitgewerkt. Het gaat om aalmoezen geven, om gebed en vasten.
Het geven van aalmoezen valt te interpreteren als gerechtigheid met betrekking tot anderen. Het is goed te beseffen dat binnen Israël het verbondsdenken sterk was ontwikkeld. God heeft met zijn geliefde volk Israël een verbond gesloten. En dat betekent dat er binnen het verbondsvolk gerechtigheid moet heersen. Dit evangelisch pathos voor gerechtigheid heeft onze samenleving gestempeld. Maar tegelijkertijd is er levensgroot het gevaar van onverschilligheid. Paus Franciscus waarschuwt regelmatig tegen deze verleiding en vraagt ons om alert te zijn als het gaat om de zorgen en noden van onze naasten. Worden wij echt geraakt door de ellende van de armen in onze wereld? Door de nood van miljoenen vluchtelingen? Door de zorgen van de daklozen, vaak vlakbij in onze omgeving? Door de eenzaamheid van niet weinig alleenstaanden? Wij krijgen vanaf vandaag veertig dagen om ons in te scherpen dat wij geroepen zijn tot verbondenheid met de kleinen en kwetsbaren van deze wereld. In kracht van de Heilige Geest kunnen wij ons oefenen in solidariteit waarbij de linkerhand niet hoeft te weten wat de rechterhand doet.
Christus spreekt niet alleen over een horizontale gerechtigheid ten opzichte van onze naasten. Maar ook over een verticale gerechtigheid. Hij spreekt over het gebed. Wij kunnen dit horen als een echo uit de eerste lezing. Bij de profeet Joël horen wij vandaag de oproep om terug te keren tot de Heer. Dat impliceert zeker ook de biddende omgang met God. Wij kunnen zeggen dat het gebed het leven van Christus heeft gedragen. Steeds weer lezen wij in het Nieuwe Testament dat Jezus tijd vrij maakt voor het gesprek met God die Hij zijn Vader noemt. Hij bidt vaak in de vrije natuur maar ook in de synagogen van het joodse land en bij gelegenheid van de feesten van Israël is Hij in de grote Tempel van Jeruzalem. De komende veertig dagen kunnen wij gebruiken om onze band met God te versterken en te verdiepen. Zo kunnen wij meer bewust toeleven naar het opstandingsfeest van onze Heer.
Christus spreekt vandaag niet alleen over aalmoezen en gebed maar noemt nog een derde dimensie van de gerechtigheid: het vasten. In de bijbelse spiritualiteit is dat een belangrijk element. In het evangelie horen wij dat ook onze Heer perioden van vasten heeft gekend. In het recente verleden zijn heel veel vastenvormen in snel tempo verdwenen. Tegelijk zie ik de laatste jaren bij steeds meer christenen, zowel rooms-katholiek als protestant, het verlangen om deze Veertigdagentijd ook een vastentijd te laten zijn. Zij zoeken én vinden nieuwe vormen om het vasten inhoud te geven. Zo kunnen mensen zichzelf leeg maken zodat er meer ruimte komt voor de overdenking van de werkelijk belangrijke vragen van het bestaan. Wat is de zin van mijn leven? Waar ben ik mee bezig? Wat zijn de prioriteiten in mijn bestaan? Dien ik met al mijn slaven en sloven werkelijk de Heer en de ander of draait alles rond mijn eigen dikke ik?
Beste broeders en zusters, de komende weken, op weg naar het opstandingsfeest van Christus, krijgen wij aangereikt om onze band met God, met de medemensen en onszelf opnieuw te verdiepen en te versterken. Drievoudige gerechtigheid realiseren als opdracht voor de komende Veertigdagentijd. Ik wens u veel inspiratie.
inleiding dr. Sylvester Lamberigts
preekvoorbeeld mgr. dr. Gerard de Korte