- Versie
- Downloaden 15
- Bestandsgrootte 203.70 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 februari 2021
2 november 2016
Allerzielen
Lezingen: Wijsh. 3,1-9; Ps. 116; Rom. 8,31b-35.37-39; Luc. 24,13-35 (Eucharistieviering III)
(voor Eucharistieviering I en II zie: www.tijdschriftvoorverkondiging.org/archief.html
2014 - 86 Aflevering 6 en 2015 - 87 Aflevering 6)
Inleiding
Eerste lezing: Wijsheid 3,1-9
Het late oudtestamentische boek Wijsheid weerspiegelt de nieuwe theologie van de opstanding. In de tweede eeuw vóór onze jaartelling voert de Seleucidische koning Antiochus IV, met de bijnaam Epifanes – de Geopenbaarde – de exclusieve Zeuscultus in. In het hellenistische klimaat van zijn tijd levert dat bij velen geen problemen op, maar de Joden in zijn koninkrijk gaan niet mee met deze cultus. In reactie daarop verbiedt Antiochus het jodendom en vervolgt hij Joden die hun geloof trouw blijven. Deze eerste Jodenvervolging ooit in de geschiedenis leidt tot twee met elkaar samenhangende, nieuwe theologieën: de theologie van het martelaarschap en de theologie van de opstanding van de rechtvaardigen uit de doden.
De theologie van het martelaarschap behelst dat je trouw blijft aan de Heer God, ook als je leven bedreigd wordt met de dood, misschien zelfs een voortijdige dood. Het gaat niet om de lange duur van je leven en die te verstaan als zegen vanwege God, evenmin om een fysiek nageslacht om in voort te kunnen leven, maar om de belijdenis van zijn Naam in alle omstandigheden, ook tijdens vervolging, foltering en dood.
De theologie van de opstanding van de rechtvaardigen uit de doden is op haar beurt uitdrukking van de trouw van God aan zijn getrouwen. De trouw tot in de dood beantwoordt God met trouw tot over de dood heen. De getrouwen – dat zijn de rechtvaardigen – haalt God weg uit het verblijf van de doden en hij doet hen opstaan ten leven. Een leven dat nu niet meer bedreigd is, dat geen lijden, foltering of dood meer kent, maar een leven van verheerlijking is.
De schokkende ervaring van de Jodenvervolging wordt vruchtbaar in nieuw theologisch inzicht, waarin trouw zowel van de gelovigen als van God uitgedrukt wordt. Deze nieuwe theologieën ontstaan aan de rand van wat we nu het oudtestamentisch tijdvak noemen, maar zijn zeer bepalend geweest voor het jodendom en vervolgens eveneens het christendom. Immers, Jezus is én Martelaar én Opgestane.
Het deuterocanonieke boek Wijsheid getuigt van deze twee nieuwe theologieën. De rechtvaardigen zijn de martelaren. Hun dood leek zinloos; van de buitenkant af bezien slechts een vernietiging. De mensen zagen het als een straf die ze vanwege de godheid die Antiochus vereerd wilde zien, opgelegd kregen. Maar het tegenovergestelde is waar. Terwijl de foltering van korte duur was, hebben de rechtvaardigen als beloning de lange duur van de onsterfelijkheid gekregen. De proef van de tuchtiging bewijst zich als weldaad vanwege God, die Koning is in
eeuwigheid, die de rechtvaardigen ten leven opwekt.
Omdat de rechtvaardige martelaren de toets hebben doorstaan en niet teruggeschrokken zijn voor het valse oordeel van de vervolger, delen zij in de tijd van het oordeel, in het eschaton, met de opstanding tevens in het goddelijke rechtspreken over de volken. Zoals God de situatie van de martelaar omdraait, door hem van dood naar leven te voeren, wordt deze omdraaiing ook zichtbaar in de verandering van veroordeelde naar degene die het oordeel velt.
Tweede lezing: Romeinen 8,31b-35.37-39
Paulus sluit zich in de Romeinenbrief aan bij het theologische inzicht zoals verwoord in het boek Wijsheid. De christengelovige heeft heel wat te weerstaan en te verduren. Paulus heeft vervolging zelf aan den lijve meegemaakt, zo vertelt hij in zijn brieven meermaals, en zal uiteindelijk in Rome als bloedgetuige van Jezus, als martelaar, sterven. Niets kan echter meer als een bedreiging beschouwd worden voor wie trouw blijft aan God. Paulus somt de vele bedreigingen op, culminerend in het zwaard van de terechtstelling.
Dat geen enkele vorm van bedreiging of vervolging effect heeft op onze relatie met God, kan gezien worden aan Jezus Christus zelf. De bedreigingen die hij moest ondergaan, tot in de dood, hebben hem en God niet van elkaar gescheiden. Hun trouwe liefde werd er niet door aangetast. Sterker, God heeft zijn Zoon niet alleen voor ons overgeleverd aan het martelaarschap, maar hem bovendien opgewekt uit de doden. Als Opgestane zetelt hij aan Gods rechterhand. Deze positie maakt hem tot rechter om te oordelen over levenden en doden. Niet dat Christus Gods uitverkoren aanklaagt. Zijn positie heeft hem voor hen gemaakt tot middelaar, zodat hij voor hen ten beste spreekt bij God.
Deze overtuiging breidt Paulus vervolgens uit naar alle uiteinden van het theologische spectrum: leven en dood, heden en toekomst, de machten van de hemel en de diepte van het dodenrijk. Niets kan scheiding aanbrengen tussen de gelovige en God, wiens liefde is in Christus Jezus, de opgestane Heer.
Zie S.M.J.M. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Lucas 24,13-35
De evangeliën verhalen over Jezus als Martelaar en Opgestane. De gedode Jezus is door de opstanding zó levend, dat hij te ontmoeten is. Om die reden zijn alle Paasverhalen in de evangeliën ontmoetingsverhalen. Deze ontmoetingen hebben tot doel een omkeer te bewerken tot geloof in de opstanding.
De twee leerlingen in het Lucasverhaal lopen de verkeerde kant op, weg van Jeruzalem, de plaats van de opstanding. Maar tijdens hun tocht brengt de ontmoeting met de Opgestane hen terug. Ze hadden wel gehoord over wat er was voorgevallen, zowel van de vrouwen als van enkele mannen uit hun eigen kring, maar dat had niet tot een ontmoeting geleid en bijgevolg waren zij niet tot geloof gekomen. Nu vindt de ontmoeting wél plaats. Zij wordt climactisch opgebouwd. Van onbekende, zichtbaar voor hun ogen, wordt de vreemdeling tot bekende, onzienlijk aanwezig.
Deze climax krijgt vorm in twee stappen. De eerste behelst het openen van de Schriften. Wie het Woord leest, ontmoet als vanzelf de Opgestane. Beginnend bij Mozes, de grootste uit de rij van profeten vanaf de Godsopenbaring op de Sinaï, wordt het geheim van het geloof in de opstanding ontvouwd voor de twee leerlingen. Terwijl de twee leerlingen inhoudelijk uitleg moeten krijgen over de weg van de Messias, is het voor de lezer voldoende te weten dát de Schriften van de Messiaanse weg getuigen; hij is immers zelf in staat op het einde van het Lucasevangelie de Schriften te lezen.
Vervolgens krijgt de climax gestalte in het breken van het brood in de gemeenschapsmaaltijd. De vallende donkerte van de avond leidt tot het licht van de herkenning. In de broodhandeling concretiseert de Opgestane hoe hij de Schriften aan hen heeft uitgelegd. Het brood staat voor het levende Woord dat zijn leven heeft uitgedeeld aan de zijnen in de kruisdood en dat het verheerlijkte leven heeft ontvangen in de opstanding. De twee leerlingen herkennen hem als de vervulling van de Schriften. Zij veranderen onmiddellijk: ze keren om en gaan terug naar Jeruzalem, en blijken nu wel in staat het geloof in de Opgestane te delen met de mensen van hun groep.
Preekvoorbeeld
Op Allerzielen denk je aan de zielen die je mist. Misschien denk je maar aan één ziel. Dat kan voor sommigen onverdraaglijke pijn oproepen. Het verlies van dat éne leven door ongeluk, door plotselinge ziekte, of door geweld is niet te stillen. Het vernietigt alle hoop.
De twee ‘Emmaüsgangers’ missen hun dierbare zo dat ze het niet meer kunnen uithouden in de stad waar ze wonen. Daar, op straat, komen ze steeds bekenden tegen die van dat verlies weten en dat kunnen ze nu even niet hebben. Ze lopen weg en proberen te verdwijnen in een dorpje van niets.
Dan gebeuren er twee dingen die hun leven veranderen.
Het eerste is dit. Jezus volgt hen. Hij laat die twee wanhopige mensen niet verdwijnen in hun zelfgekozen isolement. Hij gaat ze achterna en voegt zich bij hen en neemt hun verdriet en hun rouw serieus. Hij vraagt ernaar en voelt hoe zwaar het is en draagt het met hen. En hij doet meer. Hij geeft structuur aan hun herinneringen. Hij laat horen dat hun leven niet hopeloos uiteengevallen is en verloren gaat, maar hij geeft hun leven een sterk verleden en een nieuwe toekomst. Hij legt uit hoe in de verhalen van Mozes God met zijn volk meegaat, dwars door de woestijn van het bestaan. Zo’n sterk verleden geeft God aan hen. En hij laat horen hoe de Profeten van Israël het volk hoop geven op een nieuwe toekomst na ondergang en vernietiging. Zo’n toekomst geeft God aan hen. Hun hart begint te gloeien. Ze worden warm en krijgen het gevoel dat ze weer lucht krijgen. Dat is het eerste waardoor hun leven verandert: er komt structuur in hun bestaan. En… ze krijgen waarachtig weer trek!
Het tweede dat er in hun leven gebeurt is dit. Ze nodigen Jezus uit om te blijven eten. Als zij trek hebben dan hij zeker ook. Ze voelen zich zo opgemonterd dat ze hun weggenoot niet zomaar laten gaan. Ze hebben weer genoeg energie gekregen om gastvrij te zijn. Intussen hebben ze geen idee wie hij is. Ze zijn nog steeds zo bezig met hun eigen verdriet, dat ze niet open zijn voor echte verrassingen. Ze nodigen hem gewoon als gast aan tafel en hij schuift gewoon aan. Maar hoe vreemd! Als ze willen beginnen, neemt Jezus het initiatief. Hij kwam er te gast, maar speelt de gastheer: hij deelt het brood, hij geeft het hen in de hand, zijn woorden worden voedzame gebaren, hij ziet erop toe dat ze het brood ook werkelijk aannemen en hij zorgt ervoor dat ze het ook werkelijk eten en zo bouwt hij hun leven stukje bij beetje weer op. Hij brengt die verdoolde, verdrietige, hongerige enkelingen om de tafel bijeen en dan merken ze gaandeweg dat ze geen enkelingen meer zijn. Ze eten samen en ze kijken elkaar aan en ze kijken hem aan en ze merken dat er gemeenschap groeit tussen hen.
Hoe werkt dat? Dat is het grote geheim van deze maaltijd. Ze merken dat Jezus niet achtergebleven is in de dood, maar dat hij bij hen aanwezig is en met hen deze maaltijd deelt. Hij was toch het slachtoffer van geweld en het was toch met zijn dood voorgoed met hem gedaan? Maar nee, uitgerekend dit slachtoffer maakt deel uit van hun tafelgemeenschap en meer dan dat: hij sticht hun tafelgemeenschap. Zijn leven, zijn woorden en daden, zijn de wereld niet uit, integendeel: ze geven richting aan de wereldgeschiedenis. Zijn optreden schept een sterk verleden en een hoopvolle toekomst voor de mensheid. Zo werkt het. Deze dode wordt levend. En de levenden herkennen hem. Zo groeit er gemeenschap tussen hen. Zijn dienstvaardige handeling aan tafel bouwt de gemeenschap op.
Het duurt allemaal maar even. Zo’n ontmoeting tussen de levenden en de doden kun je niet vasthouden. Maar het is een echte ontmoeting. En door deze ontmoeting verandert hun leven. Nu kunnen ze zelf aan anderen doen wat Jezus aan hen deed. Ze zoeken de anderen op en nodigen hen aan tafel.
Dat doen wij hier dus ook. We nodigen elkaar aan tafel. En vandaag op Allerzielen zeggen we erbij: denk aan de zielen die je mist. Als we vandaag het brood breken en het met elkaar delen, treedt Jezus zelf op als onze gastheer en hij is vol aandacht voor onze herinneringen. Hij neemt ons verdriet om de mensen die we missen serieus. Hij zorgt ervoor dat die herinneringen niet verloren gaan, maar dat ze bewaard blijven tot in Gods toekomst. En dat is nog niet alles. Zoals Jezus, die gestorven is, hier aanwezig is en het brood met ons deelt, zo is het ook met de anderen. De mensen die gestorven zijn en die we missen, zijn op dit uur dicht bij ons. Bij Jezus ontmoeten de levenden en de doden elkaar. Ze worden gevormd tot één grote gemeenschap. Zij allen maken deel uit van de toekomst van de Heer. Er zal niemand zomaar kunnen verdwijnen in de geschiedenis. God brengt ze allen bijeen, de levenden en de doden. De heilige Geest gunt zich geen rust en zoekt ze op. Hij zoekt allen op die we missen. De tafel staat gereed voor ons en voor hen.
inleiding dr. Archibald van Wieringen
preekvoorbeeld prof. dr. Maarten den Dulk