- Versie
- Downloaden 22
- Bestandsgrootte 206.50 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
1 november 2017
Allerheiligen
Lezingen: Apok. 7,2-4.9-14; Ps. 24; 1 Joh. 3,1-3; Mat. 5,1-12a (A-jaar)
Inleiding
Openbaring 7,2-4.9-14
Het is geen wonder dat de Openbaring van Johannes al vroeg behoorde tot de canoniek omstreden boeken. Het is hard en gewelddadig, maar het komt dan ook uit een harde en gewelddadige wereld. Op de vraag ‘Wie zijn die talloze mensen die daar in witte mantels rond de troon staan en waar komen ze vandaan?’ (v. 13), luidt het antwoord ‘Dit zijn zij die komen uit ‘de Grote Verdrukking.’ Dat verklaart veel. Belangrijk is ook dat er geen Bijbelboek van het Nieuwe Testament is waarin zo veel verbanden worden gelegd met het Oude Testament als in de Openbaring van Johannes.
De context wordt aangegeven in de verzen 1 en 2. Het laatste oordeel van God over deze wereld wordt nog even uitgesteld. Johannes ‘ziet’ dat en hij ziet ook de uitwerking daarvan. Hij heeft daarbij voortdurend Christus, het ‘Lam’ (beeld ontleend aan Jer. 11,19), voor ogen. Hij werd ‘geslacht’ (5,6.12; 13,8) op Golgota, maar herrees uit de dood. Dat bepaalt de toekomst voor allen die aan hem vasthouden en met hem verbonden leven en sterven.
De uitbundige lofzang voor hem die op de troon zit (vv. 10-12), is tegelijk een duidelijke protestzang tegen de verdrukker. Die heeft geen toekomst.
Getallen hebben in Openbaring meestal een symbolische functie. De vier ‘dieren’ (v. 11) staan voor de vier klassieke elementen. Zij vertegenwoordigen wat wij de gehele natuur zouden noemen. Vier engelen (vv. 1 en 2) staan in de vier windstreken, als achtergrond voor de verschijning van de ene engel die opkomt uit het Oosten en het uitstel aankondigt (v. 2). Als viertal hebben ze het overzicht over de hele aarde. Het getal 144.000 speelt met het getal 12, het getal van de stammen van het bijbelse Israël. In iedere stam zijn alle stammen als het ware weer vertegenwoordigd. Naast Israël staan de volkeren, de niet-joden, wier aantal ontelbaar is (v. 9).
Engelen zijn in de Bijbel boodschappers (dus in zekere zin ondergeschikten) van God. In latere joodse teksten zijn het soms antieke goden, die op de manier van Psalm 82 tot een menselijke orde worden geroepen door JHWH.
De ‘troon’ is een belangrijk element in de visoenen van Johannes. Het woord komt in Openbaring 47 maal voor (hier in vv 9.10.11). ‘Troon’ duidt op machtige, goddelijke presentie, zowel van God (expliciet in 7,15) als van Christus, het Lam (expliciet in 7,17).
De kleding die je draagt bepaalt je beroep, je functie in de samenleving, je identiteit. ‘Kleren maken de man’. Vuile kleren worden ‘gewassen’, in de zin van gereinigd. Zo ontstaan witte klederen (vv. 7.9.13). ‘Wassen’ in bloed (v. 14) is in onze oren een vreemde metafoor. Maar de bedoeling is duidelijk: Christus, het geslachte Lam, heeft in zijn dood en opstanding de macht van het kwaad definitief verslagen en geeft daarmee aan jood en heiden een nieuwe identiteit.
Door een ‘teken aan het voorhoofd’ word je onmiddellijk herkenbaar in de specifieke rol die jij speelt. Je bent voorgoed ‘getekend’. Dat ‘teken’ (v. 3) kan zowel gunstig (Ezech. 9,4-7) als ongunstig (Wijsh. 15,8-10) zijn, maar waar het voor staat, daar is geen ontkomen aan. Associatief zijn er verbindingen met het verhaal van de Uittocht (Ex. 12,7.12v.) waarin bloed van een offerdier wordt gestreken aan de deurposten, als teken voor JHWH dat hij dit huis moet ‘voorbijgaan’ (Hebreeuws PaSaCH, dat wil zeggen: in het oordeel redden, bevrijden van de macht van de dood).
1 Johannes 3,1-3
Dit is de andere kant van dezelfde zaak. De gemeente, die leeft in de ‘wereld’ (Grieks kosmos), mag zich ondanks alles ‘kind van God’ noemen. Kosmos heeft in de johanneïsche literatuur altijd een negatieve connotatie, zoals ‘Egypte’ dat vaak heeft in het ‘Oude Testament’. Het is de wereld waarin de macht van dood en vernietiging schijnt te regeren. Deze kosmos ligt onder het oordeel; bij Johannes is dat het definitieve, laatste oordeel (2,18). Maar sterker dan de macht van het kwaad is de liefde die God ons geeft (v. 1).
‘Heiliging’ (v. 3) is, met verwachting gesteld op Christus, afstand nemen van de machten van het kwaad en toewijding aan deze ene, andere macht: God, de Vader van Messias Jezus. De heiliging van ons leven is het antwoord op zijn bevrijding. Wij worden niet bevrijd omdat wij ons heiligen maar wij heiligen ons omdat wij bevrijd zijn.
Psalm 24
Ook in Psalm 24 ontbreken geweld en strijd niet (v. 8). Maar fundamenteel is hij gestreden en JHWH heeft overwonnen. De psalm behoort tot de psalmen voor de ‘troonsbestijging’ van JHWH. Die psalmen hadden vermoedelijk een liturgische functie in de dienst van de Jeruzalemse tempel. Ze vierden de macht van JHWH als schepper over de chaos (Gen. 1,2) die zich in de wereld nog overal manifesteert.
Matteüs 5,1-12
De ‘Zaligsprekingen’ (vv. 3-10) vormen het begin van de Bergrede (Mat. 5–7), waarin Matteüs de aan hem overgeleverde woorden van Jezus samenvat. Deze acht spreuken, ‘makarismen’ omdat ze beginnen met het Griekse woord makarios, zijn alle ontleend aan teksten van het Oude Testament. Zij zetten de toon voor wat volgt.
De acht makarismen staan grammaticaal in de derde persoon. Ze worden gevolgd door één makarisme (v. 11v) dat de zaligspreking in de tweede persoon toepast op de hoorder, de messiaanse gemeente. Lucas (6,20-26) doet dat niet. Hij past de door hem verzamelde makarismen direct toe op de gemeente. Bovendien worden ze bij Lucas direct gevolgd door hun tegengestelde, de ‘wee-roep’ over de machtigen. Matteüs doet dat hier niet (wel o.a. negenmaal in hoofdstuk 23), maar hij noemt in vers 11 de tegenstand wel met name.
De vertaling van makarios is lastig. De term komt uit de Griekse vertaling van het Oude Testament, vooral de Psalmen (25 keer vanaf 1,1) en de Wijsheidsliteratuur (Spreuken en Sirach). Een makarisme aan jouw adres betekent dat het met jou goed zal gaan. In het Oude Testament kan dat slaan op tamelijk alledaagse dingen, in het Nieuwe Testament heeft het meestal betrekking op redding in het laatste oordeel. Dat is ook in Matteüs 5 het geval. De Bergrede is geen opgeheven moralistisch vingertje, maar een toezegging: zo zal het gaan in het Koninkrijk der hemelen en zo kan het ook gaan onder u.
De term ‘Koninkrijk der hemelen’ omsluit, thema aangevend, de acht makarismen (vv. 3.10). ‘Koninkrijk der hemelen’ is joods idioom voor ‘Koninkrijk van God’. Zijn ‘koninkrijk’ is de gemeenschap waarin hij heerst, waar de macht van het kwaad is overwonnen en alle macht alleen aan hem is. Joods idioom is ook het gebruik van de passieve werkwoordsvormen vertroost worden, verzadigd worden, barmhartigheid geschieden, genoemd worden. Het zijn omschrijvingen van ‘God zal u vertroosten’, ‘God zal u verzadigen’, ‘God zal u barmhartig zijn’ en ‘God zal u noemen’. ‘God’ is uiteraard JHWH, de God van het Oude Testament.
‘Arm van geest’ is arm aan activiteit, niets meer kunnen ondernemen, weerloos zijn, veroordeeld tot passiviteit. Het duidt dus niet op mensen met een verstandelijke beperking. Lucas heeft alleen ‘armen’. Dat is niet iets totaal anders. Economische armoede en armoede van geest liggen soms in elkaars verlengde. ‘Rein van hart’ duidt op integriteit, niet vandaag zus en morgen zo.
Vers 11 reflecteert de vervolging van de vroege messiaanse gemeente. Niet alleen werden haar leden geminacht en gehaat, maar ook werd over hen kwaadaardige roddel verspreid. Zowel de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (± 100), als de vroegchristelijke apologeet Athenagoras (± 170) maken daarvan melding. Athenagoras noemt de traditionele beschuldigingen: atheïsme, kannibalisme, seksueel wangedrag.
Preekvoorbeeld
‘Ik zag een grote menigte die niemand tellen kan, uit alle rassen en stammen en volken en talen.’ Een hemels visioen. Het is alsof vandaag de hemel dichterbij komt. Ik zie allerlei mensen die onderweg zijn naar de Stad van God die onze moeder is, het hemels Jeruzalem. Het is een eindeloze stoet van mensen, overal vandaan, die allemaal op weg zijn naar hetzelfde doel.
En in die stoet zie je ook veel bekende mensen van wie je in je leven afscheid hebt moeten nemen: familieleden, vrienden en bekenden, medeparochianen die wij uitgeleide hebben gedaan.
Als je dagelijks de rouwadvertenties ziet in de krant of je leest over massa’s mensen die omkomen bij rampen, aanslagen en ongelukken, dan kom je al gauw tot een enorme stoet; een grote menigte die niemand tellen kan. En voeg daarbij ook al de weerloze kinderen, die stierven van de honger, omdat de wereld zo ongenadig verdeeld is in arm en rijk. Dagelijks verlaat een ontelbare stoet deze aarde en gaat op weg. Zij gaan op weg naar het feest van Allerheiligen, waar zij opgenomen zullen worden in die ontelbare kring van alle heiligen. Het gaat om onze toekomst. Het gaat om het Rijk der Hemelen, om het Rijk van God.
Vandaag gaat het niet alleen om de heiligen, die in onze kerken een beeld gekregen hebben zoals Maria en Jozef. Het gaat niet alleen om de mensen die officiëel heilig verklaard zijn zoals pausen, van wie je eigenlijk mag hopen, zei kardinaal Simonis, dat ze zonder al die titels al heilig zijn.
Vandaag gaat het om de velen die niemand tellen kan, de mensen die door Jezus zalig genoemd worden; eenvoudige mensen, heiligen zonder naam, waar niemand acht op sloeg. Zij hebben net als de zaligen uit het evangelie geleefd in Gods nabijheid en waren gegrepen door Gods liefde.
Zij hebben in de geest van de Bergrede, in de geest van de zaligsprekingen, de armen bijgestaan, de treurenden getroost. Zij zijn barmhartig geweest. Zij hebben mensen, die ruzie hadden met elkaar, weer bij elkaar gebracht. Zij zijn opgekomen voor rechtvaardigheid en eerlijk handelen. Ook werden zij soms vervolgd om hun keuze en bespottelijk gemaakt om hun geloof, zoals ook de eerste christenen in de verdrukking ondervonden hebben. Het is van alle tijden dat mensen moeten bloeden voor hun geloof in Jezus, die als een lam zichzelf ten offer heeft gegeven op het kruis van Golgota.
Allerheiligen is het feest van al degenen die iets van God hebben laten zien, zoals Jezus dat deed. Mensen met een vriendelijk karakter, mensen met het hart op de goede plaats, mensen die een zuivere kijk hebben op God en de wereld bekijken met de ogen van God, mensen die opkomen voor vrede, die je nooit hoort praten over anderen. En als er een keer iemand over de tong gaat, halen ze altijd weer het goede van zo'n persoon naar voren.
Iedereen ontmoet wel mensen die Jezus zalig noemt. Mensen die arm zijn van geest, die niet vol zijn van zichzelf, maar juist heel goed met anderen kunnen meeleven, die zieken weten te troosten, die een arm om iemand heen slaan en die de pijn van een ander meevoelen.
Het is een groot geluk als je zulke mensen in je omgeving hebt. Zij geven aan hoe je een goed, gelovig en gelukkig mens kunt zijn naar Gods hart. Heel vaak zijn het mensen die niet aan de weg timmeren, maar in stilte iets uitstralen van vrede en barmhartigheid.
Ik denk aan jongeren, die nog frank en vrij in de wereld staan en niet zo moeilijk doen als het niet nodig is, die er zijn voor elkaar, ook al is het midden in de nacht. Ik denk aan ouderen die wijs en mild zijn voor hun omgeving en met hun levenservaring veel betekenen voor de samenleving.
Wie de zaligsprekingen tot zich door laat dringen, ontdekt dat wie dat alles in zijn gewone leven met vallen en opstaan bescheiden probeert waar te maken, heilig genoemd mag worden. Er zijn veel meer mensen heilig dan je denkt. Zij gaan er gewoon van uit dat zij kinderen zijn van God. Zij leven niet voor de perfectie, maar van de liefde van God. Gods heiligen zijn geen geweldenaars, geen uitzonderlijk begaafde mensen die stormenderhand de hemel veroverd hebben.
Gods heiligen zijn geduldige, eenvoudige mensen, die God de kans geven en samen een ontelbare menigte vormen. Als het erop aankomt, vieren wij vandaag de liefde van God, die sterker is dan de dood en al het kwaad in de wereld. Wij leven niet voor niets. Wij zijn geen lege dozen. Wij leven voor een toekomst met God en alle heiligen. Ook met al onze tekorten mogen wij ons toevertrouwen aan God.
God, die vandaag voor ons zorgt, zal ook morgen voor ons zorgen.
inleiding prof. dr. Rochus Zuurmond
preekvoorbeeld Jan Kortstee