- Versie
- Downloaden 75
- Bestandsgrootte 208.09 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
2 juni 2019
Zevende zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 7,55-60; Ps. 97; Apok. 22,12-14.16-17.20; Joh. 17,20-26 (C-jaar)
Inleiding
Handelingen 7
Het boek Handelingen van de Apostelen is het tweede deel van het Evangelie van Lucas. In het perspectief van het Oude testament zouden wij de handelingen kunnen zien corresponderen met Deuteronomium in de Thora. De naam is ook overeenkomstig: Debarim – ‘Woord en daden’. Lucas heeft in zijn evangelie verteld over het verhaal van Jezus van Nazaret, zijn leven, zijn onderricht en tekenen hij verrichte en de passie met zijn lijden, dood en verrijzenis. Ook in de Handelingen van de Apostelen gaat het over de vraag hoe wij het programma van Jezus daadwerkelijk beleven. Hoe gaat de eerste groep volgelingen van de Messias Jezus om met zijn boodschap en met zijn leven?
Na het vertellen over de Hemelvaart van Jezus en de neerdaling van de heilige Geest met Pinksteren horen wij over het dagelijkse leven van de gelovigen. Door de verkondiging van de leerlingen komen zij in opspraak bij de Joodse overheid en worden om die reden vervolgd. Jezus navolgen kan ook betekenen dat de gelovige het kruis moet oppakken en uiteindelijk zijn leven geven (Luc. 9,23v). Het zal de leerling niet beter gaan dan zijn meester.
Keerpunt in de Handelingen is het verhaal van de marteldood van Stefanus. Vanaf hier nemen de leerlingen letterlijk de benen en verspreiden zij zich over het land wegens de intensievere vervolging; waarmee zij echter ook een kans krijgen om de blijde boodschap verder door te geven. Het martelverhaal zelf is duidelijk een samenstelling van gebeurtenissen rond de dood van Stefanus. Het begint met een volksrel, daarna is er een bijeenkomst in het Sanhedrin waar Stefanus een betoog houdt. Hij beëindigt zijn toespraak met een visioen waarin hij Jezus ziet staan aan de rechterkant van de Allerhoogste. Dit is vergelijkbaar met het visioen bij de Hemelvaart (Hand. 1,9-11): Jezus, de nieuwe Elia, is gereed om naar de aarde terug te keren. De oordeelsdag is ophanden. Stefanus’ belijdenis dat Jezus de Messias is, lokt de vernietigende woede uit bij de aanwezigen. Het Sanhedrin heeft niet de competentie om Stefanus een doodstraf op te leggen. Er wordt niet vermeld dat de Romeinse overheid benaderd is, zoals bij Jezus. Dat kan dus betekenen dat het hier gaat om een uit de hand gelopen bevraging van de religieuze overheid, die tot een niet te voorkomen lynchpartij met een dodelijk afloop leidt..
Het stervensverhaal van Stefanus heeft vele parallellen met de passie van Jezus. Stefanus wordt weggesleept buiten de poort, dat wil zeggen: buiten de stad. Wanneer zij hem met stenen aan het bekogelen zijn, bidt hij net als Jezus, dat hen deze zonde niet aangerekend zal worden. Ten slotte beveelt hij zijn geest in de handen van Jezus en ontslaapt. Het laatste betekent dat zijn dood als leerling niet de ondergang is, maar een slaap waaruit hij zal ontwaken (vgl. 1 Tess. 4,13-18 en 1 Kor. 15,20). Net zoals Jezus gaat Stefanus door de dood naar het leven.
Opmerkelijk is dat in het verhaal van deze dodelijke lynchpartij de naam wordt genoemd van een van de deelnemers: een jonge man die Saulus heet. Misschien is het ironisch bedoeld omdat het volgens het verdere verhaal gaat het over ‘Saulus’, die zich na zijn activiteiten als vervolger van de leerlingen, bekeert en Paulus wordt. Hij wordt daarna de grote held die het verhaal gaat volbrengen.
Apokalyps 22,12-14.16-17.20
Onze lezing is het slot van het boek Openbaring. Wij kunnen het beschouwen als een samenvatting van belangrijke thema’s in het boek. De schrijver zou, volgens de huidige exegeten, waarschijnlijk niet de evangelist Johannes zijn. Litterair gezien lijkt het erop dat de tekst is samengesteld vanuit verschillende bronnen. De auteur kan wel een Johannes zijn die een belangrijke invloed in de jonge kerk had. Johannes hoort een stem die tegen hem spreekt. Dat is typisch voor de apocalyptische literatuur. Jezus of de Heilige Geest spreekt via een boodschapper, een engel. De eindtijd nadert, dat is in dit verband een belangrijk gegeven. De auteur krijgt te horen wat er gaat gebeuren, maar met een open einde. Hij kan natuurlijk niet exact zeggen hoe en wanneer. Toch blijft het een troostende boodschap, vooral voor de gelovigen die leven in de onderdrukking van de wereld, met vervolging, natuurrampen en armoede als gevolg. Het wordt als gelovigen belangrijk om overeind te blijven, standvastig in het geloof. Voor de goede daden zullen ze beloond worden. Wat de zondaar of afgodendienaars doen blijft achterwege.
De stem spreekt namens Jezus en noemt zich Alfa en Omega, de Eerste en de Laatste, Oorsprong en Einde. Dit zijn uitspraken uit de profeet Jesaja 44,6 en 48,12 waar de Eeuwige aan het woord is. Deze uitspraken zijn voortgekomen uit een tijd waarin het volk van Israël meerdere goden ging vereren, een tijd van syncretisme. Jesaja komt hier duidelijk op voor de Eeuwige, wat een parallel kan zijn met de auteur van de Openbaring. De gelovigen, de martelaren, die hun kleren hebben gewassen in het bloed van het Lam, zijn de ware getuigen van het geloof. Hier zien we een verband met Stefanus uit onze eerste lezing. Deze gelovigen, alle gelovigen, zullen het recht hebben om in de eeuwige stad, het nieuwe hemelse Jeruzalem te wonen en toegang tot de boom des levens hebben. Dit gaat terug op het paradijsverhaal, waar de mensheid na de zondeval niet zou kunnen eten van de boom des levens om eeuwig in leven te blijven (Gen. 3,22). Door de dood en verrijzenis van Jezus echter, is dit voor de gelovigen weer mogelijk geworden. Jezus verkondigt: Ik ben de Wortel uit het geslacht van David, de stralende Morgenster. Deze uitspraak is te vinden bij Numeri 24,17 en bij Jesaja 11,1. Jezus is de Messias volgens de Thora en de profeten, de Koning der Koning en de heerser van het heelal.
Het beeld van de Morgenster is een symbool van dominantie uit de oudheid. Ook werd het een van de titels van de Farao’s in Egypte in de klassieke tijd. De uitspraak: ‘De Geest en de Bruid zeggen: Kom’ heeft betrekking op de profeten en de getuigen, de martelaren, die de boodschap hebben verkondigd omdat ze vervuld waren door de Geest van de Eeuwige. Daardoor staan ze ook voor de kerk, de gemeenschap van de gelovigen. De boodschap is en blijft toegankelijk voor iedereen die wil luisteren. Daarom een aanduiding van het genereuze aanbod van de Eeuwige van water, brood en wijn uit de profeet Jesaja 55,1. In deze epiloog bevestigt Jezus voor de derde keer dat hij spoedig zal komen en dat het waar is wat hij heeft gesproken. Wat dat in feite werkelijk betekent is en blijft een geheim. Vanuit de apocalyptische traditie reiken de teksten troost en bemoediging aan terwijl de wereld rondom het volk bedreigt.
Johannes 17,20-26
De evangelietekst is de epiloog uit het hogepriesterlijk gebed van Jezus. In hoofdstuk 17 heeft Jezus in een gebed gebeden voor zichzelf en met zicht op wat hij te doen heeft (17,1-5). In vers 6-19 bidt hij voor zijn leerlingen en navolgers; onze perikoop is een gebed voor alle gelovigen. In zijn hogepriesterlijk gebed zien we een samenvatting van belangrijke thema’s in het Johannesevangelie. In vers 20-21 gaat het gebed over alle gelovigen die het woord van zijn leerlingen/apostelen hebben gehoord en daardoor zelf tot geloof zijn gekomen en daarnaar willen leven. Het Woord gaat terug op logos in de proloog van het evangelie. Dit woord staat voor de incarnatie, het mens geworden Woord van de Eeuwige – de Zoon – Jezus Christus (Joh. 1,14). Het gebed betreft niet alleen over de leerlingen die Jezus hebben meegemaakt, maar vooral de mensen daarna die in de woorden en daden van Jezus geloven en zelf hem willen navolgen. Op hem is de eenheid gebaseerd. Zoals Jezus één is met zijn Vader, wil hij één zijn met de leerlingen en daarom ook met allen die tot hun kring willen en zullen behoren. Deze gemeenschap kunnen we de kerk noemen, die tegelijk een opdracht krijgt om haar geloof bekend maken in de wereld, dat wil zeggen: de omgeving, de mensen, die niet bekend zijn met de boodschap van Jezus (vv. 22-24).
De heerlijkheid slaat terug op de schepping, die door de Eeuwige geschapen en heel goed is (Gen. 1,31). Zo is het ook met het Woord dat deelachtig is aan de heerlijkheid van de Eeuwige en zijn uitstraling is in de mens geworden Zoon. Wanneer de gelovigen deze eenheid inzien, krijgen ze ook deel aan deze heerlijkheid. Deze principiële eenheid heeft Jezus verkondigd, net zoals de Naam en het Woord van de Eeuwige. De plaats waar het geloof wordt gedeeld is de kerk De band tussen Jezus, zijn Vader en alle gelovigen is de liefde. De liefde wordt zichtbaar door het Woord te realiseren. De liefde kunnen wij daarom zien als de uitdrukking van de heilige Geest die leeft onder de gelovige mensen en bij hen tot concrete uitdrukking komt in hun leven (vv. 25-26). De wereld die niet de Eeuwige erkent, staat voor alles en allen die niets met de boodschap of met de daden daarvan te maken willen hebben. Met het kwaad wordt de wereld bedoeld, dat wat niet aan de Eeuwige onderworpen wil worden en alleen uit is om het bestaan en de schepping te vernietigen. Maar de Naam van de Eeuwige die Jezus heeft geopenbaard zal de gemeenschap van alle gelovigen en allen die van goede wil zijn bewaren, dankzij de liefde – de Geest..
Literatuur
The Jerome Biblical Commentery. Red: R. E. Brown oa. London Dublin 1976
The Gospel according to John. Volume II John. 13 – 21. The Anchor Bible red. R.E. Brown Doubledag & Company Inc. Garden city , New York., 1970, 7 print
Internationaal Commentaar op de Bijbel. Band 2. Kok/Averbode. 2001
Preekvoorbeeld
Stefanus, de eerste christelijke martelaar, zag bij zijn executie de hemel opengaan. Hij was een van de mensen waarvan Jezus zegt dat die door God aan hem zijn geschonken. Stefanus was van Jezus. Dat zeggen we nu niet meer zo makkelijk. Want door schade en schande van deze wereld wijs geworden, weten wij dat mensen geen bezit van anderen zijn. Behalve … in de liefde! Verliefde mensen zijn ‘verkocht aan elkaar’ en weten zich elkanders ‘bezit’.
De datum van de feestdag van Stefanus is opvallend: 26 december, Tweede Kerstdag! Zoals het Christuskind van jongs af zijn leven niet zeker was, zo gold dat ook voor de Kerk van het begin. Was voor Stefanus de hemel open gegaan, de wereld wilde er niet van weten en hield ogen en oren dicht voor deze steen des aanstoots. In blinde woede werd hij omgebracht. Oude vertalingen zeggen dat Stefanus ‘ontslapen’ is: wakker geworden in Gods wereld van liefde. De mantels van zijn moordenaars werden neergelegd aan de voeten van Saulus. Hem kennen wij beter als Paulus. Van een vijand van Christus veranderde hij in een vurig gelovige, van een blinde in een ziende. Paulus ontdekte dat Gods waarheid in Jezus alle ruimte had gekregen: Jezus is het Woord van God. Het licht van de waarheid sloeg bij Paulus in als een bliksemflits (Ps. 97,4). Het ontstak in hem een vuur van liefde, zoals bij Mozes toen deze Gods Naam ervoer in de brandende braamstruik, JHWH: Ik ben er voor jou.
Het is een vuur dat brandt maar niet verteert, we leven er van óp.
De ontdekking van Stefanus, en later ook van Paulus, dat Gods Woord in Jezus gestalte krijgt – in hem tastbaar aanwezig is, maakt een wereld van verschil. Jezus openbaart Gods Naam aan de mensen: Ik ben er voor jou. God is de zorgzame Vader die ons zijn levensadem schenkt en als een Goede Herder afgedwaalde schapen zoekt en thuis brengt.
In deze Paastijd verkondigt de Kerk opnieuw dat onze God een God van léven is en dat zijn woord gebouwd is op de liefde. Deze liefde nu, verandert alles. ‘Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij; de liefde vergaat nooit’ (1 Kor. 13). Jezus is vervuld van Gods liefde wanneer hij de woorden spreekt die geschreven staan in zijn evangelie van vandaag. Jezus bidt voor de mensen die God hem gegeven heeft en voor degenen die door hun woord het geloof in Jezus hebben doorgegeven. Dat is van belang omdat Jezus niet slechts Gods woord spreekt, maar Gods Woord ís! God spreekt door hem. Jezus weet zich één met God, en vraagt de Vader om de mensen op te nemen die deze band van eenheid erkennen. Dat vraagt Jezus omwille van Gods Naam: Ik ben er voor jou. Liefde dus. Maar hoe geef je daar handen en voeten aan wanneer mensen je afwijzen en de wereld niets van je wil weten?
Het boek Apokalyps of Openbaring is een profetisch boek. Het geeft ruimte aan de hoop dat, in Gods liefdevolle aanwezigheid, de geschiedenis een wending ten goede neemt, en dat de liefde overwint. Zo zijn dan geloof, hoop en liefde present om de gelovigen troost en bemoediging te bieden. Dat vraagt om een geest die soepel is, open staat voor inspiratie en volhardend is: vol vuur. Het vraagt óns om licht en warmte te verspreiden in tijden van lijden en tegenslag. In Christchurch, Nieuw Zeeland, beefde op 22 februari 2011 de aarde. De schok was enorm en veel huizen en gebouwen, waaronder de Anglicaanse en de Rooms Katholieke kathedraal, leden zware schade. Er wordt nog altijd gediscussieerd over de vraag of het verantwoord is miljoenen aan restauratie te besteden in een stad met veel daklozen en mensen die lijden onder armoede, als gevolg van deze ramp. Mogelijk geeft de gevelspreuk van de katholieke kathedraal van het Heilig Sacrament ons antwoord: Ecce tabernaculum Dei cum hominibus, ‘Ziet, hier leeft God onder de mensen’. Zijn Naam is: Ik ben er voor jou, God wil leven in ons hárt; wij zijn van hem. Het eerste en het laatste woord van de Bijbel illustreren dit samen magistraal: ‘In allen’. Moge het zo zijn.
inleiding Bengt Wehlin OFM;
preekvoorbeeld drs. Frank van der Knaap