- Versie
- Downloaden 37
- Bestandsgrootte 208.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 12 februari 2021
19 februari 2017
Zevende zondag door het jaar
Lezingen: Lev. 19,1-2.17-18; Ps. 103; 1 Kor. 3,16-23; Mat. 5,38-48 (A-jaar)
Inleiding
Leviticus 19,1-2.17-18
De eerste lezing komt uit het boek Leviticus, dat behoort tot de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel. Samen vormen zij de Joodse Wet of Thora. Leviticus bevat voornamelijk wetten die door God aan Mozes op de berg Sinai zijn gegeven en bedoeld zijn om door het volk Israël te worden nageleefd. De verzen van de eerste lezing maken meer specifiek deel uit van de zogenaamde Heiligheidswet (Lev. 17,1–26,46 , waarin Israël wordt opgeroepen om heilig te zijn zoals God heilig is.
Ook aan het begin van hoofdstuk 19 zegt JHWH tot Mozes dat het volk heiligheid moet nastreven: ‘Wees heilig, want ik, JHWH , jullie God, ben heilig’ (v. 2). De heiligheid van God moet dus weerspiegeld worden in het gedrag van het volk. Daarna volgen een aantal concrete aanwijzingen over hoe men dit in de praktijk moet brengen. Veel van deze richtlijnen eindigen met de woorden: ‘Ik ben JHWH’ (vv. 3.4.10.12.14.16.18.25.28.30.32.34.37). Soms wordt daar nog aan toegevoegd: ‘jullie God’ (vv. 3.4.10.25.34). Op die manier wordt een rechtstreeks verband gelegd tussen wat het volk moet doen en de identiteit van zijn God. In de verzen 17-18 wordt het volk meer concreet opgeroepen om niet haatdragend te zijn, zich te wreken of wrok te koesteren, maar de naaste lief te hebben als zichzelf.
1 Korintiërs 3,16-23
Zie: H.M.J. Janssen, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014 20162, blz. 41-56
Matteüs 5,38-48
Dit principe van de naastenliefde wordt door Jezus in herinnering geroepen in de evangelielezing (Mat. 5,43). Matteüs 5,38-48 vormt een onderdeel van de beroemde Bergrede (5,1–7,29). Het is één van de vijf grote redevoeringen die Jezus houdt in het Matteüsevangelie. Naast de Bergrede zijn er nog de Zendingsrede (9,36–10,42), de Parabelrede (13,1-52), de Gemeenterede (18,1-35) en de Eschatologische Rede (24,1–25,46). Door Jezus vijf redevoeringen te laten houden, naar analogie met de vijf boeken van de Thora, stelt Matteüs hem voor als de leraar van het Joodse volk. Daarbij herinnert de Bergrede met name aan Mozes die de berg Sinai beklimt en Gods geboden aan het volk kenbaar maakt. Na de Bergrede volgen er twee hoofdstukken waarin wonderen van Jezus worden verteld (Mat. 8–9). Samen met de Bergrede vormen zij een soort tweeluik. Jezus is voor Matteüs niet alleen de Messias in woord, maar ook in daad.
De Bergrede komt alleen in het Matteüsevangelie voor en wordt vaak beschouwd als de grondwet van het christendom. Bekende teksten die erin voorkomen zijn de Zaligsprekingen (5,3-12) en het Onze Vader (6,9-13). De verzen van de evangelielezing behoren tot het centrale gedeelte van de Bergrede dat 5,17–7,12 beslaat. Dit gedeelte wordt omlijst door 5,17 en 7,12 waarin verwezen wordt naar ‘de Wet en de Profeten’.
In het eerste onderdeel daarvan (5,17-48) staat Jezus’ eigen interpretatie van die Wet en Profeten centraal. Na een inleiding, waarin hij wijst op het belang van het onderhouden van de geboden, geeft Jezus zes voorbeelden (vv. 21-47) en besluit: ‘Wees dus volmaakt, zoals jullie Hemelse Vader volmaakt is’ (v. 48). Deze uitspraak herinnert aan Leviticus 19,2 uit de eerste lezing, waar God eveneens tot maatstaf dient voor zijn volk.
De zes voorbeelden van Jezus vertonen eenzelfde opbouw. Ze worden ingeleid door een soortgelijke uitspraak. Zo ook worden de laatste twee voorbeelden die in deze lezing aan bod komen, ingeleid met: ‘Jullie hebben gehoord dat gezegd werd…’ (vv. 38 en 43). Daarna formuleert Jezus zijn eigen standpunt, dat wordt ingeleid met: ‘en ik zeg jullie…’ (vv. 39 en 44). Jezus verwijst op die manier telkens eerst naar gangbare interpretaties van concrete geboden, om vervolgens zijn eigen visie weer te geven.
In Matteüs 5,38 haalt Jezus het principe aan van ‘een oog voor een oog en een tand voor een tand,’ dat in diverse versies voorkomt in de boeken van de Thora (Ex. 21,24; Lev. 24,20; Deut. 19,21) en daar ook op verschillende manieren wordt toegepast. Niettemin is de achterliggende idee dat schade die aan de ander wordt toegebracht op evenredige wijze in natura of in geld moet worden gecompenseerd. Er wordt op die manier paal en perk gesteld aan het principe van vergelding. Jezus gaat echter nog een stap verder: ‘En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren’ (v. 39). Op die manier stelt hij in zijn commentaar het principe zélf van vergelding radicaal in vraag. Zijn visie is op zijn beurt echter ook weer verankerd in de Thora, zoals bijvoorbeeld uit Deuteronomium 15,7-11 blijkt. Jezus laat dus veeleer een andere interpretatie van de Thora zien, dan dat hij die zou afwijzen.
In het volgende voorbeeld (5,43-47), haalt Jezus een andere principe aan: ‘Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten’ (v. 43). Het principe van de naastenliefde komt ook al in de eerste lezing voor (Lev. 19,18) en wordt verderop in het Matteüsevangelie door Jezus herhaald (Mat. 19,19; 22,39). Dat men zijn vijand zou moeten haten staat evenwel niet in de Thora en is hier mogelijk om retorische redenen toegevoegd met het oog op de radicale uitspraak in het volgende vers: ‘En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen’ (v. 44). God zelf dient hierbij tot voorbeeld: ‘Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’ (v. 45). In zowel de eerste lezing als de tweede lezing dient God dus als maatstaf voor het eigen handelen. De heiligheid van JHWH in Leviticus wordt weerspiegeld in de volmaaktheid van Jezus’ hemelse Vader bij Matteüs. In beide gevallen wordt de lat dus even hoog gelegd. Niemand minder dan God zélf dient de toehoorder van Mozes en Jezus tot voorbeeld.
In de christelijke traditie is de Bergrede is op veel verschillende manieren uitgelegd, waarvan we er hier ter illustratie een paar noemen die relevant zijn voor de lezing van vandaag. Eén interpretatie is dat de Bergrede een onbereikbaar ideaal voorstelt en ons vooral bewust moet maken van onze eigen beperkingen. Een andere opvatting is dat het gaat om een moraal die alleen bedoeld is voor de privésfeer en niet toepasbaar is in het publieke leven, waar andere gedragsregels gelden. In dat geval kunnen we spreken van een dubbele moraal.
Een variant daarop is dat de meest radicale uitspraken alleen van toepassing zijn op wie voor een geestelijk leven heeft gekozen en dus niet door iedereen moeten worden nagestreefd.
Blijven we dichter bij de Bijbelse tekst, dan is het duidelijk dat Jezus zijn toehoorders wil uitdagen en inspireren met zijn interpretatie van de Wet en de Profeten. Beide vormen ook voor hem de basis voor het goede handelen. Het is niet zijn bedoeling om ze af te schaffen, ‘maar om ze tot vervulling te brengen’ (v. 17). Zoals uit de context blijkt, wordt de Bergrede niet alleen gehoord door Jezus’ directe leerlingen (5,2), ook de menigte luistert mee en is diep onder de indruk van zijn onderricht (7,28).
Afgezien van het concrete publiek dat in het evangelie toehoort, zijn Jezus’ woorden door Matteüs echter ook bedoeld voor zijn eigen tijdgenoten en worden ze bovendien verder doorgegeven aan allen die zijn evangelie horen en lezen. Zoals uit de christelijke traditie blijkt, is de Bergrede door de eeuwen heen een belangrijk ijkpunt voor het christelijke handelen gebleven, ook al liepen de interpretaties daarover vaak uiteen.
Literatuur
Erik Eynikel, ‘Exodus 19-40, Leviticus en Numeri,’ in: Jan Fokkelman en Wim Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer/Kapellen 2003, 89-115
Sylvester Lamberigts, De Bergrede: Grondwet van het Kristendom, Horizonreeks 37 (1977/3), Leuven 1977
Jan Lambrecht, Maar Ik zeg u: De programmatische rede van Jezus, Leuven 1983
Wim Weren, Matteüs. Belichting van het Bijbelboek, ’s-Hertogenbosch/Brugge 1994
Preekvoorbeeld
‘Als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor.’ Deze woorden van Jezus vinden de meesten van ons, denk ik, zo niet onbegrijpelijk dan toch weinig realistisch. Om paal en perk te stellen aan vandalisme en kleinere criminaliteit praten we steeds meer over lik-op-stuk-beleid. Wie een overtreding begaat krijgt ter plekke een acceptgiro of een dagvaarding. Veel mensen zijn volgens onderzoeken vóór zwaardere straffen, ter afschrikking en ter vergelding. In de opvoeding moeten kinderen ook leren van zich af te bijten. Want de samenleving is nu eenmaal geen liefelijk paradijs, ook niet voor kinderen. Daarom wordt in onze wetgeving en in internationale overeenkomsten het gebruik van wapens geregeld. Onze wereld zit blijkbaar zo in elkaar dat ook wanneer je geen wapens wilt om het kwade te doen, ze toch nodig blijken om het goede te beschermen. In dit licht klinken de woorden van Jezus over de rechterwang en de linkerwang nogal irreëel.
Toch waren er steeds christenen die deze woorden in praktijk probeerden te brengen. In de eerste eeuwen waren er veel christenen die militaire dienst weigerden. Later kwamen mennonieten, baptisten, quakers en anderen die zich door Jezus lieten inspireren tot geweldloosheid.
In dit verband mag ook de Franciscaanse Vredeswacht in Nederland genoemd worden. In de Verenigde Staten is zr. Megan Rice bekend geworden, zuster van de Sociëteit van het Heilig Kind Jezus en lid van de vredesbeweging Ploughshares. Ze werd in 2014 tot drie jaar gevangenis veroordeeld, omdat ze in een kerncentrale was binnengedrongen om daar een loods met bloed te besprenkelen en vredesleuzen op de muur te schilderen. Intussen is ze weer op vrije voeten.
Als je het over deze dingen hebt, regent het vragen. Jezus predikt geweldloze liefde – maar stel dat je het klaarspeelt je vijand de andere wang toe te keren, moet je dan ook passief toekijken wanneer een ander in elkaar wordt geslagen? Bewijst de geschiedenis niet dat wapens nodig en dus legitiem zijn om je zelf te verdedigen en anderen af te schrikken? Een andere vraag is of Jezus hier een persoonlijke leefregel geeft dan wel een regel voor de inrichting van de samenleving. Deze discussies zijn al eeuwen gaande. De meesten van ons kiezen dus maar eieren voor hun geld. Vanaf 2014 zijn de uitgaven voor defensie in Nederland verhoogd, ook nu in 2017. Ik hoor weinig verzet daartegen, ook niet van de kant van christelijke partijen, integendeel.
Wat is de beste manier om de woorden van Jezus recht te doen? Het is een misverstand te denken dat Jezus een houding van berusting predikt. Jezus vindt dat we juist niet mogen berusten in de spiraal van geweld, waarin we gevangen zitten. Daarom zet hij zich af tegen de Joodse regel ‘oog om oog, tand om tand’. Nu was ook deze regel niet bedoeld om mensen aan te moedigen tot geweld, maar juist om het geweld te beheersen. Als iemand jou één tand uitgeslagen had, mocht je hem geen twee tanden uitslaan, een eerste versie van de flexible response. Maar Jezus legt de Joodse wet op een nieuwe manier uit, uiterst radicaal, maar ook constructief. Zijn leerlingen moeten hun gewelddadigheid niet alleen beheersen, maar de spiraal van geweld doorbreken door hun vijanden de andere wang toe te keren en zo de prikkel tot geweld weg te nemen.
Maar werkt het ook? Mahatma Gandhi en Martin Luther King geloofden van wel. Zij zagen dat geweld niet alleen nieuw, maar ook heviger geweld oproept. ‘Oog om oog leidt er toe dat de hele wereld blind wordt’, zei Gandhi, toen hij zijn zoutmars organiseerde. Hij bereikte met zijn vreedzame zoutmars meer dan politici en generaals met hun wapenbudgetten. In zijn levensverhaal zei Gandhi dat hij diep geraakt was door de woorden ‘Als iemand jou op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe’. Ook Martin Luther King werd geïnspireerd door de Bergrede toen hij zei: ‘De zwakte van geweld is dat het een neergaande spiraal is en juist datgene opwekt wat je wilt vernietigen. Met geweld kun je de hater doden, maar niet de haat… een bom kan alleen vernietigen, maar geweldloosheid kan harten veranderen’.
Maar pal hier tegenover staat de ervaring van elke dag dat de gang van zaken in onze wereld door twee dingen bepaald wordt: geld en geweld. Werkt geweldloosheid echt? De vraag blijft ons achtervolgen. We kunnen er niet aan voorbij dat ook Gandhi en Luther King – net als Jezus – door geweld om het leven kwamen. Maar misschien is de vraag of geweldloosheid werkt, niet de juiste vraag om tot de kern van de Bergrede door te dringen. Jezus laat zich niet leiden door afwegingen in termen van succes en mislukking. Hij put zijn inspiratie uit zijn unieke ervaring van de hemelse Vader, in wie geen geweld is. Hij roept ons op kinderen van God te worden, onverdeeld goed als de Vader in de hemel, die de zon doet opgaan over slechten en goeden en die het laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
inleiding dr. Caroline Vander Stichele
preekvoorbeeld dr. Jan Hulshof SM