- Versie
- Downloaden 47
- Bestandsgrootte 403.97 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
29 mei 2011
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 8,5-8.14-17; Ps. 66; 1 Petr. 3,15-18; Joh 14,15-21 (A-jaar)
Inleiding
In de lezingen van deze zondag kunnen we merken dat Hemelvaart en Pinksteren aanstaande zijn. We horen hoe Jezus in het evangelie spreekt over zijn heengaan. Het is goed ons te realiseren dat alle lezingen, zowel die van de Handelingen en de Petrusbrief, als ook het evangelie van Johannes, zich richten tot mensen die leven in de tijd dat Jezus er niet meer is. Een spannende situatie, vol vragen en onzekerheden, toen en nog steeds. Is er leven na Jezus’ heengaan? De lezingen spelen in op die vragen en onzekerheden en zij benadrukken het belang van een blijvend zoeken naar de verbondenheid met Christus en de belofte van de gave van de Geest, waarborg voor het ware leven: zachtmoedig, vol ontzag en rechtvaardig.
Handelingen 8,5-8.14-17
Afgelopen zondag lazen we ook uit het boek van de Handelingen. En we hoorden hoe de gemeente in Jeruzalem zeven mannen uitkoos, die de twaalf zouden ondersteunen in de zorg voor de armen. Zij kozen Stefanus, Filippus en nog vijf anderen (Hand. 6,5). Daarna verhaalt Handelingen de lotgevallen van Stefanus, tot aan zijn door dood steniging, met instemming van een zekere Saulus. ‘Nog diezelfde dag brak er een hevige vervolging los tegen de gemeente in Jeruzalem, zodat allen verspreid werden over Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen’ (Hand. 8,1). Doel van deze vervolging is de vernietiging van de gemeente, maar het tegendeel gebeurt. ‘Degenen die verdreven waren, trokken rond en verkondigden het woord van God’ (Hand. 8,4).
Filippus, een van de zeven uitgekozenen, trekt naar de stad Samaria en verkondigt daar de Christus, de Messias, zo horen we in de lezing. En die verkondiging vindt een gewillig gehoor: alle inwoners luisteren en er ontstaat grote vreugde in de stad (vv. 6-8). Dat is opmerkelijk, want de verhoudingen tussen Joden en Samaritanen waren vele eeuwen moeizaam en gespannen. Er is een lange geschiedenis van miskenning van Samaritanen. Markant moment in die geschiedenis is de uitsluiting van de Samaritanen bij de wederopbouw van de tempel na de Babylonische ballingschap. Uiteindelijk hebben de Samaritanen hun eigen tempel gebouwd op de berg Gerizim. Joden en Samaritanen zijn in de loop van de tijden steeds verder uit elkaar gegroeid. Ze verdragen elkaar vaak niet. In het evangelie van Lucas vinden we dat terug, onder andere wanneer Samaritanen aan Jezus de doortocht weigeren door hun gebied (Luc. 9,51-53). Maar in het zelfde Lucasevangelie wordt het vijandige patroon ook al enkele keren verrassend doorbroken. Dat gebeurt in het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Luc. 10,33) en in dat van de tien melaatsen, die genezen en van wie er slechts één terugkeert naar Jezus – ‘en deze was nog wel een Samaritaan’ (Luc. 17,16).
Met deze verkondiging door Filippus wordt weer een stap gezet in de realisering van wat Jezus bij zijn afscheid tot de leerlingen heeft gezegd: ‘Gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde’ (Hand. 1,8).
Je kunt je afvragen waarom de inwoners van Samaria hun weerzin tegen mensen uit Jeruzalem hebben laten varen en zich openen voor hun boodschap? Aanleiding tot de aanstelling van de zeven in de gemeente van Jeruzalem was onvrede onder de Grieks sprekende gemeenteleden. Zij meenden dat hun weduwen bij de dagelijkse verzorging werden achtergesteld ten opzichte van de Hebreeuwse weduwen (Hand. 6,1). De Grieks sprekenden voelden zich dus miskend, achtergesteld. Filippus is een van degenen die zich hun lot zal aantrekken. De Samaritanen kunnen zich herkennen in die miskende positie van de Grieks sprekenden en in Filippus komt hen nu een vertrouwenwekkende verkondiger tegemoet.
Wanneer de apostelen in Jeruzalem horen dat Samaria het woord van God heeft aangenomen, komen twee apostelen (uiteraard twee, want zo gaan zij door de wereld, het getuigenis van twee heeft kracht) naar hen toe en zij leggen hen de handen op zodat zij ook de heilige Geest ontvangen. Waarom deze aanvulling op de verkondiging van Filippus? Was de doop in de naam van de Heer Jezus niet voldoende? Sommigen zien in dit verhaal een weerslag van de verschillende opvattingen met betrekking tot de handelingsbevoegdheid van de nieuwe gemeenten. Zeker speelt op de achtergrond van dit verhaal het belang van de relatie tot de oerkerk in Jeruzalem. De komst van de apostelen betekent in ieder geval ook een officiële aanname van Samaritanen binnen de nieuwe beweging van de christenen, een teken van erkenning. En ten slotte onderstreept dit verhaal uitdrukkelijk dat voor het gaan van de weg van Jezus de gave van de Geest noodzakelijk is.
De verdrijving van de leerlingen uit Jeruzalem, die bedoeld was om de christenen klein te krijgen, pakt dus heel anders uit en draagt juist bij tot de verdere verspreiding van de beweging rondom Jezus. Filippus wordt de leider van de christengemeenschap in Samaria. Later in Handelingen horen we nog hoe Paulus bij hem en zijn familie langs gaat in Caesarea: ‘En gekomen in het huis van Filippus, de evangelist, die behoorde tot de zeven, bleven wij bij hem. Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren’ (Hand. 21,8v).
Johannes 14,15-21
In Johannes 13,31 tot 14,31 horen we afscheidswoorden van Jezus. Tijdens dit spreken zijn er meerdere leerlingen die reageren en vragen stellen. Daarbij kunnen we steeds eenzelfde patroon herkennen. Allereerst is er Jezus die alles weet en de leerlingen die niets begrijpen. Vervolgens zien we hoe Jezus door alles heen begripvol blijft. En daarnaast de leerlingen die in hun onbegrip steeds opnieuw vragen blijven stellen. Deze gespreksvorm maakt het mogelijk dat Jezus bepaalde gedachten verder uitwerkt.
Uiteindelijk kun je zeggen dat de vragen van de leerlingen, die voortkomen uit ongeloof, onbegrip en misverstanden, eigenlijk de vragen zijn van de hoorders van het evangelie van Johannes. Het gaat om vragen die aansluiten bij hun situatie en ook bij de onze!? De toehoorders zijn verontrust over Jezus’ heengaan. Jezus probeert die ongerustheid weg te nemen: ‘Wees niet ongerust, maar vertrouw op God’ (14,1) en ‘Maak je niet ongerust en verlies de moed niet’ (14,27). Regelmatig horen we daarom geruststellende beloften uit de mond van Jezus, maar die zijn vaak wel verbonden aan voorwaarden ‘Wie …, die zal …’ Bijvoorbeeld: Wie mij liefheeft, die zal de liefde van mijn Vader ontvangen (v. 21). Of: ‘Als je/jullie…, dan zal ik …’ Bijvoorbeeld: ‘Als je mij lief hebt, houd je dan aan mijn geboden. Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven’ (vv. 15-16). Onvoorwaardelijk is echter de toezegging: ‘Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug’ (v. 18; vgl. v. 28).
Nadat Petrus (13,36) en Tomas (14,5) hem zijn voorgegaan, stelt ook de apostel Filippus een vraag aan Jezus. Alle vragen hebben betrekking op het heengaan van Jezus. De leerlingen vragen naar het waarheen, hoe er te komen of het tonen van de Vader. De vragen drukken het verlangen uit van mensen om het ongeziene en het ontoegankelijke binnen te treden. We zullen het echter moeten doen met Jezus en zijn getuigenis, in woord en daad: ‘Gelooft Mij... of anders gelooft om de werken zelf’ (14,11).
In de lezing van vandaag staat de belofte van een andere pleitbezorger centraal. Jezus, de eerste pleitbezorger, zal de leerlingen niet als wezen achter laten. Hij komt terug in de gedaante van een andere pleitbezorger, de Geest van de waarheid. De Geest wordt hier Geest van de waarheid genoemd, omdat hij de leerlingen zal leiden op de weg van Jezus en hen zal behoeden voor dwaalleren en het inslaan van verkeerde wegen.
Deze belofte van de pleitbezorger is onvoorwaardelijk. Of deze pleitbezorger zijn werk kan doen hangt echter wel af van de openheid van de kant van mensen voor Christus en voor de weg die hij ons wijst, ‘zijn geboden’. Daarom wordt in deze tekst een onderscheid gemaakt tussen ‘jullie’ (leerlingen die in het spoor van Christus willen gaan) en ‘de wereld’ (mensen die zich hebben afgewend van Christus en zijn weg, en die zich opsluiten in zelfgenoegzaamheid en eigenbelang). Het gaat bij Johannes niet om een totale afwijzing van de wereld, integendeel. Eerder horen we zelfs dat God de wereld zo lief had, dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven’ (3,16). Het negatieve spreken van Johannes over de wereld geldt alleen de wereld voor zover die zich afwendt van God, van Jezus.
Een belangrijke aanduiding voor het onderscheid tussen de leerlingen en ‘de wereld’ betreft het ‘zien’: ‘De wereld zal mij niet meer zien, maar jullie zullen mij wel zien’ (v. 19). Beide keren gebruikt Johannes hetzelfde woord, maar de betekenis is verschillend. Het zien van de wereld is fysiek: ze zullen Jezus niet meer met ogen kunnen waarnemen. Het zien van de leerlingen betreft een ‘innerlijk’ zien, een zien met het hart. Door de Geest, die in ons woont en in ons blijft, zijn wij blijvend met Jezus verbonden (v. 17). En door zijn blijvende aanwezigheid zullen we concrete situaties anders kunnen ‘zien’, beleven en waarderen.
1 Petrus 3,15-18
Wat die werking van de Geest vermag vinden we min of meer indirect maar wel heel mooi verwoord in de tweede lezing, waarin Petrus zich richt tot gemeenten in de verdrukking. In het voorafgaande vers spoort hij de gemeenteleden aan niet bang te zijn voor de mensen en zich niet in verwarring te laten brengen’ (13,14). Evenals in het evangelie roept Petrus op om zich tot Christus te bekennen, hem lief te hebben van harte (v. 15; vlg. Joh. 14,15.21). En wie zich tot hem bekent mag ook vertrouwen op zijn heilsweg, waarin hij naar het lichaam de dood heeft gevonden, maar naar de Geest ten leven is gewekt. Hij mag de grond zijn van onze hoop, in allerlei omstandigheden. Verbonden met hem kun je anders in het leven staan, situaties anders zien en waarderen.
Preekvoorbeeld
De Geest van Waarheid
We hoorden het zo juist: ‘Ik zal jullie een Helper sturen, de Geest van Waarheid.’
Ik vroeg me af: wat moeten we ons daarbij voorstellen bij de ‘Geest van Waarheid’?
‘Wat is waarheid?’ vroeg Pilatus aan Jezus.
Ik heb toch wel een tijdje lopen nadenken over de vraag: ‘Wat is de Geest van waarheid?’ Ik wil u graag laten delen in mijn zoektocht. Vooral de eerste lezing uit het boek Handelingen heeft me daarbij geholpen.
In eerste instantie kwam ik tot de volgende conclusie:
Waarheid is dat God van je houdt en dicht bij je is.
Je ervaart Gods nabijheid vooral op je meest kwetsbare momenten.
De ‘Geest van waarheid’ is dat je die ‘waarachtige liefde’ niet voor je zelf kunt houden maar uitdraagt en laat zien in de manier van leven en samenleven.
Om te kijken wat dit voor ons betekent gaan we terug in de tijd, naar de tijd van de eerste getuigenissen.
We komen bij de eerste leerlingen van Jezus. Ze zijn getuige geweest van zijn leven, lijden, dood en opstanding van hun vriend en meester Jezus van Nazaret. Ze hebben ervaren dat God als een Vader dichtbij is tijdens de meest kwetsbare momenten van het leven.
Hun meest directe ervaring is: God is Liefde. En die liefde kan niet stuk. Wat we ook gedaan hebben, welke verkeerde wegen we ook zijn ingeslagen… we kunnen altijd terug naar die oorspronkelijke liefde. Iedereen kan je in de steek laten… God laat je niet, God laat je nooit vallen.
God is Liefde, dat is de diepste ervaring die ons kan overkomen.
Hoe werkelijk die ervaring kan zijn getuigt een politiek gevangene. Hij vertelde: Telkens als ik naar de martelkamer werd gebracht bad ik de psalm… ‘Want mijn herder is de Heer, nooit zal er mij iets ontbreken.’
En hij vertelde dat door het bidden er een kracht, een Geest over hem kwam die hem boven zichzelf, boven zijn pijn deed uitstijgen.
Dit is een extreem voorbeeld maar in de schaduw van dit voorbeeld kunnen velen van ons voorbeelden noemen hoe bidden helpt, hoe meditatie je kan brengen bij de bronnen van het leven, hoe een woord je ineens richting kan geven.
Gaan we weer terug naar de eerste leerlingen.
Het is prachtig als je ervaart dat God dicht bij je is en van je houdt. Het is echter niet de bedoeling dat je dat voor je zelf houdt. Navelstaren is mooi en soms ook nodig, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de deuren opengaan en het Pinksteren wordt, dat de liefde van God zichtbaar wordt.
Met andere woorden: Liefde vraagt om organisatie.
De eerste leerlingen doen dat op een bijzondere manier. Ze getuigen: God houdt van jou en ze laten dat zien… in woord en daad:
- Ze omarmen mensen die er niet uitzien;
- Ze brengen uitgestotenen terug in de armen van mensen met een liefdevol hart;
- Weduwen en wezen die financieel geen kant op kunnen, worden van harte geholpen.
Met andere woorden: ze organiseren diaconale inzet.
De liefde van God wordt zichtbaar omdat er geen noodlijdende is, omdat ze als broeders en zusters met elkaar omgaan en omdat ze zowel op geestelijk als op materieel gebied elkaars vreugde en zorgen delen.
Wie wil niet bij zo’n club horen?
De Franse bisschop Gaillot heeft een gezegd: Een kerk die niet dient, dient nergens toe.
Of met andere woorden: Een kerk die de liefde van God niet zichtbaar maakt heeft geen reden tot bestaan, of wat milder gezegd: heeft geen uitstraling en komt om in zichzelf.
Er is nog een onopvallend aspect dat de aandacht verdient.
En dat is: de eerste christengemeenschap groeit in Samaria. Als er in die tijd een minderwaardig gebied was, dan was het Samaria. Het is bekend dat als mensen in die tijd van noord naar zuid moesten reizen, ze niet door Samaria gingen maar eromheen reisden. Samaria was het oord van hangjongeren, van buitenlanders, van ongure typen, van… nou vul maar in, van alles waar je een hekel aan hebt en waar je in je hart bang voor bent…
In dat gebied groeit de kerk… en waarom?
Omdat er mensen zijn die ten diepste weten en voelen dat God van hen houdt. Er ontstaat verbondenheid in liefde die van God komt. Dat is Geest, dat is passie, dat is Geest van waarachtig leven.
Nu leven we in een individualistische samenleving, met het gevolg dat we denken dat we dat allemaal alleen moeten doen.
Maar liefde organiseer je niet alleen, dat doe je samen. Daar is kerk voor nodig… Kerk is een organisatie die de liefde van God zichtbaar maakt en de inspiratie levend houdt. Als die Geest in onze gemeenschappen leeft, dan spreken we van vitale geloofsgemeenschappen en hoeven we ons geen zorgen te maken.
Jezus zegt:
Ik zal jullie een Helper sturen ‘De Geest van Waarheid’.
Waarheid is dat God van je houdt … en de Geest helpt je om dat uit te dragen … en:
dat doe je niet alleen, dat doe je samen.
Daar gaat het om.
Theo van Adrichem ofm, inleiding
Hans Boerkamp, preekvoorbeeld