- Versie
- Downloaden 43
- Bestandsgrootte 384.03 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
25 mei 2014
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 8,5-8 en14-17; Ps. 66; 1 Petr. 3,15-18; Joh. 14,15-21 (A-jaar)
Inleiding
Handelingen 8,5-8 en 14-17
De eerste lezing is een collage van twee passages uit het achtste hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen. Zij vormen een ellips waarvan de Woordverkondiging door diaken Filippus en de handoplegging door de apostelen de twee brandpunten vormen. Filippus, niet de apostel, is na Stefanus de tweede van de zeven Griekstalige diakens, uitgekozen om zich speciaal aan de voedselvoorziening van de weduwen van Griekse huize te wijden (Hand. 6,5).
Na de marteldood van Stefanus breekt er een geloofsvervolging uit. De apostelen houden stand in Jeruzalem maar Filippus en anderen worden verspreid over Judea en Samaria. Filippus is de eerste van wie vermeld wordt dat hij buiten de joodse gemeenschap onder de in Joodse ogen niet-orthodoxe Samaritanen het Woord van God verkondigt. Dit is een belangrijke ontwikkeling in de jonge kerk. Niet langer houdt Filippus zich bezig met de armenzorg onder de Helleense weduwen. De nieuwe situatie brengt voor hem mee dat hij zich wijdt aan de bekende trits: de Blijde Boodschap verkondigen, onreine geesten uitdrijven, zieken genezen. Uit vers 16 blijkt dat Filippus ook doopte en wel ‘in de naam van de Heer Jezus’. Dit alles tot grote vreugde van de bewoners van de stad Samaria.
De liturgie slaat het verhaal van Simon de Magiër over om direct de activiteit van de twee apostelen Petrus en Johannes in Samaria te vermelden. De apostelen, blijkbaar als college, sturen hen op pad, Petrus inbegrepen. Zij constateren dat de bekeerde Samaritanen nog niet de heilige Geest ontvangen hebben. De apostelen leggen hun de handen op. De handoplegging komt in het Nieuwe Testament voor bij genezing van zieken, bij het toedienen van een zegen en bij de aanstelling voor een bepaald ambt.
Na de doop ‘in de naam van de Heer Jezus’ door Filippus bewerkt de handoplegging door de apostelen de nederdaling van de heilig Geest. Filippus had dit blijkbaar niet in zijn takenpakket. De komst van de heilige Geest gaat gepaard met bepaalde verschijnselen (welke wordt hier niet gezegd), die voor Simon de Magiër begerenswaardig zijn. Uit de activiteiten van de apostelen en die van Filippus blijkt dat al van den beginne de jonge kerk een verdeling van ambten kent. Maar ook dat de concrete taken van de ambtsdragers zich aanpassen aan de behoeften van de lokale geloofsgemeenschappen. Zou de huidige kerkleiding hieruit ooit haar conclusies trekken?
Johannes 14,15-21
Deze perikoop is genomen uit de afscheidsrede van Jezus (Joh. 13,31–17,26). Hij vormt daarvan het tweede deel (Joh. 14,15-24) dat we als volgt kunnen samenvatten: ‘De Trooster (‘de Parakleet’), Jezus, en de Vader zullen naar degenen komen die van Jezus houden’. We onderscheiden hier een drieslag. Drie keer lezen we dat de liefde tot Jezus dient samen te gaan met het onderhouden van zijn geboden. ‘Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden’ (v.15), ‘Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief’ (v. 21) en ‘Wanneer iemand mij liefheeft, zal hij zich houden aan wat ik zeg’ (v. 23, dit laatste vers is niet in de liturgische lezing opgenomen).
Iedere keer volgt daarop de belofte dat een goddelijke tegenwoordigheid het deel zal zijn van hem die de wens van Jezus, het onderhouden van zijn geboden, vervult. In de verzen 15-17 bestaat die goddelijke aanwezigheid in ‘een andere Pleitbezorger (‘Parakleet’) die altijd bij je zal zijn, de Geest van de waarheid’. Deze laatste benaming is to the point, omdat de ‘Parakleet’ het werk van Jezus voortzet. In de verzen 18-21 is die goddelijke tegenwoordigheid Jezus zelf die zal komen wonen bij zijn leerlingen. In vers 23 en 24 komt de Vader die samen met Jezus zijn woning bij de leerlingen zal vestigen.
Deze trits zet de Geest, Jezus, en de Vader (met Jezus), naast elkaar. Er is in onze evangelielezing sprake van drie vormen van goddelijke tegenwoordigheid die in de context staan van de liefde tot Jezus die zich manifesteert in het houden van zijn geboden. ‘De Parakleet’ is de aanwezigheid van Jezus gedurende zijn afwezigheid. Daardoor bevat vers 18 geen loze belofte van Jezus: ‘Ik laat jullie niet als wezen achter. Ik kom bij jullie terug’. Aangezien de Vader en Jezus één zijn, is de tegenwoordigheid van de Vader en Jezus (v. 23) niet verschillend van de aanwezigheid van Jezus in ‘de Parakleet’. Deze ‘Pleitbezorger’ oftewel ‘Trooster’, ‘Helper’, is Jezus zelf ná zijn verrijzenis. Pasen veroorzaakt een verandering van zijn aanwezigheid. Die was voorheen zichtbaar, tastbaar. Na Pasen wordt die geestelijk, maar niet minder werkelijk.
De liefde tot God is een bekend thema zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. De liefde voor Jezus komt niet zo dikwijls voor in het Nieuwe Testament. We vinden die hoofdzakelijk in de latere boeken daarvan. (Het gelóóf in Jezus komt vaker voor.) De liefde voor Jezus is waarschijnlijk een vrucht van een geleidelijke theologische ontwikkeling van het inzicht in wie Jezus eigenlijk is. Wellicht speelt hier ook de verbondssfeer mee van het Laatste Avondmaal en van de afscheidsrede van Jezus. Vergelijk hiermee het verbond op de Sinaï. Mozes zegt in Deuteronomium 6,5 namens God: ‘Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten’.
Onze liturgische perikoop sluit met vers 21: ‘Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en van mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken’. Hier vinden we qua inhoud overeenkomsten met het oudtestamentische Boek Wijsheid van Salomo 6,17-18: ‘Wijsheid begint met oprecht verlangen, verlangen naar onderricht is haar liefhebben, liefde is het eerbiedigen van haar wetten, eerbiediging van haar wetten is het fundament van onvergankelijkheid’. Het woord van Jezus ‘Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en van mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken’ lijkt het woord van de Wijsheid van Salomo 1,2 te hernemen: ‘… en wie hem (de Heer) niet wantrouwt, zal hem zien’.
Preekvoorbeeld
In het evangelie van vandaag – een deel uit Jezus’ afscheidsrede uit het Johannesevangelie – horen we hoe Jezus met het oog op zijn naderende dood zijn zorg uitspreekt voor wie hij achterlaat. Zorg die herkenbaar is bij ouders die met liefde een gezin hebben gesticht en die voelen dat hun tijd gekomen is. Wie weet dat zijn taak volbracht is, en met vertrouwen de eigen toekomst over de dood heen tegemoet ziet, heeft vooral zorg om degenen die hij los moet laten, over de toekomst van hen die zonder hem verder moeten in het leven. Dat die gemeenschap, dat gezin, niet uit elkaar valt maar doorgaat op basis van de liefde die hen is voorgeleefd, en de normen en waarden die zij hebben meegekregen. Maar zoals kinderen in één gezin onderling sterk kunnen verschillen, zo geldt dat ook voor de volgelingen van Jezus. Wanneer hij zelf niet meer fysiek aanwezig is, moet er een bindende kracht zijn die de eenheid in de verscheidenheid bewaart. Die kracht zegt Jezus zijn leerlingen vandaag toe. Als hij heen gaat, laat hij hen niet verweesd achter, maar zal hij hen een Helper sturen, de Geest van de waarheid, de Parakleet. Voorwaarde voor de komst van die Helper is wel het onderhouden van Jezus’ geboden. En de voornaamste geboden die hij hen heeft meegegeven zijn de liefde tot hem en zijn Vader en het bewaren van de onderlinge liefde. Dan – in het liefdevolle samenzijn van de gemeente in Jezus’ naam – komt hij zelf aanwezig. Jezus leeft niet alleen door bij zijn Vader, maar ook in de gemeente, en in elk van de leden. Zij belichamen zijn geest en vormen samen het lichaam van Christus. Zij worden gesterkt en begeesterd om naar buiten te treden – ec-clesia – en zijn boodschap op aanstekelijke wijze handen en voeten te geven.
In de eerste lezing van vandaag uit de Handelingen van de Apostelen, ook wel het ‘evangelie van de Geest’ genoemd, hoorden we hoe het er in de praktijk van de jonge christengemeente aan toeging. Al snel is er een taakverdeling zichtbaar. De apostelen verkondigen het woord, en anderen, de diakenen, richten zich meer op verschillende aspecten van concrete hulp. Maar daar wordt niet statisch mee omgegaan. Waar aanpassing nodig is aan de behoeften van de plaatselijke gemeente, is daar ruimte voor. Zo gaat dat ook met diaken Filippus, die wanneer de christenvervolgingen daar aanleiding toe geven, zijn aandacht voor het sociaal-maatschappelijk werk onder de Helleense weduwen verplaatst naar de verkondiging van de Blijde Boodschap in Samaria. Zonder strakke regie van bovenaf vinden verschuivingen in de taakverdeling plaats en dat blijkt ten goede te komen aan de groei van de gemeente. Die ruimte is later fors ingeperkt, maar de signalen die we tot nu toe van paus Franciscus opvingen, lijken te duiden op een zekere gevoeligheid voor wat er hier en nu op plaatselijk niveau in de kerk gebeurt. Dat voedt de hoop dat verscheidenheid niet langer als bedreigend wordt gezien maar juist als een wezenlijk aspect van het samen kerk zijn, dat nodig is om de Geest vrij te kunnen doen waaien. De Heilige Geest is geen hokjesgeest, die mensen onderling verdeelt en wegstopt in hokjes, in een beperkte ruimte zonder vrijheid van denken en handelen.
De mensen die door het woord van Filippus tot geloof in Jezus waren gekomen en door hem waren gedoopt, ontvingen later ook de heilige Geest. Waarmee ook de opdracht die Jezus zijn leerlingen gaf en zijn bezieling, op hen overgaat. En zo gaat het tot op de dag van vandaag. Bij de houding van dienstbaarheid en gerichtheid op het welzijn van anderen die daarbij hoort, staat niet het eigen zelf centraal, maar de ander.
En dat is in onze tijd hard nodig, alleen al gezien het feit dat tot ‘woord van 2013’ in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, ‘selfie’ is gekozen. Dat is een foto die iemand van zichzelf maakt en op internet verspreidt, een soort zelfportret. Een nieuw verschijnsel, dat binnen de kortste keren uitgroeide tot een hype, en iets zegt over de ik-gerichtheid die steeds dominanter lijkt.
Mag de komst van de Geest ons weer herinneren aan wat Jezus voor ogen had: een gemeenschap waar mensen elkaar gelukkig maken.
Jan Holman svd, inleiding
Lida Koedooder, preekvoorbeeld