- Versie
- Downloaden 41
- Bestandsgrootte 206.73 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 12 februari 2021
12 februari 2017
Zesde zondag door het jaar
Lezingen: Sir. 15,15-20; Ps. 119; 1 Kor. 2,6-10; Mat. 5,17-(20-22a.27-28.33-34a)37 (A-jaar)
Inleiding
Thema
De teksten van deze zondag cirkelen om twee thema’s: Gebod en Wijsheid. De termen ‘Gebod’ en ‘Wet’ zijn min of meer synoniem. ‘Gebod’ is het algemene woord voor de inhoud van een wetstekst, dat is een tekst die voor een samenleving een begaanbare weg beschrijft. ‘Wet’ is de gebruikelijke term voor Thora (letterlijk: aanwijzing, wegwijzing): de boeken Genesis tot en met Deuteronomium, waarin de meeste van die wetsteksten voorkomen.
Over gebod spreekt Sirach (15,15 en 20). Het is thematisch in Psalm 119 (22 keer Gebod en 25 keer Wet). Rond de lezing uit Matteüs komt het woord ‘gebod’ alleen voor in 5,19, en het woord ‘wet’ (in de zin van Thora) alleen in 5,17 en 18. Toch is het thema ‘gebod’, eveneens in Matteüs 5,17-37 thematisch. Dat blijkt uit de herhaalde formule ‘Je hebt gehoord dat er gezegd is’. De uitdrukking ‘er is gezegd’ kennen wij behalve van Matteüs (5,21.27.31.33.38.43) ook van andere joodse teksten uit ongeveer dezelfde periode. Ze kondigt een citaat aan, meestal uit de Thora.
Over wijsheid spreekt Paulus zeer uitvoerig in 1 Korintiërs 1,18–2,16. Uit de passage voor deze zondag (2,6-10) blijkt dat hij rekening houdt met het feit dat er meerdere soorten wijsheid zijn. Ook Sirach kwalificeert de wijsheid en spreekt over: ‘de wijsheid van JHWH’ (15,18).
Sirach 15,15-20
Het boek Spreuken van Jezus Sirach is vermoedelijk ontstaan aan het begin van de tweede eeuw vChr. Wij lezen het meestal in een vertaling van de Septuaginta, een vrij kort daarna gemaakte Griekse vertaling van het Hebreeuwse origineel. Sirach is niet opgenomen in de Hebreeuwse canon. De toentertijdse lingua franca was Grieks, daarom werden er weinig Hebreeuwse kopieën gemaakt. Het resultaat was dat de Hebreeuwse tekst eeuwen lang als verloren moest worden beschouwd. Totdat aan het einde van de negentiende eeuw in een oude synagoge in Cairo de plek werd (her)ontdekt, waar vanaf de negende eeuw ongebruikte of versleten handschriften waren opgeborgen, de zogenaamde Geniza. Onder de aangetroffen handschriften waren er meerdere met flinke stukken van de Hebreeuwse tekst van Sirach. Later zijn van de Hebreeuwse Sirach ook bij de Dode Zee nog een paar fragmenten gevonden, maar niets uit hoofdstuk 15.
De in de Geniza gevonden Hebreeuwse tekst van Sirach 15,15-20 wijkt soms nogal af van die van de Septuaginta. Vers 15 is in het Hebreeuws uitgebreider: ‘Als je in hem gelooft, zal ook jij leven’. Vers 20 luidt daar: ‘Hij heeft de mens niet geboden te zondigen, en hij versterkt de bedriegers niet. Ook erbarmt hij zich niet over wie ijdelheid doet en over wie een mysterie openbaart.’ Wat ‘ijdelheid doen’ betekent (zich overgeven aan afgoderij?) en wat precies wordt bedoeld met ‘een mysterie openbaren‘ (zich afgeven met esoterische praktijken?) is onduidelijk. De Griekse vertaling laat dit deel van de zin helemaal weg.
Typisch oudtestamentisch idioom is dat het gebod wordt ‘bewaard’ (v. 15). Het gebod wordt ‘bewaard’, ‘gekoesterd’ zou je met Psalm 119,15v bijna zeggen, niet door het op te bergen, maar door het te doen. Nu moeten wij dat niet moralistisch invullen, alsof er absolute eisen aan ons worden gesteld. Wij denken bij wat men doet, ten goede of ten kwade, direct aan een persoonlijke prestatie. In de bijbelse literatuur is het ‘doen’ van een gebod veel meer gegeven met het feit dat je individueel of collectief ruimte laat aan een macht, een ‘god’ of een ‘geest’, buiten jezelf. Er zijn kwade machten; de bijbel spreekt dan van een ‘boze’ of ‘onreine’ geest. Daar staat tegenover de Geest van God of Heilige Geest. Die Geest van JHWH/God is actief onder ons wanneer mensen zijn gebod, bewust of onbewust, ‘doen’.
Psalm 119
Dit is de langste Psalm uit het Boek der Psalmen. De tekst is een acrostichon, de regels zijn samengenomen in groepen (in dit geval groepen van acht) die beginnen met dezelfde letter: eerst een groep met de eerste letter (Alef), dan een groep met de tweede letter (Beth) en zo voort tot en met de laatste letter (Taw). Het Hebreeuwse alfabet heeft 22 letters, dus krijg je in totaal 22 × 8 = 176 regels. Het acrostichon is uiteraard bedoeld als geheugensteuntje bij de mondelinge voordracht. Maar wil het niet tevens zeggen dat onze gehele taal, wij zouden zeggen van a tot z, in dienst mag staan van JHWH en zijn bevrijdende Thora?
De tekst bezingt die Thora, in alle toonaarden. Net als in Sirach wordt ook in Psalm 119 de Thora ‘bewaard’ (21 keer). Verder vinden wij hier 12 keer de bijbelse metafoor voor de Thora als ‘weg’. Het gebod van JHWH is een ons gegeven weg om te gaan (zie bijv. vv. 1-3.33.37). Daarbij moeten wij bedenken dat in de oudheid, zonder ons wegennet, niet jij de weg neemt, maar de weg jou. Het doen van de wet is primair een kwestie van geloof, vertrouwen in de wetgever (Ps. 119,66). Ook het hierboven vermelde plus van de Hebreeuwse tekst van Sirach 15,15 brengt dat onder woorden: ‘Als je in hem gelooft, zal ook jij leven’.
1 Korintiërs 2,6-10
Paulus spreekt over ‘Wijsheid’; in de antieke wereld een heel belangrijk begrip. Er moet geen misverstand over bestaan. Geen wonder dat joden en christenen dit begrip opnemen en waar nodig een nieuwe betekenis geven. Vandaar de nadere bepaling. Paulus spreekt over ‘Wijsheid van God’ (v. 6v.), zoals Sirach over ‘Wijsheid van JHWH’ (5,18).
In de hele bijbel is wijsheid (Hebr. chokma, waarvan ons ‘goochem’) niet zozeer diepzinnigheid als wel praktische levenswijsheid: hoe zullen wij ons bestaan zo inrichten dat het goed met ons gaat. Nu kan wijsheid natuurlijk niet alleen ten goede, maar ook ten kwade worden ingezet. Aan voorbeelden daarvan ontbreekt het bij ons helaas niet. De basis van ‘wijsheid’ is beslissend. Uit welke wereld komt ze, die van God of die van ‘deze wereld’. ‘Deze wereld’ is joods idioom. Paulus bedoelt de wereld zoals die zucht onder kwade machten, in tegenstelling tot de ‘komende wereld’, het rijk van God (7,31).
Het ‘geheim’ van Gods wijsheid (v. 7) ligt niet verborgen in mysteriën die wij moeten ontrafelen, maar in het feit dat de machten van deze wereld, die ook ons doen en denken bepalen, nooit op het idee van bevrijding, liefde en vrede zullen komen (v. 9). In hun wijsheid is liefde en vrede een volstrekte absurditeit. Hadden ze van Gods liefde geweten, zegt Paulus (v. 8), dan zouden ze de opgestane Heer niet hebben gekruisigd. Want dat werd hun ondergang.
Het citaat in vers 9 gebruikt de taal van het Oude Testament (Jes. 52,15; 64,4; 65,16; Jer. 3,16), maar komt volgens Origenes in deze vorm uit een apocrief geschrift.
Zie: H.M.J. Janssen, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014 20162, blz. 41-56
Matteüs 5,17-37
Zoals de gehele ‘Bergrede’ bevat ook deze perikoop geen hogere moraal, geen verbetering van het ‘Oude Testament’, maar belofte: zó gaat het onder de heerschappij van deze God. De genoemde geboden staan dan ook meestal in de toekomende tijd, met name het concluderende vers 46. Een ‘gebiedende wijs’ (bijv. in 5,24.29.31) wordt alleen maar uitgesproken op grond van de krachtige belofte dat het goed zal gaan.
De zogenaamde ‘antithesen’ (je hebt gehoord… maar ik zeg je…) laten zien hoe beperkt het veld van onze geboden is. Ze moeten onder nieuwe condities steeds worden herzien. Het gebod van God opereert echter niet op het nivo van de moraal, maar op het niveau van het geloof in de God die ze geeft. De problemen die wij met morele wetgeving proberen op te lossen, kunnen in het Rijk van God niet eens ontstaan.
Preekvoorbeeld
Van Jezus is bekend dat hij gedurende zijn publieke leven – dat wellicht niet meer dan anderhalf jaar heeft geduurd – een aantal leerlingen rondom zich verzamelde en onderricht gaf zoals een rabbi. En van meet af aan was duidelijk dat hij voor honderd procent in de lijn stond van de geschriften van zijn joodse traditie. Ik ben niet gekomen om de Wet of de Profeten af te schaffen, staat er. Maar toch begint met Jezus iets niéuws. Hij brengt die joodse geschriften opnieuw tot vervulling. Hij brengt die overgeleverde woorden terug tot hun oorspronkelijke bedoeling. Zo trekt hij die woorden radicaal door, en dat doet hij zonder het concrete leven uit het oog te verliezen.
Maar hij staart zich niet blind op wat wij doén, want hij kijkt naar wat er in ons hart leeft nog vóór we iets hebben gedáán... Want waar begint moord? Is het pas wanneer je een mes tussen iemands ribben hebt gestoken? Of begint moord al wanneer je in woede tegen je broeder of zuster tekeer gaat? Waar begint overspel? Is het pas wanneer men met iemand tussen de lakens betrapt wordt? Waar begint onbetrouwbaarheid? Als er een eed nodig is om iemand ervan te overtuigen dat je betrouwbaar bent, is er dan niet al iets mis? Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee...
In dat onderricht van Jezus voel je telkens die spanning tussen het concrete leven en de overgeleverde geloofstraditie. Met beide voeten in het dagelijkse leven, laat hij zich door de overgeleverde woorden aanspreken. In die spanning tussen woord en leven wil hij staan, en hij roept zijn toehoorders op – en ook ons vandaag – in die spanning te blijven staan. Maar hij vindt dat wie hem volgt verder moet gaan en tot méér in staat is dan alleen maar voorschriften, regels en reglementen na te leven. Natuurlijk moeten bestaande wetten gevolgd worden, anders wordt het samenleven onmogelijk. Maar je kán verder gaan, zegt Jezus, en meer doen dan wat moét... En méér doen dan wat moét, is je radicaal laten leiden door de Liefde van God.
Daarom drukt hij ons op het hart open te staan voor het Mysterie dat ook zijn leven houvast en zekerheid gaf. Het meest verrassende is wel dat hoe meer we ons leven afstemmen op de Liefde van God, hoe dichter wij bij onszelf komen. Als we ons niet door God láten beminnen, blijven we aan de oppervlakte. Maar nu helpt zijn Liefde ons onszelf beter te kennen en oog te hebben voor mensen naast ons. Jezus was daar goed in. Hij kon het goede dat in mensen sluimerde, tot leven roepen; en hij kon mensen die schoorvoetend en kwetsbaar iets van hun leven probeerden te maken, moed geven. Hij koos voor de machtelozen en verdrukten; en werd zelf een uitgestotene, kwetsbaar en weerloos als een arme. Zij hebben hem uitgescholden, vervolgd en van allerlei kwaad beticht. Maar hij ging door.
Als Gods Liefde zo ook in ons leven tot zijn recht komt, dan ontdek je in jezelf een kracht, die nee zegt tegen alle onrecht, een kracht die maakt dat leven mogelijk wordt voor wie géén leven hebben. Het betekent in gans onze manier van omgaan met anderen toewerken naar ‘een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont’. Dat klinkt als een belofte, maar het is ook als een opdracht. Werk maken van gerechtigheid is de naam van God waarmaken. Gerechtigheid is liefde in de praktijk. Het is God doén... Het betekent ánders gaan denken en handelen, een andere mentaliteit aannemen, een andere waardeschaal hanteren. Ook al scheldt de ander, we worden uitgenodigd het niet te doen; ook al liegt de ander, we worden opgeroepen het niet te doen; ook al steelt de ander, we worden uitgedaagd het niet te doen.
Die radicalisering kan niet afgedwongen worden door wetten. Geen wet kan iemand dwingen verzoeningsgezind te zijn, je broeder en zuster niet te minachten, in je hart trouw te blijven... Een leven waarin je je laat uitdagen door die radicalisering wordt dan ook niet loodzwaar of doodernstig. Je weet op voorhand dat je het gedroomde ideaal niet bereikt, en toch word je daar niet moedeloos van. Waarom niet? Omdat die bereidheid je door woorden van God te laten aanspreken, van God komt. Hij geeft ons de kracht én de ruimte. En dat is misschien wat Jezus vooral bedoelt: Houd op je weg te stoppen achter je éigen volmaaktheid! Maar geef Gods volmaaktheid alle kansen! Dus blijven we zoeken hoe we gewetensvol kunnen groeien naar wat voor ons haalbaar is. Zonder de lat te hoog of te laag te leggen, doen we het goede dat we reeds aankunnen. Dat is, zoals Paulus schreef aan de christenen in Korinte, wijsheid voor wie volwassen is in het geloof.
inleiding prof. dr. Rochus Zuurmond
preekvoorbeeld Paul Heysse