- Versie
- Downloaden 107
- Bestandsgrootte 201.85 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 december 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
13 februari 2022
Zesde zondag door het jaar
Lezingen: Jer. 17,5-8; Ps. 1; 1 Kor. 15,12.16-20; Luc. 6,17.20-26 (C-jaar)
Inleiding
Jeremia 17,5-8
Zegenen en vervloeken zijn het tegengestelde van elkaar. Vervloeken is iemand alle kracht ontzeggen en de vernieling in wensen. De vloek maakt arm en onvruchtbaar, stelt buiten de gemeenschap, maakt thuisloos zoals Kaïn geen thuis meer had.
Wie iemand vervloekt wil dat hij of zij er niet meer is. Een vloek kan over iemand uitgesproken worden naar aanleiding van ernstige overtredingen of totaal verkeerde levenshouding en gedrag. De werking van de vloek hangt af van de bevoegdheid, het gezag waarmee ze uit gesproken wordt, of God er achter staat.
Zegenen is daarentegen iemand alle kracht toezeggen, willen dat hij of zij er is en mens kan worden met alle mogelijkheden die iemand krijgt.
Zegenen blijft uiteraard niet bij woorden. Het maakt sterk, deelt kracht mee, geeft het goede waarvan het de drager is (eu-logein).
De gezegende krijgt ruimte om te leven, en een plaats in de gemeenschap,
De profeet Jeremia vervloekt wie op mensen vertrouwt.
Kunnen wij niet op mensen vertrouwen?
Uit de context blijkt hoe onbetrouwbaar de profeet mensen heeft ervaren. ‘De zonde van de Judeërs en ook hun kinderen, je rijkdom, schatten en offerhoogten laat ik plunderen, om de zonden die jullie overal hebben begaan’ (Jer. 17,1-3).
‘Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, wie zal het kennen ? Ik de Heer ben het die het hart doorgrondt, die de nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient’ (Jer. 17,9v).
Zijn mensen niet te vertrouwen? Moeten wij anderen geen vertrouwen schenken om met elkaar de samenleving op te bouwen?
Mensen worden pas betrouwbaar als ze zich richten op de gerechtigheid die van God uitgaat en een appel op ons doet. Wanneer we erop ingaan, proberen recht te doen, aan ieder geven wat hij of zij nodig heeft om te bestaan, dan ontdekken we wat Gods gerechtigheid inhoudt en hoe ze vorm krijgt.
Het is een dynamisch gebeuren, al doende komen we als mensen verder, groeien we als mensen in gerechtigheid en solidariteit, en zien we wat daarvoor nodig is. Dan worden we zoals de profeet zegt als een boom aan een waterstroom, die vruchten blijft dragen ook in moeilijke tijden en omstandigheden.
Maar wie zich van de Heer en wat hij met ons voorheeft afkeert, en alleen bij sterfelijke mensen kracht zoekt, zal de zegeningen missen.
De profeet richt zich hier niet tot een enkele persoon of een afzonderlijke concrete groep, en spreekt in het algemeen. Ze gelden voor iedereen en roepen de vraag op: ‘waaraan ontleen jij je kracht, waar vertrouw en bouw jij eigenlijk op??'
Psalm 1
Je kunt al gelukkig geprezen worden als je bepaalde dingen niet doet. Als niet meegaat en meedoet met de goddelozen, dat zijn vooral de mensen die God ontkennen, en zich niks aantrekken van God noch gebod, van zijn Tora.
Als je niet staat op de weg van de zondaars, de mensen die de Tora overtreden. Als je niet zit in de kring de spotters, de mensen de Tora niet serieus nemen en belachelijk maken. Als je dat niet doet en je richt op de Tora van de Heer, dan vind je er echte vreugde in, om je erin te verdiepen en er uit te leven bij dag en bij nacht.
Dan ben je, zoals we bij Jeremia al gehoord hebben, als een boom bij ‘waterkanalen’ gestekt. Hij draagt vrucht als de tijd er voor is, en zijn blad blijft groen. Al wat hij doet gaat goed, het slaagt, levert resultaten op.
Maar de goddelozen zijn bij de oogst als kaf dat bij het dorsen wegwaait. De zondaars houden geen stand voor het gerecht, de schuldige moet knielen of zich buigen.
Twee verschillende groepen van mensen in contrast met elkaar beschreven. De kwaadwilligen die de Heer afwijzen, en de goedwillenden die de weg van de Tora gaan.
Twee wegen tekenen zich af: de door God gekende en beschermde weg, en de doodlopende weg van de zondaars.
Deze eerste psalm van het psalmenboek geeft de grondhouding van bidden aan: vreugde. Vreugde in ons gesprek met de Heer, want dat is toch bidden: aangesproken worden en antwoord geven. Vragen en antwoord verwachten.
Alle ervaringen van mensen die volgens de Tora willen leven, en die proberen gerechtigheid en solidariteit vorm te geven in hun leven, worden in psalmen verwoord: van hoogste verwondering tot de grootste verbijstering, van innige verbondenheid tot diepe eenzaamheid, vreugde en verdriet, gevoelens van intens verlangen en van afkeer, lofprijzing en klachten. Alles wat mensen mee kunnen maken en op hun levensweg beleven met de Heer, die grote daden doet.
In de laatste psalm van het boek worden alle levende wezens opgeroepen de Heer te loven om zijn grote daden en oneindige grootheid. ‘Alles wat adem heeft looft de Heer’ (Ps. 150,6).
1 Korintiërs 15,12.16-20
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Lucas 6, 17.20-26
Op de berg heeft Jezus na een nacht van gebed zijn leerlingen bij zich geroepen, en zijn apostelen uitgekozen en aangesteld. Hij daalt met hen af naar de vlakte waar zich een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld heeft, en ook een grote groep mensen uit Judea, Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon, van buiten het land dus, ook Joden en niet-Joden, allemaal mensen die naar Jezus willen luisteren en genezing van hem verwachten, omdat er kracht van hem uitgaat.
Hier komt, kun je zeggen, al de wereld in beeld van mensen tot wie de apostelen zullen worden uitgezonden met het universele onderricht van Jezus, waaruit blijkt waar het hem om gaat, en de levenshouding die nodig is om het te ontvangen en te beleven.
Dit komt scherp naar voren in de tegenstelling waarin Lucas de zaligsprekingen van Jezus plaatst. Gelukkig jullie, armen. Wee jullie, rijken. De situatie van de arme tekent zich bij Lucas bijvoorbeeld af in de gelijkenis van de arme Lazarus. De arme ligt buiten voor de poort. Hij hoort er niet bij, moet bedelen en hopen dat er iets van de tafel valt. Hij wordt niet gezien, alleen de honden hebben aandacht voor hem.
Armoede die de Schrift beoogt, is niet alleen economische en fysieke, maar ook sociale en psychische armoe. Arm is wie op het randje moet leven, eigenlijk niets heeft om te leven, die onder terreur, onrecht en vernedering moet lijden, ‘gebogenen’ zijn zij. Arm is ieder die van anderen afhankelijk is, die met lege en open handen moet leven.
Bijbels en evangelisch gezien is armoede groot onrecht, schande, misdaad tegen de menselijkheid. Daar komt nu verandering in. Niet de armoede wordt zalig gesproken, maar de armen die het Rijk van God krijgen, dat wil zeggen dat God aandacht voor hen heeft, hen uit de vernederende situatie bevrijd en recht gaat doen en hun menswaardigheid terug geeft.
Jezus weet zich als Messias gezonden om de blijde boodschap te brengen: ‘De Geest van de Heer rust op mij om aan armen de blijde boodschap te verkondigen’ (Luc. 4,18). Hij spreekt de armen rechtstreeks aan: gelukkig jullie, armen, van jullie is het koninkrijk van God. Niet enkel als een belofte voor de toekomst, nee de vervulling ervan breekt nu al aan.
Een totale ommekeer die al bezongen werd door Maria in haar danklied: hongerigen overlaadt hij met gaven en rijken stuurt hij heen met lege handen (Luc. 1,53). Wee jullie rijken,wat jullie vertroosting hebben jullie al gehad.
De tegenstelling confronteert ons met de kloof tussen arm en rijk die in onze wereld vaak te constateren valt. Ze wil ons de ogen openen voor de mensen die mede van ons afhankelijk zijn. Leef niet aan hen voorbij, wees met hen begaan, zie hoe je helpen kunt. Dat is de levenshouding waartoe Jezus oproept en onze redding is. Want die kloof betekent de dood in de pot voor arm en voor rijk.
Er is bevrijding nodig voor arm en voor rijk. Bevrijding voor de arme van het knellende onrecht, misvormende onderdrukking, de onmenselijkheid die hem wordt aangedaan.
Bevrijding voor de rijke van zijn hebberigheid en zelfingenomenheid. De rijke kan eerst geholpen worden als hij zijn geestelijke armoede gaat inzien en gaat beseffen dat hij op anderen aangewezen is.
Allen zijn geroepen om innerlijk vrije mensen te worden, mensen die niet alleen aan zichzelf denken, niet alleen leven voor eigen plezier en genot, maar die de armoede in de wereld zien, de honger en het verdriet, en een hand reiken, een opbeurende arm bieden, een hart vol liefde zelfs voor de vijanden, omdat zij open en ontvankelijk zijn voor het koninkrijk van God, die liefde en barmhartigheid is, en wie ernaar hongeren overlaadt met gaven.
Over die overvloed mogen we ons verheugen en ervan genieten, maar ze zet ons ook aan tot voortdurende aandacht voor armen, hongerigen, treurenden, en mensen die verdrukking verkeren, en die kan niet met één gift, of één gebaar afgedaan worden.
Steeds zullen er de vragen zijn: heb ik wel genoeg gegeven? Heb ik wel genoeg gedaan?
Blijvende aandacht, verbondenheid. Dat is de gezonde en blijvende spanning waarin het Evangelie ons vandaag brengt om vruchtbaar te leven en een goede naaste te worden, en zo ook een kerk te vormen die de vreugdeboodschap voor de armen ontvangt en beleeft.
Werden de apostelen daarvoor niet geroepen en uitgezonden ?
Preekvoorbeeld
Zegenen en vervloeken zijn het tegenovergestelde van elkaar.
De profeet Jeremia spreekt zowel vloek als zegen namens God uit over zijn volksgenoten in Juda; de evangelist Lucas verhaalt hoe Jezus tegen sommige mensen scherp zegt: ‘Wee, jullie!’ en anderen nadrukkelijk gelukkig prijst.
Vervloeken is iemand alle kracht ontzeggen en de vernieling in wensen. Wie iemand vervloekt wil dat hij of zij er niet meer is. Wie vervloekt wordt, is daarmee buiten de gemeenschap gestoten. Je kunt ook zeggen: hij of zij heeft zichzelf door zijn overtredingen of gedrag buiten de gemeenschap geplaatst. Denk maar aan Kaïn, die na zijn vervloeking geen thuis meer had.
Zegenen is daarentegen iemand alle kracht toezeggen, willen dat hij of zij er is en kan groeien met alle mogelijkheden die hij of zij krijgt. Zegenen maakt iemand sterk, deelt kracht mee. De gezegende krijgt ruimte om te leven, en wordt betrokken in de gemeenschap.
Jeremia vervloekt degene die op mensen vertrouwt. Toen ik dat las, dacht ik: Wat vreemd! Waarom zou degene die vertrouwt op mensen vervloekt zijn? Waarom zouden we niet op mensen vertrouwen? Dat is toch iets wat heel erg nodig is! Vertrouwden we maar wat meer op elkaar, was er maar minder wantrouwen, dan zou de wereld er anders uit zien. Ook in het dagelijks leven hebben we elkaar als mens toch erg hard nodig. De basis daarvoor wordt gelegd door vertrouwen.
De profeet kan nooit bedoeld hebben, dat we dit vertrouwen in mensen maar moeten laten schieten en louter en alleen op God vertrouwen. Wat bedoelt hij dan?
Er zijn mensen die louter vertrouwen op zaken die meetbaar en tastbaar zijn. Jeremia zag het om zich heen: vertrouwen op rijkdom, op macht, op geld, op wat op te stapelen is in pakhuizen of banken. Er zijn er die die rijkdom ook nog op oneerlijke manier vergaren, zoals een patrijs eieren uitbroedt die ze niet heeft gelegd, zegt Jeremia.
Zo zijn er ook nu bijvoorbeeld politieke leiders die louter vertrouwen op meer politie, meer wapens, meer straf en onderdrukking. Of er zijn zakenlieden, bedrijfseigenaren of verhuurders die louter afgaan op macht en winst, welbewust nietsontziend. Of verzekeraars en managers die louter vertrouwen op getallen. Maar laten we ook dichterbij en naar onszelf kijken: soms zijn er bijvoorbeeld artsen, maar ook patiënten, die bijna alleen vertrouwen hebben in medicijnen: ook bij angst of somberheid, denken zij direct aan medicijnen. Als zij geen medicijnen krijgen, zijn ze ontevreden.
Wat door hen vergeten wordt, is het onzichtbare. Dan gaat het om wat bestaat, maar geen zichtbare vorm heeft gekregen: geestkracht, moed, uithoudingsvermogen, liefde, vriendschap, respect. Het bestaat en speelt een rol, een grote, maar is niet direct aantoonbaar, zichtbaar. De arts en patiënt vergeten dat er eerst andere bronnen aangeboord kunnen worden om bangheid en somberheid te bestrijden: de eigen geestkracht van de patiënt, die altijd ergens nog in een hoekje van zijn ziel huist. De politiek leider vergeet dat er naast en zelfs door soldaten ook andere middelen ingezet kunnen worden: goede informatie, oprecht overleg. En wie louter op getallen vertrouwen, vergeten de creativiteit en verantwoordelijkheid van werknemers aan te boren.
Waar alleen vertrouwd wordt op het zichtbare, meetbare, tastbare, verdwijnt vertrouwen op het onzichtbare. Anders gezegd: daar verdwijnen aandacht en vertrouwen in de gaven van de Geest: respect en kracht, vuur en creativiteit, troost, verantwoordelijkheid en vergeving. Waar dat wordt weggevaagd, wordt alles kil en koud, hard en onbeweeglijk. Daar kunnen onderdrukking, zelfverheerlijking en onrecht hun gang gaan.
Geen wonder, dat Jeremia die mensen vervloekt die louter op het zichtbare vertrouwen. Daar kan de Heilige zijn werk niet meer doen. Jeremia houdt een pleidooi voor het drinken aan de bron van de Heilige: zorg dat je erop aangesloten bent, als een boom die zijn wortels in de stroom heeft hangen. De bron van de gaven van God is onuitputtelijk, blijf erom bidden, ervan drinken, dan leef je echt, dan leef je oprecht en je leeft op. Dan ben je gezegend.
Maar… hoe moet het, wanneer je wel wilt vertrouwen op die onzichtbare gaven van de Geest van God, maar je hebt het gevoel, dat je de aansluiting mist. Je wortels strek je uit, maar je vindt geen stroom. Je voelt je boom verdorren, misschien is er al een tak afgebroken. Je voelt je niet meer heel. Je voelt je bang en angstig worden. Hoe dan nieuw vertrouwen te winnen? Hoe geestkracht te vinden en contact met de stroom, de Heilige, die je dat kan geven?
De grote Duitse mysticus Meister Eckhart geeft een verrassend advies. Hij zegt: Als je het vertrouwen, het contact kwijt bent, schrik niet. Denk niet, dat het verkeerd is, en veroordeel jezelf vooral niet. Wat je moet doen is: terugkeren naar wat je deed, toen je voor het laatst het gevoel had dat je God nog bereikte. Gaan doen wat je deed, toen hij jou nog bereikte. En dat volhouden.
Dat kan zijn toen je een gebed bad, een wandeling maakte, in de tuin werkte, een kaars opstak. Ga dat doen en houd dat vol, ook al lijkt het nu leeg. Het zal zijn uitwerking hebben.
Hoe kan dat? Het lijkt op iemand die niet meer kan lopen na een operatie. De fysiotherapeut komt en begint met iemand te oefenen, de loopbeweging. Het lijkt nergens op en nergens toe te leiden. De patiënt heeft er geen vertrouwen in. Maar de fysiotherapeut houdt vol, en het lukt de patiënt op den duur stappen te zetten en allengs groeit haar vertrouwen en is er veel meer mogelijk dan zij eerst dacht.
Zo gaat het ook met het vertrouwen in het onzichtbare, in de krachtbron van de Geest van God. Het is als een oefening. Als je elke dag een moment neemt om te doen wat je deed toen je voor het laatst contact met de Heilige had, gaat er op een gegeven moment iets gebeuren. Tot je verbazing zul je merken, dat niet je oude wortels gaan leven, maar dat er op een andere plek aan je boom een nieuwe wortel naar de stroom toe aan het groeien is.
Klinkt het te mooi om waar te zijn?
De Evangelist Lucas doet er nog een schepje bovenop. Volgens hem zegt Jezus: Het zijn vooral de armen, degenen die hongeren en bedroefd zijn, die dit zullen ontdekken. Waarom? Het zijn allemaal mensen die iets missen, mensen die voelen dat er iets ontbreekt, dat er een leegte is. Als u zich daarbij voelt horen, geldt het ook voor u. Want wie iets mist, gaat op zoek. En zo zullen deze mensen, volgens Jezus, eerder die ontdekking van die nieuwe wortel aan hun boom en van de stroom kunnen doen dan rijken en gezonden. Zij hebben als het ware een extra antenne door hun gemis.
Het gaat dus niet vanzelf, maar er is wel hoop. Het vraagt oefening en volhouden, maar dan zal de stroom van de Heilige, de Onzichtbare die er altijd is in een hoek van onze ziel, voor ons weer bereikbaar worden.
inleiding drs. Nol Sales
preekvoorbeeld Marian Wisse