- Versie
- Downloaden 44
- Bestandsgrootte 208.63 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 12 februari 2021
5 februari 2017
Vijfde zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 58,7-10; Ps. 112; 1 Kor. 2,1-5; Mat. 5,13-16 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 58,7-10
De perikoop uit de profetie van Jesaja is een klassiek voorbeeld van profetische cultuskritiek. Vlak ervoor heeft Jesaja behoorlijk uitgehaald naar onoprecht vasten. De profeetlezing van vandaag is een vervolg van JHWH's antwoord op een vraag van het benarde volk, geciteerd door de profeet: ‘Waarom ziet u niet dat wij vasten, merkt u niet dat wij ons vernederen?’ (v. 3 Willibrordvertaling ’95). Het antwoord begint met: ‘Op de dag dat u vast zoekt u nog uw voordeel, en beult u uw slaven af’ en bevat ook het bekende vers ‘Is dít niet het vasten zoals ik het verkies: boosaardige boeien losmaken, de banden van het juk losmaken, de onderdrukten hun vrijheid hergeven, en alle jukken doorbreken?’ (v. 6).
De achtergrond van dit alles is de ervaren afwezigheid van jhwh en het verlangen naar diens aanwezigheid (vgl. v. 2: ‘verlangend naar Gods nabijheid’). Meer dan om de vraag wat nu het meest passende liturgische dan wel ethische gedrag is van de gemeente gaat het hier om cultus en het doen van gerechtigheid quasi als sacramenten, als manieren van doen die Gods presentie bemiddelen. Het hoogtepunt van de perikoop is namelijk niet een oproep als ‘je moet goed doen,’ maar een feestelijke beschrijving van het heil – in de letterlijke betekenis van ‘genezing’ (vlg. het Duitse heilen of het Nederlandse ‘helen’ van een wond) – in vers 8: ‘Dan breekt uw licht als de dageraad door en groeien uw wonden spoedig dicht; dan gaat uw gerechtigheid voor u uit, en sluit de heerlijkheid van de heer uw stoet.’ Het beeld dat hier aan het einde van het vers gebruikt wordt, is overigens zelf weer cultisch van aard. Aan het soort van bidden dat op antwoord kan rekenen, verbindt JHWH grote uitdagingen. Tegelijkertijd staat daarmee ook het heil van het volk en, daarin altijd geïmpliceerd, de heilzame aanwezigheid van JHWH bij het volk, op het spel.
Deze gedachtegang komen we vervolgens ook tegen in het evangelie. Daar wordt het ‘volk van God’-zijn – nu in de zin van: volgelingen van Jezus van Nazaret zijn – verbonden wordt met een manier van omgaan met elkaar; overigens wel één die daar juist met maatschappelijk marginale posities geassocieerd wordt, iets wat in Jesaja afwezig is. Daar is, in deze perikoop, de gerechte ook de welvarende natie. Een beeld als dat van de knecht Gods, enige hoofdstukken eerder in Jesaja, relativeert zo’n tekst die tot een prosperity theology aanleiding zou kunnen geven, natuurlijk sterk – en vormt een deel van de traditie die het voor vroege christenen mogelijk maakte ook in de gekruisigde de Messias te herkennen. Ondanks zo’n verschil blijft bij beide de verbinding tussen gerechtigheid en Gods aanwezigheid, of, beter gezegd, gerechtigheid als medium voor Gods aanwezigheid, bestaan.
1 Korintiërs 2,1-5
Zie: H.M.J. Janssen, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014 20162, blz. 41-56
Matteüs 5,13-16
De perikoop uit het Matteüsevangelie van deze zondag bevat een aantal van de bekendste verzen uit het Nieuwe Testament. Tegelijkertijd zijn het verzen die vaak als op zichzelf staand gelezen worden. Dat gevaar bestaat ook vanwege de manier waarop de verzen nu in het leesrooster voorkomen, zeker voor een incidentele deelnemer aan kerkdiensten.
Het punt is dat de verzen over het zout en het licht het beste gehoord worden in het verband van de zaligsprekingen die net aan deze oproepen aan de gemeente voorafgaan (Mat. 5,1-12). Degenen die daar als ‘zalig’ of ‘gelukkig’ beschreven worden, worden in de verzen 13-16 op hun rol in de wereld aangesproken. Voor het verstaan van de metaforen in deze verzen maakt dit een groot verschil. Wanneer je de opbouw van de Bergrede volgt, blijkt dan dat juist de armen, rouwenden, zachtmoedigen, hongerigen en dorstigen, barmhartigen, reinen van hart, de vredestichters, zij die omwille van de gerechtigheid vervolgd worden, en die vanwege Christus allerlei smaad wordt toegevoegd, het zout van de aarde dan wel het licht van de wereld zijn.
De overgang tussen de meer als stellingen geformuleerde zaligsprekingen en de huidige perikoop wordt gemaakt in vers 11. Daar wordt opeens een zaligspreking gecombineerd met het direct aanspreken van de toehoorders, zowel binnen de tekst als ook erbuiten (zie: ‘Gelukkig zijn jullie, als ze jullie uitschelden en vervolgen en je van allerlei kwaad betichten vanwege mij’ – Willibrordvertaling ‘95). Dit geeft de tekst net een andere draai dan een exegese die uitsluitend op het slotvers van deze perikoop gericht is en dan niet anders kan dan het doen van goede daden ‘in het algemeen’ centraal stellen (vgl. v. 16: ‘Laat zo jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede werken zien en jullie Vader in de hemel verheerlijken’).
Dit laatste is overigens ook exegetisch weinig overtuigend vanwege het vervolg van de Bergrede. Hierin volgt namelijk een bespreking van de notie ‘gerechtigheid’ en een serie casus (vv. 17-20, 21-48, de afsluiting van dit thema in v. 48 is duidelijk). Mogelijk geeft dit een verschuiving aan van een focus op het doen van goede dingen op zich, naar een levenshouding, een manier van ‘zijn in gemeenschap’ (zie het voortdurende gebruik van de derde en tweede persoon meervoud in deze verzen).
Navolging is altijd iets van gemeenschap, die zich uiterlijk kenmerkt door een sociale situatie (bijv. arm) en publiek gedrag (bijv. zachtmoedigheid) die weinig geschikt zijn voor het verwerven van macht en aanzien, en innerlijk door een vorm van omgaan met elkaar en God die gerechtigheid genoemd kan worden (vv. 17-48, en vervolg Bergrede).
Het is in de zijnswijze van deze gemeenschap dat de volgelingen van Jezus, kwetsbaar in de wereld en met een uitermate respectvolle, gerechte omgang met elkaar, zout der aarde en licht van de wereld zijn. Het is dan ook meer de geloofwaardigheid van het Evangelie, belichaamd door de gemeenschap van volgelingen van Jezus, die op het spel staat in de dreigende delen van deze verzen dan het individuele zielenheil. Omgekeerd is het ook de uitstraling van de gemeenschap qua gemeenschap, eerder dan het doen van goede daden door een individu die het licht laat oplichten of de stad op de berg – ook een beeld dat gemeenschap impliceert – zo zichtbaar maakt.
De verbinding tussen gerechtigheid, in de eerste plaats begrepen als een manier van omgaan met elkaar binnen een gemeenschap, of zelfs daar bovenuit, en Gods aanwezigheid en de identiteit van de gemeenschap is voor kerken altijd een enorme uitdaging geweest. De neiging om de teksten ergens af te zwakken of te relativeren is overeenkomstig groot. Ook de gedachte dat het beide utopische teksten zijn, die naast een oproep tot een bepaalde manier van leven ook een schets van een ideale situatie geven, kan ook zo functioneren.
Toch lijkt zo’n inschatting ook recht doen aan het visionaire karakter van de beide perikopen. De vraag is wat voor een effect zo’n observatie heeft: berusting in ‘het is toch maar een utopie’ of juist een verlangen naar die andere wereld, al ervaarbaar in die gemeenschap van volgelingen van Jezus, en een leven dat zich daar met hart en ziel voor inzet?
Preekvoorbeeld
Jullie maken het verschil
Zout en licht. Twee woorden, waarmee we volgens Jezus het verschil kunnen maken. Twee woorden waarmee hij ons sleutels aanreikt, die inzicht geven in hoe je het leven van waarde kunt maken. Sleutelwoorden zijn het, verworteld in de Bijbel zelf.
Dat begint bijvoorbeeld al op de eerste bladzijde van de Bijbel met dat ene woord ‘licht’. Er is duisternis en chaos op de aarde. En God zegt: ‘Er moet licht komen’. En uit dat donker en die chaos komt de aarde in zicht, met lucht en ruimte en licht voor mensen om in te leven. Zó is het in beginsel bedoeld. Licht en leven horen bij elkaar.
In een weerkerend refrein komt dát vervolgens in het scheppingsverhaal elke dag opnieuw terug. Wíj zeggen: de dag begint ’s morgens en eindigt ’s avonds in het donker. Maar in het scheppingsverhaal lees je steeds ‘het werd avond en het werd morgen …’ – de volgende dag. Het gaat dus van de nacht naar het licht van de nieuwe dag. Dat is de bedoeling, dat mensen de duisternis achter zich laten en aan het licht komen. Die beweging van ‘uit het donker naar het licht’ wordt van meet af aan ingezet.
Het is belangrijk om daar aan vast te houden en dat ook tegen elkaar te blijven zeggen. Juist ook als er zoveel chaos in de wereld is, geweld, armoede, oorlog, ellende, mensen op drift. God bedoelt voor de aarde, voor de mensen, dat ze aan het licht komen! Dat is een basisgedachte, die de hele Bijbel omspant.
Ook Jezus staat in die beweging om mensen en menselijkheid aan het licht te brengen. In zo veel evangelieverhalen, als mensen zijn vastgelopen, als hun leven schemerig is geworden, verduisterd, zie je hoe hij dat open breekt.
Licht in het duister wil hij zijn, perspectieven geven op een nieuwe manier van leven. Hij noemt dat het koninkrijk van God. Voor hem moet in de wereld niet de angst regeren en de dreiging en de honger naar macht, materialisme, hebzucht. Hij stelt daar tegenover het koninkrijk van God. Daar gelden de regels van barmhartigheid en gerechtigheid. Daarop richt zich de menslievendheid, de humaniteit van God.
In dit gedeelte van het evangelie van Matteüs zet Jezus daar vol op in. Je kunt zeggen, dat hijzelf allereerst het zout is van de aarde, het licht voor de wereld, de stad op de berg. Met groot mededogen kijkt hij in onze wereld om zich heen.
Hij ziet mensen, terneergedrukt door het leven, in beslag genomen door de zorg om het dagelijks bestaan, nederig van hart… Voor jullie, zegt hij, is het koninkrijk van God bedoeld. Je zult er kunnen opademen.
Hij ziet mensen met verdriet; mensen die door hun zachtmoedigheid in deze harde wereld altijd op het tweede plan komen… jullie, zegt hij, jullie zullen getroost worden en een toekomst hebben.
Hij ziet mensen lijden aan onrecht, daaraan onderdoor gaan, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, daar diep naar verlangen… Jullie zijn op de goede weg, zegt hij, want gerechtigheid zal er komen.
En hij ziet mensen met een warm hart voor anderen, die echt en oprecht leven; mensen, die onder elkaar en voor elkaar vrede zoeken, niet meteen de beuk erin gooien en de ander uitsluiten, maar die uit zijn op goede verhoudingen, op sámen leven.
Hij ziet mensen die het zwaar te verduren hebben, met de nek worden aangekeken, omdat zij zich voor deze dingen inspannen.
Al die mensen die in een wereld van hebzucht, eigenbelang en onrecht zoeken naar nieuwe wegen, heeft hij op het oog. Hij steekt hen een hart onder de riem; weet dat je meedoet in de beweging die God zelf in gang heeft gezet; dat je daarmee op de goede weg bent, de weg van het koninkrijk van God. Jullie zijn tekenen van hoop, zout en licht.
Zout en licht zijn in dit verband mooie beelden. Zout is iets dat het voedsel in z’n geheel doortrekt. Zo staat het hier voor het woord van God, voor barmhartigheid en gerechtigheid, waarvan ons hele wezen doortrokken mag raken.
Dat komt je niet zo maar aanwaaien. Het vraagt om voortdurende openheid voor de woorden van de Bijbel, om inzicht ook in jezelf. Wie ben ik, waarom reageer ik zo, kan het ook anders? Dan kom je ook aan dat andere beeld toe, licht. Een licht worden in de wereld. Wat is dat anders dan in je woorden en daden, in je doen en laten te handelen in de geest van Christus, alvast in te spelen op zijn koninkrijk?! Het evangelie is en blijft een uitdaging voor de christelijke gemeente, zeker ook voor ons in onze tijd.
Jullie, zegt Jezus, die in deze wereld bewust leven, die om je heen kijken en zien wat er gebeurt met mensen, met dieren, met de schepping en jullie die weet hebben van hoe het in beginsel door God bedoeld is, jullie zijn het zout van de aarde, het licht in de wereld, jullie zijn voor anderen als een stad op een berg. Jullie maken het verschil.
En voor al die mensen, die denken: Ja, ja, ik zeker… ik mijn klein hoekje, het zout der aarde, het licht in de wereld… ik zeker, een stad op een berg… geloof je het zelf? Voor al die mensen het volgende:
Het was tijdens de godsdienstles. In de tweede klas havo. Ze was 15 en schreef gedachten neer bij deze woorden van Jezus; hoe wij in het licht van Jezus zelf ook iets van licht kunnen afgeven. Josien, die zei het zo:
‘Jij bent het zout der aarde…’
Misschien ben je maar één korrel,
maar ook die proef je!
‘Jij bent het licht der wereld…’
Misschien ben je maar 40 watt
maar ook dat verlicht de kamer!
‘Jij bent de stad op een berg…’
Nou, misschien ben je maar één huis,
maar ook uit dat huis straalt de vriendelijkheid uit de vensters!
inleiding prof. dr. Peter-Ben Smit
preekvoorbeeld prof. dr. Jaap de Lange