- Versie
- Downloaden 87
- Bestandsgrootte 211.06 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 12 oktober 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
20 december 2020
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16; Ps. 89; Rom. 16,25-27; Luc. 1,26-38 (B-jaar)
Inleiding
Oudtestamentische beelden, gezien met christelijke ogen
De vierde zondag van de Advent staat in het teken van de oudtestamentische beloften over de komende Messias. Nu we vlak voor het feest van de geboorte van Jezus staan, lezen we deze teksten – vandaag gaat het met name om 2 Samuël 7 en Psalm 89 – en kunnen we ze gelovig beleven als verrassende voorafspiegelingen van de komst van de Messias. Zo zijn ze al heel vroeg door de eerste generaties christenen geïnterpreteerd. Na de verrijzenis van Jezus zochten zijn volgelingen naar beelden en modellen in de heilige Schrift om te kunnen begrijpen wat hij voor hen betekende. Het was duidelijk dat Jezus niet in één hokje onder te brengen was. Voor sommigen was hij de eindtijdelijke profeet naar wie reikhalzend uitgezien werd (Jes. 52,7), voor anderen de Heer die gezeten is aan de rechterhand van God (Ps. 110), de Mensenzoon (Dan. 7,13), de Zoon van God en nog veel meer. Daarnaast kwam ook het beeld van Messias, zoon van David naar voren. Dat was niet zonder polemiek, want precies in de periode van Jezus’ leven en daarna was er onder het Joodse volk sprake van zeer levendige messiasverwachtingen. Zeloten, Essenen en sommige Farizeeën zochten daar een politiek-nationale invulling voor; andere Farizeeën een meer profetisch-sapientiële. Beide stromingen beriepen zich op oudtestamentische tradities, in beide speelde de figuur van David een centrale rol, en werd de komende Messias ‘zoon van David’ genoemd. De eerste christenen hebben de politiek-nationale messiasopvatting afgewezen, omdat die niet overeenkwam met leven en sterven van Jezus zelf. De tweede vond wel herkenning.
In de teksten van het Nieuwe Testament zien we de verschillende tradities van eindtijdelijke profeet, Heer, Mensenzoon en Messias en andere samengevloeid in een spectrum van christologieën met onderlinge variaties en eigen nuances, maar met een fundamenteel gelijke grondvisie, die ongetwijfeld het leven en optreden van de historische Jezus weerspiegelt.
Voor ons is interessant te zien hoe in de tekst van het evangelie van vandaag Jezus wordt voorgesteld als troonopvolger van David en koning over zijn volk. De verschillende messiasopvattingen van het Palestina van de eerste eeuw en oudtestamentische teksten klinken erin door, maar Lucas laat er in zijn evangelie geen misverstand over bestaan wat voor soort koningschap het ging bij Jezus en de eerste generaties christenen.
2 Samuël 7,1-16
De twee boeken Samuël, oorspronkelijk één boek, vormen een compositie die in verschillende fasen tot stand gekomen is. Het kan zijn dat sommige delen al heel oud zijn, dat andere geschreven zijn aan het koninklijk hof in Jeruzalem onder verschillende koningen, en dat vlak voor en na de Babylonische ballingschap er een redactie heeft plaatsgevonden die weer eigen accenten heeft gezet. Er zijn verschillende theorieën, waaronder de befaamde van het Deuteronomistisch Geschiedwerk, die Samuël onderdeel laten uitmaken van een groter, samenhangend geheel van Bijbelboeken.
Hoe het ook zij, het is zeker dat we in Samuël verschillende teksttradities tegelijk en door elkaar tegenkomen. Rond het centrale thema van het koningschap vinden we in Samuël een stroming die de koningen David en Salomon welgezind is en daarnaast een kritische stroming. Beide zijn in onze tekst te vinden. Het uit elkaar peuteren van oudtestamentische teksten en ze opsplitsen in verschillende tradities is in de loop van de geschiedenis van de exegese regelmatig verworden tot een gortdroge exercitie, waarbij het verhaal en zijn narratieve betekenis als eerste sneuvelden, maar er zijn ook momenten dat het bijzonder instructief is om goed te kijken naar de verschillende lagen in de tekst. Dat is zeker het geval als het om zo’n politiek en religieus gevoelig thema als het koningschap gaat, zoals hier.
Als we de tekst van vers 1-16 nemen, valt op dat er een innerlijke tegenstrijdigheid in zit. Is Natan nu voor of tegen het bouwen van een tempel? vraag je je af. Aanvankelijk zegt hij tegen David dat hij zeker een tempel moet bouwen als hem dat een goed idee lijkt. De profeet hoort echter in een droom dat God er niets voor voelt om geïsoleerd te worden van zijn volk waarmee hij altijd rondgetrokken is in tent en tabernakel. Maar in de boodschap die Natan ten slotte aan David overbrengt, krijgt David weliswaar niet de eer de tempel te bouwen, maar zijn zoon en opvolger wel. Ondanks innerlijke twijfels gaat Natan dus toch overstag voor die tempel en lijkt God ook een vreemde kronkel te maken.
Hier zien we de koningsgezinde en de kritische tradities door elkaar gevlochten. De kritische traditie, die door de profeten is hooggehouden en die later in Jezus is gepersonifieerd, wil de afstand tussen God en zijn volk klein houden. God heeft genoeg aan een tent en een tabernakel, wil toegankelijk zijn. De koningsgezinde traditie sluit God op in de Tempel en plaatst de koning, net als in de omringende culturen, in een geprivilegieerde relatie met God, met de rug naar het volk.
Het is ironisch dat in het tekstgedeelte dat in de liturgie wordt voorgelezen, precies de kritische traditie is weggeknipt. Zo blijft er een tekst over die volledig in de lijn staat van de koninklijke aspiraties van David en Salomon. Maar wij lezen die geknipte tekst weer in het licht van Jezus Messias, die alle aardse machtspretenties ontkracht heeft, inclusief die van David en Salomon! Een mooi staaltje van ‘de wereld omgekeerd’.
Psalm 89
Dit zou een oude koningspsalm kunnen zijn, ontstaan aan het hof in Jeruzalem, die proclameert dat het huis van David voor eeuwig stand zal houden, ook in tijden van tegenspoed en wanneer koningen tegen God zondigen. God zal nooit zijn Verbond, en dus het huis van David, ontrouw worden.
Met de ballingschap en de ondergang van de dynastie van David verschoof de betekenis van de psalm en werd David een metafoor voor het nieuwe, messiaanse leiderschap. Voor de eerste christenen was dit gemakkelijk toe te passen op Jezus de verrezen Heer. Psalm 89 speelt daarom al lang een belangrijke rol in de christelijke herlezing van het Oude Testament. De interpretatiegeschiedenis van de psalm, maar ook al de rijke inhoud zelf, leren ons echter dat dit nooit een triomfalistische herlezing mag zijn.
Romeinen 16,25-27
Dit is zijn de slotverzen van de Brief aan de Romeinen, een doxologie, waarin alle eer aan God toekomt. De reden waarom deze verzen gekozen zijn voor deze vierde zondag van de Advent, liggen in de zin: ‘...overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, maar dat nu is geopenbaard… en door de geschriften van de profeten bekend geworden.’ Paulus vat hier samen dat al in de oudtestamentische geschriften op het evangelie van Jezus gepreludeerd is. Het geheim van het evangelie is door zijn leven onthuld. We hebben hierboven inderdaad kunnen zien hoe christelijke herlezingen nieuwe betekenissen hebben gegeven aan oude teksten. Nogmaals wil ik onderstrepen dat die herlezingen niet uitputtend zijn en andere ongeldig maken. Het is een fundamenteel hermeneutisch principe dat geen enkele lezing uitputtend is, dat er altijd ruimte is voor andere, en dat geldt zeker voor het lezen van rijkgelaagde teksten als die uit de Bijbel.
Zie: Sylvester Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Lucas 1,26-38
Over dit verhaal is natuurlijk veel te zeggen. Het is een van de teksten die Maria, de moeder van Jezus, volop in beeld brengen, en onder dat oogpunt is hij onderwerp van uitvoerige analyses. Maar nu gaat het me vooral over wat de engel zegt over Jezus, want hij zinspeelt op oudtestamentische verwachtingen. Gabriël zegt: ‘Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Hier zien we een duidelijke toespeling op 2 Samuël 7, terwijl Psalm 89 er ook in doorklinkt, om maar te zwijgen over andere oudtestamentische teksten. Dat Lucas met deze woorden van de engel niet zinspeelt op een aards koningschap is binnen de context van zijn evangelie glashelder. Om geen misverstanden te laten ontstaan reist Maria onmiddellijk na de aankondiging naar haar nicht Elisabet en zingt daar in het Magnificat dat de heersers van hun troon gestoten worden. Zij heeft Gabriël goed begrepen!
Ook hier zien we weer een mooi staaltje van de wereld omgekeerd, zo kenmerkend voor het project van God met zijn volk dat in Jezus een nieuw hoogtepunt bereikt, ‘zijn vervulling’, zoals in de regel door christenen gezegd wordt. Het ware koningschap is dat van de koning die dient, die doet wat God van hem vraagt.
Literatuur
Dee, S.P. en Schoneveld, J.: Encyclopedie van het Oude en Nieuwe Testament, Baarn z.j., trefwoord ‘Messias.
Schillebeeckx, Edward: Jezus, het verhaal van een levende, Bloemendaal 1974, 19828 – Deel III, Sectie I, hoofdstuk 2: Eerste persoonsidentificatie, schakel tussen de aardse Jezus en de oerchristelijke credo’s p. 358-422
Preekvoorbeeld
Thema: Geef elkaar én God de ruimte.
Het woord ‘ruimte’ heeft sinds de corinacrisis een markante plaats gekregen. We worden in de 1.50 meter maatschappij op allerlei manieren gewezen op de ruimte die we elkaar moeten geven op straat in winkels in de horeca. Zelfs als we elkaar bezoeken wordt de ruimtelijke afstand aangehouden zo zelfs dat een nieuw woord ‘huidhonger’ in ons taalgebruik werd toegevoegd.
We kenden al langer de uitdrukking ‘Geef elkaar de ruimte’ om zo het leven met elkaar kleur te geven. Elkaar de ruimte geven om zichzelf te zijn met eigen karakter en mogelijkheden.
Maar wat betekent God de ruimte geven? We zijn ons bewust dat ieder van ons op een eigen wijze invult wat God voor haar of hem betekent. Maar wat is daarbij leidend? Onze eigen denkbeelden of zijn er wegwijzers die anderen ons vanuit hun gelovige ervaring meedelen, zoals in de Schriftverhalen vandaag. Hoe wordt hier over God gesproken, een God die ruimte vraagt? En wat kan dat voor ons betekenen zo kort voor het komende Kerstfeest? In deze dagen is de beleving van de onderlinge verbondenheid een groot goed. Soms zwaar op de proef gesteld als de gevraagde ruimte voor mensen die elkaar zo lief zijn wordt geblokkeerd. De beperkingen maken ons dan machteloos. Soms met het gevoel ‘van God en alleman verlaten’, ‘enkel op jezelf teruggeworpen.’ Hoezo God de ruimte geven? Mogen we vandaag in bijbelverhalen wegwijzers vinden?
Te beginnen met het verhaal van David en Natan. We lezen dat David het gevoel heeft dat hij het gemaakt heeft. Hij heeft eenheid in het land gebracht, en denkt: ‘Nu maak ik het ook helemaal af. Ik zorg dat God een pracht tempel krijgt, want dat verdient hij.’ Zo wil hij God de ruimte geven… Natan de profeet gaat daar in eerste instantie in mee. Maar in de nacht komt dan het woord van God tot hem. En dan gaat Natan als een echte profeet, dat is: als iemand die namens God spreekt, naar David. Hij maakt duidelijk dat Davids plannen niet stroken met wat God met David voor heeft.
De wereld wordt omgedraaid. God wil niet opgesloten worden in een gouden tempel. Hij wil eigenlijk degene blijven die met mensen onderweg is, meereizend in een tent zoals destijds in de woestijn. God aanwezig bij de ark als een vuurzuil in de nacht en een wolkkolom overdag. Symbolen van een levensnabije God die met mensen onderweg blijft. Zo vraagt God ruimte niet gebonden aan tijd of plaats, En binnen die ruimte bouwt God zelf een huis. Zo krijgt David en ook wij te horen dat er een toekomst is, een nageslacht aangeduid met ‘Een zoon met koninklijke macht die standhoudt’. Woorden die vanuit de christelijke traditie worden gezien als een verwoording van de wijze waarop Jezus zijn leven heeft verstaan, koninklijk in dienstbaarheid.
David en ons wordt gevraagd ons open te stellen voor het onverwachte, het durven wagen met een belofte, eigen plannen laten vallen. God de ruimte geven betekent God niet opsluiten in een beeld, in een voorstelling waarvan wij denken dat God daarin moet passen. Anderzijds is hij wel altijd de betrouwbare aanwezige: wiens naam luidt: ‘Ik zal er zijn voor jou’.
Dat heeft David in zijn leven mogen ervaren: ‘Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam’. Ook wij mogen God verstaan als aanwezig in onze ruimte als een God die toekomst biedt bij alle onmacht die ons kan overvallen.
Dat wordt concreet gemaakt in het evangelieverhaal als een tweede wegwijzer Hier is sprake van een eenvoudig meisje, een meisje naar Gods hart. En die hoort dan de engel zeggent ‘De Heer is met je’ Dat betekent nogal wat dat je mag horen: ‘Dat God op jou betrokken is’. Dat je niet bevreesd hoeft te zijn. Maria zal moeder worden op een wijze die haar en ons begrip volledig te boven gaat. God neemt ook hier het initiatief waar voor haar en ons toekomst in zit.
Maria’s antwoord is: ‘Mij geschiedde naar uw Woord’. Zij geeft God ruimte in haar leven, ruimte die in haar binnenste en uiteindelijk in heel haar leven wordt ingevuld door haar zoon Jezus. Hij is de meest persoonlijke invulling van hoe God aanwezig wil zijn in de ruimte van ons bestaan, waarvoor de woorden uit de eerste lezing ons een voertuig bieden In dit mensenkind met koninklijke trekken spreekt God ons aan Een koninskind – dat vanaf het allereerste begin zo dicht bij God staat dat het de naam Jezus draagt, dat wil zeggen: ‘God redt’.
Zo is hij aanwezig in de wereld waarin wij nu leven. Een wereld vol met vragen hoe met elkaar om te gaan in en na de coronacrisis. God de ruimte geven in ons leven vanuit het vertrouwen dat ook in Maria’s woorden klinkt: ‘Mij geschiede naar uw woord. En dat staat dan voor ruimte geven voor liefde in zelfgave waarmee Jezus ten diepste wordt getekend.
Grote woorden? Liefde als zelfgave kan heel concreet worden in de wijze waarop mensen er voor elkaar zijn. In de wijze waarop we antwoord geven in de daawerkelijke aandacht voor haar of hem die een appel op ons doet. En dat alles bij de vele vragen en problemen die de coranacris veroorzaakt in het leven van zovelen. Zo kunnen we God ruimte geven in ons leven, aan een God die ons nabij is. Een God die onder ons zijn tent heeft opgeslagen, omdat hij in een Mensenkind de ruimte vindt om er steeds voor ons te zijn. Het Mensenkind waarvan we het geboortefeest komende dagen vieren. Het Mensenkind dat in zijn leven uitdraagt zo goed als God te zijn. Een koning in dienstbaarheid, aan wie alle eer en glorie toekomst, zegt Paulus ons.
Dat wij die aanwezigheid mogen ervaren bij het komende kerstfeest als een verrijking voor onszelf en voor al de anderen met wie wij ons menszijn delen.
inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld drs. John Rademakers