- Versie
- Downloaden 49
- Bestandsgrootte 397.94 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 18 februari 2020
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
22 december 2019
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 7,10-14; Ps. 24; Rom. 1,1-7; Mat. 1,18-25 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 7,10-17
Hizkia had gedaan wat de Heer goed vindt,
hij hield krachtig vast aan de levenswijze van zijn voorvader David,
zoals de profeet Jesaja hem had voorgeschreven –
groot was die en betrouwbaar in zijn visioenen.
In zijn tijd ging de zon achteruit
en werd het leven van de koning verlengd.
Met zijn grote geest zag hij de laatste dingen
en sprak hij de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
(Sir. 48,22-25; Jes. 43,18v)
De profeet Jesaja, zoon van Amos, is een ziener die in het Zuidrijk Juda optreedt (740-700; 1,2; 2,1). Hij besteedt veel aandacht aan de belangrijke positie die Jeruzalem/Sion inneemt als stad van koning David en als de plaats waar JHWH zetelt. Voor hem is JHWH de Heilige die afgezonderd is van de mensen (6,1-3), én Immanuël, God-met-ons (7,14).
Jesaja 6,1–12,6 wordt het Immanuël-boek genoemd. Het begint in hoofdstuk 6 met De roeping van Jesaja of zijn zendingsverhaal. Hoofdstuk 7 is één perikoop met als thema Het teken van Immanuël: Opdracht aan Jesaja (7,1-9), Ontmoeting met Achaz (7,10-17), Profetie (7,18-25).
De historische context is de Syro-Efraïmitische oorlog (7,1-9). JHWH zendt Jesaja naar koning Achaz. Hij moet het hoofd koel houden en zich geen schrik laten aanjagen door Aram en Efraïm; zij zullen Juda niet kunnen overmeesteren. Achaz dient niet op oorlogsgeweld te vertrouwen maar op JHWH, de Getrouwe: ‘Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand!’ (7,7-9).
Onze perikoop (7,10-17) is het vervolg hierop. Namens JHWH zegt Jesaja dat Achaz een teken van God moet vragen. Maar Achaz, de schijnheilige, wil dit niet doen, want hij wil JHWH niet op de proef stellen/uittesten (Deut. 6,16), terwijl hij voortdurend mensen tergt en nu ook nog God (7,10-13). Daarom zal God zelf aan Achaz een teken geven:
Daarom zal de Heer zelf u een teken geven;
uw jonge vrouw (alma) is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren
en hem Immanuël noemen! (7,14).
Alma (jonge vrouw) betekent niet een maagd, maar een geslachtsrijpe vrouw. Het gaat om een eerste zwangerschap en de geboorte van een eerste kind. De Septuagint vertaalt alma met parthenos (maagd) en Matteüs gebruikt deze herlezing in Matteüs 1,18.
De door Jesaja aan Achaz aangekondigde zoon is niet de verwachte Messias van de Eindtijd, maar een zoon van Achaz, want het gaat om het voortbestaan van het Huis van Achaz (7,15-17). In deze zoon, Immanuël, Met-ons-God (is zijn programma) komt JHWH in de nabije toekomst aan het licht. Op korte termijn zullen de landen van beide vijandige koningen ontvolkt zijn en zal er voor Juda en het koningshuis een tijd van gerechtigheid, vrede en welzijn aanbreken.
In dagen die nog komen zal het zijn
dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegen,
je leert de oorlog af, je snoeit je wijnstok
en je strekt je in de schaduw van je bomen.
En niemand vreest nog voor een nieuwe morgen.
(Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek, 371)
Tweede Schriftlezing: Romeinen 1,1-7
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Matteüs 1,18-25
Bij het schrijven van zijn boek over de wording van Jezus Christus (1,1.18) laat de evangelist Matteüs zich inspireren door de boekrollen Genesis en Jesaja. De verzen 1-17 en 18-25 horen bij elkaar.
‘Boek van de wording (genesis: oorsprong, afstamming) van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham’ (1,1).
‘De wording (genesis: afkomst) van Jezus Christus was als volgt’ (1,18).
In Genesis 1,1–2,4 wordt de wording van heel de schepping bezongen. Met de wording (genesis) van Jezus Christus verwijst de evangelist naar het verhaal van de eerste schepping; bij Jezus Christus gaat het om de schepping opnieuw, een vernieuwde schepping.
Jezus, Christus, de door God gezalfde, is een zoon van David. Hij hoort via Jozef tot het Davidische geslacht. In hem blijkt Gods trouw aan koning David en aan het volk van Juda.
Jezus is ook zoon van Abraham. God heeft Abraham geroepen om een zegen te zijn voor alle mensen (Gen. 12,1-3). Jezus Christus is dus bestemd om een zegen te zijn voor alle mensen.
In de eerste perikoop (1,1-17) beschrijft de evangelist de wording/afkomst van Jezus via de lijn van Jozef. In onze perikoop (1,18-25) wordt de wording/afstamming via van Maria beschreven, via de interventie van de heilige Geest.
Het verhaal over de wording/afkomst van Jezus Christus is geen biologie of medisch bulletin van een gynaecoloog, maar verkondiging van een blijde boodschap, een gelovige interpretatie van Jezus’ geboorte. Matteüs verkondigt de wordingsgeschiedenis van Jezus aan mensen die gebukt gaan onder Romeinse bezetting en die verlangen naar het doorbreken van het messiaanse rijk van gerechtigheid en vrede. Hij doet dit vanuit het perspectief van Jozef, zoon van David.
Maria is al uitgehuwelijkt aan Jozef, maar zij wonen nog niet samen. Toch blijkt Maria zwanger te zijn. Jozef, een rechtvaardige, wil in het geheim van Maria scheiden om haar niet in opspraak te brengen. Maar dan gaat de hemel open en maakt een engel van de Heer aan Jozef duidelijk wat de plannen van God met Maria en hem zijn. Zoals JHWH Abraham en David geroepen heeft om in de wereld aan het licht te komen, zo schakelt hij nu Jozef en Maria in om zijn volk te bevrijden. Jozef, zoon van David, hoeft niet bang te zijn om met Maria, als zijn vrouw, verder te gaan, want ‘het kind dat zij draagt is verwekt door de heilige Geest!’ Over de zoon die Maria zal baren, dient Jozef de naam Jezus uit te roepen. Deze naam is zijn programma en roeping: JHWH bevrijdt. ‘Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’
De evangelist herleest Jesaja 7,14 (lxx) en past deze profetie opnieuw toe op Jezus: ‘De maagd (parthenos) zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal de naam Immanuël over hem uitroepen: God met ons! ‘Maagd’ voor een huwbaar meisje is in die tijd niets bijzonders, want elk meisje dat voor de eerste keer huwt is nog maagd.
Over de oorsprong/wording van Jezus dien je met twee woorden te spreken: Jezus is de aangenomen zoon van Jozef (niet door hem verwekt, 1,16) én de zoon van Maria die zwanger werd door toedoen van de heilige Geest. Het is opvallend dat Matteüs weinig woorden vuil maakt aan de geboorte van dit Kind van Godswege: ‘Toen Jezus geboren was (thuis in hun huis) in Betlehem in Judea’ (2,1).
Jezus Christus, zoon van Abraham, zoon van David, zoon van Jozef, zoon van Maria, verwekt door de heilige Geest, heeft veelbetekenende namen: God bevrijdt, Gezalfde, God met ons.
Zoals de evangelist verkondigt is deze Jezus, een nieuwe schepping en helemaal uit God geboren, een zegen voor alle mensen:
Kind ons geboren, zoon ons gegeven,
God onbedwingbaar, Vader voor eeuwig,
Koning van de vrede.
Kind ons geboren, zoon ons gegeven,
God onbedwingbaar, Vader voor eeuwig,
Koning van de vrede.
(Huub Oosterhuis, LB 491)
A.J. Heschel, De Profeten, Vught 2013, 99-149
Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018, 20-21
Mello, Matteüs de Schriftgeleerde, Kampen 2002
Smit, Het verhaal van Matteüs, Zoetermee/Averbode 2007
Preekvoorbeeld
Wij staan al dicht bij Kerstmis: woensdag is het zover. Het is goed dat we vooraf wat dieper op de betekenis van dit feest ingaan. Waarop bereiden we ons voor? Waarom deze aanloop van vier weken naar 25 december? We zijn waarschijnlijk wel bezorgd om alle ingrediënten tijdig in huis te halen om er een echt familiefeest van te kunnen maken. Maar wat vieren we eigenlijk? De lezingen van deze dag willen ons daarbij helpen. Belangrijk is de eerste lezing en het evangelie goed in de gaten te houden.
De profeet Jesaja moet namens de Heer Achaz verwittigen dat hij mag vertrouwen op God. Goed om te weten: Achaz was koning van Juda. Op een bepaald moment voelde hij zich erg bedreigd door de koningen van de buurlanden. En hij speculeert op oorlog. Hij is echt schijnheilig wanneer hij de hulp van God afwijst onder het mom: ik wil God niet op de proef stellen. Dat lijkt wel mooi en godvruchtig, maar hij vertrouwt niet op JHWH. Hij heeft zijn eigen plan al lang klaar. Hij heeft God niet nodig. Heel herkenbaar misschien op bepaalde momenten in ons eigen leven.
Daartegenover treffen we de figuren van Jozef en Maria. Zij staan bewust in de lijn van het Israël waarmee JHWH een verbond van liefde had gesloten. Jesaja had Achaz namens de Heer het teken beloofd van een jonge vrouw (een maagd) die zwanger zou worden en een zoon zou baren die de naam Immanuël zou krijgen. In vertaling: God-met-ons. Een prachtige profetie! Maar hier stoten velen onder ons op een probleem: het hele verhaal van de maagdelijke geboorte wekt bij de hedendaagse mens een boel vragen. Wij denken direct aan biologie en wij zijn geneigd het naast ons neer te leggen. Het is wellicht goed te beseffen dat wij zulke verhalen heel eenzijdig lezen. Daardoor gaan we helemaal voorbij aan de bedoeling van de evangelist Matteüs: zijn verhaal wil ons de diepere betekenis van de geboorte openbaren. Op de eerste plaats tracht hij ons te verduidelijken dat het de Heer is die hier het initiatief neemt, zoals deze dat ook deed bij de schepping: Hij sprak en het was!
Maar we kennen het verhaal van de eerste mensen, Adam en Eva. Hun ambitie om zoals God te zijn heeft de hele zaak verknoeid. Volgens de Bijbel worden ze uit het paradijs gedreven. JHWH God laat de mens echter niet los, toen niet en ook vandaag niet. Hij wil een nieuwe schepping. Daartoe zendt Hij de nieuwe Adam die ook een nieuwe naam krijgt: ‘Immanuël’, God-met-ons. En Maria, zijn moeder, werd later door de kerkvaders beschouwd als de nieuwe Eva. Eigenlijk begint met de geboorte van dit kind een nieuwe schepping: teken dat de barmhartige God in ons blijft geloven en ons niet loslaat, ondanks onze wispelturigheid en ongeloof.
In die hernieuwde schepping komt die onzichtbare God ons heel nabij: Hij wordt een levende, kwetsbare mens, een man die zich laat raken door de miserie van vooral de kleine mens. In de adventsteksten en liederen hoorden we de laatste weken veel spreken over verlossing en bevrijding. Maar van wat zouden wij nog moeten verlost worden? Wij hebben toch alles zelf in handen en zijn volwassen genoeg? Daarvoor hebben we de nodige technologie, de nodige centen en mogelijkheden. So what? Maar hoe zou het dan komen dat er zoveel eenzaamheid is, zoveel stress, zoveel droefheid, die mensen moeten weg-eten, weg-drinken? Vanwaar al die politieke dreiging, corruptie en terrorisme? Zullen we ooit vrede kennen, in vrede kunnen samenleven in een geglobaliseerde wereld? Utopie? Van wat moeten wij dan verlost worden? En wie zal dit doen, want schijnbaar slagen we er niet in. Welke wereld laten wij onze kinderen?
Tijdens de Advent werd telkens de verwachting gewekt om uit te kijken naar de Verlosser. Ja, zo noemen we Hem. Maar God belooft ons een kind: eigenlijk ongelooflijk. Wat kan zijn bedoeling daarmee zijn? Wil hij ons met andere ogen doen kijken naar de zin van ons leven vanuit een gans andere invalshoek? Een kind kan jou inderdaad weghalen uit die keiharde wereld van cijfers, statistieken, prognoses, politiek getouwtrek. Het haalt je binnen in een andere wereld van zachtheid, geduld, zorg dragen, tederheid, dromen over een nieuwe toekomst. En dit is slechts een begin.
Wellicht moeten wij ook verlost worden van onze kortzichtigheid, van onze behoefte om alleen op onszelf te focussen, van onze enge visie op vreemdelingen die wij als bedreigend ervaren, van onze enge visie op moeder aarde, die we in een minimum van tijd aan het leegplunderen zijn. Wie helpt ons opnieuw het wonder van het leven te ontdekken en de Schepper die ons dit leven schenkt?
Als gelovigen mogen wij aandachtig kijken in welke omstandigheden hij wordt geboren, hoe hij opgroeit en later als volwassen man weldoende rondgaat en ons uitnodigt om hem te volgen in zijn manier van leven. Dan groeit er een nieuwe wereld, waar we allemaal diep in ons hart van blijven dromen. En die droom heeft de Vader ook in ons hart gelegd. Laten we daar samen voor gaan.
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld Bob Van Laer ofm