- Versie
- Downloaden 66
- Bestandsgrootte 107.04 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 29 september 2023
- Laatst geüpdatet 29 september 2023
4e zondag Advent, jaar B, 24-12-2023
24 december 2023
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16; Ps. 89; Rom. 16,25-27; Luc. 1,26-38 (B-jaar)
Inleiding
2 Samuel 7,1-5.8b-12.14a.16
Na drie zondagen Jesaja komt op deze vierde adventszondag de profeet Natan aan het woord. De lezing is genomen uit het zevende hoofdstuk van het tweede boek Samuel, de profetie van Natan over de dynastie van David. Nadat David koning is geworden over heel Israël, verstevigt hij zijn koningschap door te zorgen voor een nieuwe, centraal gelegen hoofdstad: Jeruzalem, en door het Filistijnse gevaar definitief in te dijken (zie 2 Sam. 5). Daarna brengt hij de ark van het verbond naar Jeruzalem over (zie 2 Sam. 6). Nu ontbreken nog een tempel en een dynastie. Beide komen aan de orde in hoofdstuk 7 en staan er tevens onder profetische kritiek. In de lezing zijn een aantal verzen weggelaten en dat is jammer; het loont de moeite het hoofdstuk helemaal te lezen.
David heeft in zijn nieuwe hoofdstad Jeruzalem een paleis voor zichzelf gebouwd. Nu wil hij ook een tempel bouwen voor God. Dat voornemen was wellicht goed bedoeld en de eerste reactie van de profeet is dan ook positief, maar ’s anderendaags vertolkt Natan de kritiek die hij van Godswege heeft vernomen. Misschien zijn de plannen van David toch niet zo onschuldig. Door een tempel voor God te bouwen wil hij ook zijn eigen koningschap verstevigen en het onderbouwen met een mystieke, religieuze legitimiteit. De kritiek die God bij monde van de profeet aan David laat horen, liegt er niet om: ‘Wil jij voor mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb toch nooit in een huis gewoond, vanaf de dag dat ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! Al die tijd heb Ik met de Israëlieten rondgetrokken in een tent!’ (zie de weggelaten verzen 6-7). God laat zich niet opsluiten in een tempel. Hij verblijft het liefst van al in een tent, meetrekkend te midden van zijn volk. Dat was al in de woestijntijd zo, en dat zal zo blijven tot in de messiaanse tijd. ‘Het Woord is vlees geworden en heeft in ons midden zijn tent opgeslagen’, zo staat letterlijk in Johannes 1,14. Deze God laat zich niet manipuleren ten dienste van politiek of ideologie. Hij blijft de Ongrijpbare, op wie mensen geen vat krijgen, maar altijd ook de betrouwbare Aanwezige, wiens naam luidt: Ik-zal-er-zijn-voor-u.
God laat aan David weten hoe de ware verhoudingen liggen. David moet geen huis bouwen voor God, het is God die dat voor David zal doen. De profeet zinspeelt op de dubbele betekenis van het woord ‘huis’ in het Hebreeuws, dat zowel ‘gebouw’ als ‘familie’, ‘dynastie’ kan betekenen. De Eeuwige kondigt aan dat Hij voor David een huis zal bouwen. Gods zorg voor zijn volk zal in de toekomst gestalte krijgen in het koningshuis van David. Zijn zoon zal hem opvolgen op de troon en God zal zijn koninklijke macht voor altijd in stand houden. Met die ‘zoon van David’ is oorspronkelijk Salomo bedoeld, en diens opvolgers op de troon van David in Jeruzalem. Maar later, in de tijd na de ballingschap, toen er in Jeruzalem geen koningen meer waren, kreeg de profetie van Natan een nieuwe betekenis: ze werd een aankondiging van de messiaanse koning van de toekomst. ‘Zoon van David’ werd een titel van de komende Messias. Geen wonder dus dat de profetie van Natan in het Nieuwe Testament op Jezus wordt toegepast, bijvoorbeeld in Handelingen 2,30 en in de brief aan de Hebreeën 1,5. En in de evangelielezing van deze zondag wordt erop gezinspeeld: ‘God de Heer zal hem de troon van zijn vader David schenken en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen’ (zie Luc. 1,32-33).
Antwoordpsalm: Psalm 89,2-5.27.29
Psalm 89 is een lang klaaglied over Gods schijnbare ontrouw aan zijn belofte aan David. De psalm bestaat uit drie onderdelen: een lofprijzing (vv. 2-19), een poëtisch verhaal over Davids uitverkiezing tot koning (vv. 20-38) en een klaaglied over Davids dynastie die verstoten en verworpen lijkt (vv. 39-52). Als antwoordpsalm zijn enkele verzen uit het eerste en het tweede deel gekozen. Na een lofprijzing van Gods trouw in het algemeen (vv. 2-3) wordt in de verzen 4-5 uitdrukkelijk aan de profetie van Natan herinnerd. De verzen 27 en 29 ten slotte bevestigen Gods trouw aan zijn verbond.
Tweede lezing: Romeinen 16,25-27
In de tweede lezing horen we het slot van Paulus’ brief aan de Romeinen. Het is één lange volzin, die de vorm heeft van een lofprijzing aan God: ‘Aan Hem … zij de heerlijkheid door Jezus Christus in de eeuwen der eeuwen! Amen.’ Na het inleidende ‘Aan Hem’ volgt echter een lange uitweiding, waarin Paulus drie belangrijke thema’s uit zijn brief verwerkt: zijn verkondiging van het evangelie, de roeping van de heidenen, en de rechtvaardiging door het geloof. Het beeld van een ‘geheim’ dat lange tijd verborgen bleef en nu onthuld is (vv. 25b-26a), ontleent Paulus aan de joodse apocalyptiek (zie Dan. 2,18-19). Hij past dat beeld toe op het heil dat bewerkt wordt door Christus’ kruis en waartoe alle heidenen geroepen zijn (zie Rom. 11,25 en 1 Kor. 2,7-9).
Zie: Sylvester Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Lucas 1,26-38
Dit is het bekende verhaal van de boodschap van de engel aan Maria. Het verhaal bevat tal van elementen die uit het Oude Testament afkomstig zijn, zowel wat betreft het gebruik van woorden en formuleringen als op het vlak van de structuur van de tekstonderdelen. Zo is de begroeting ‘Verheug u, de Heer is met u’ (v. 28) samengesteld uit citaten van Zacharia 2,14 en Ruth 2,4, en is de uitspraak ‘voor God is niets onmogelijk’ (v. 37) een zo goed als letterlijk citaat van Genesis 18,14 volgens de Septuagint. Op het citaat uit de profetie van Natan in de verzen 32-33 hebben we reeds gewezen in de uitleg van de eerste lezing.
Wat de structuur van het verhaal betreft heeft Lucas twee afzonderlijke literaire schema’s uit het Oude Testament met elkaar verbonden, namelijk de geboorteaankondiging (vergelijk Gen. 16,11v; 17,19; Recht. 13,3-5; Jes. 7,14-17) en het roepingsverhaal (vergelijk de roeping van Mozes in Ex. 3,10-12, de roeping van Gideon in Recht. 6,14-21 en de roeping van Jeremia in Jer. 1,4-10). Dat geeft het volgende resultaat:
(1) Er verschijnt een hemels wezen – een engel, God zelf of zijn profeet (vv. 26-30)
(2) die de zwangerschap en de geboorte aankondigt (v. 31a),
(3) de naam van het kind noemt (v. 31b)
(4) en zijn toekomst openbaart (vv. 32-33).
(5) De geroepene formuleert een bezwaar (v. 34),
(6) waarop de hemelse verschijning Gods bijstand belooft (v. 35)
(7) en aan de geroepene ter bevestiging een teken geeft (vv. 36-37).
In dit schema ligt het zwaartepunt in het centrale element, de openbaring van de toekomst van het kind. Het verhaal van de boodschap aan Maria is dus in de eerste plaats een verhaal over Jezus. Zeker, het gaat over de roeping en de grote bereidwilligheid van Maria, die zich toevertrouwt aan Gods woord, maar de christologische belijdenis in het midden van het verhaal krijgt alle nadruk. Lucas verkondigt dat Jezus de Zoon van God is, met een duidelijke verwijzing naar de profetie van Natan (2 Sam. 7,12v, zie de eerste lezing).
Het gegeven van de maagdelijke ontvangenis staat in dienst van deze christologische belijdenis. Het ligt in de lijn van een aantal bijbelverhalen over wonderlijke geboorten uit onvruchtbare of hoogbejaarde ouders. Zie de geboorte van Isaak (Gen. 18,10-14); van Esau en Jakob (Gen. 25,20-24); van Jozef (Gen. 30,22vv); van Simson (Recht. 13,2-5.24); van Samuël (1 Sam. 1,19v); en van Johannes de Doper (Luc. 1,5-25). Die verhalen drukken uit dat mensen uit zichzelf niet bij machte zijn heil en redding voort te brengen. Ze onderstrepen hoezeer de redders uit Israëls geschiedenis ‘geschenk van God’ zijn. Het verhaal van Jezus’ geboorte uit een jonge vrouw ‘die geen man bekende’ is als het ware een overtreffende trap in de reeks. Meer dan welke mens ook is Jezus ‘Zoon van God’. In hem woont de kracht van de Allerhoogste, die Maria overschaduwde (v. 35). Dit laatste beeld verwijst naar de wolk die in de woestijn de verbondstent overschaduwde (Ex. 40,34v), symbool van Gods wonen te midden van zijn volk. En daarmee zijn we weer bij de thematiek van de eerste lezing beland.
Preekvoorbeeld
‘Alles begint bij luisteren’. Zo klinkt het steevast als aankondiging van het VRT radionieuws in Vlaanderen. Luisteren vergt aandacht. Kritische aandacht. Fake news loert om elke hoek. We staan in een wereld waar we het leven delen met zoveel mogelijk mensen, dichtbij en veraf. Betrouwbare informatie is van kapitaal belang. Het richt ons leven in de richting van de hoop of van het cynisme.
‘Alles begint bij luisteren’. Het klinkt als een uitnodiging. Laten we goed luisteren naar wat er gezegd wordt. Allerlei berichten worden over ons uitgegooid. Sommige maken ons blij, andere verdrietig of opstandig. Wat het ook zij, het is belangrijk open te staan en alert te blijven. In deze weken voor Kerstmis willen we in geen geval de positieve nieuwsberichten aan ons laten voorbijgaan. Het hoeft niet spectaculair te zijn. Misschien is die gewone dagelijkse stem het beluisteren waard. Zoals het bij voorbeeld gebeurde bij Hannah Arendt (1906-1975). Als politiek filosofe is ze geconfronteerd geweest met de gruwel van de wereldoorlog. Ze heeft er veel over nagedacht. En dan gebeurt er iets.
In 1952 schrijft ze haar echtgenoot dat ze in München een opvoering heeft bijgewoond van Händels Messiah en dat het haar bijzonder heeft aangegrepen. For unto us a child is born. Het gebeurt vandaag op duizenden plaatsen in de wereld. Maar op de één of andere manier is er met haar iets gebeurd. Händels muziek heeft een luisteren in haar bewerkt dat ze blijvend met zich meedraagt. Ze is gegrepen door het wonder van de menselijke geboorte. Iedere mens die geboren wordt draagt een boodschap van hoop. Dat is haar ervaring die een nieuwe dimensie in haar leven opent. Voordien had ze het christendom vooral gezien als de voorbereiding op een goede dood (memento mori). Thans heeft het wonder van de geboorte een nieuwe liefde in haar losgemaakt.
In de Leuvense bibliotheek voor Theologie staat het werk van de Duitse sculpturist Toni Zenz ‘Der Hörende’. Het beeld stelt een menselijke figuur voor die met een zodanig gespitste aandacht staat te luisteren dat zijn lichaam er een onnatuurlijke houding door krijgt. Vooral de spanning waarmee hij staat te luisteren valt op. Hij heeft de ogen gesloten. Beide handen achter de oren. We weten niet wie of wat hij hoopt te horen. Met heel zijn wezen staat hij gespitst voor wat op hem afkomt. Wacht hij ergens op? Misschien weet hij hoe belangrijk wachten is. Misschien hoort het joodse sjema tot zijn voorgeschiedenis. ‘Luister’. Hoor Israël. Het is het gebed dat iedere jood dagelijks bidt om zijn leven open te stellen voor wat op hem afkomt. Luisteren is open staan voor wat komt. Wie luistert schenkt aandacht aan wie hem aanspreekt: het is de stem van de ander, de medemens met wie ik verbonden ben. In die openheid en luisterbereidheid staat de gelovige.
Koning David had weinig ervaring met luisteren (2 Sam. 7). Het gebeurt wel vaker bij mensen die eigen plannen willen doorzetten. Wie furore wil maken moet soms met harde hand beslissingen nemen. David weet er alles van. Maar jhwh laat zich niet van de wijs brengen. De tempel die David had willen bouwen is vooral een excuus voor zijn zucht naar macht en aanzien. Een groot en mooi paleis zou best passen bij zijn ambitie ten aanzien van de volkeren rondom. Ambitie kan hardnekkig zijn. Maar jhwh laat zich niet meeslepen door de grootheidswaan van David. Hij daagt hem uit te luisteren naar de geschiedenis die zijn volk heeft doorgemaakt. Centraal staat de bevrijding uit de slavernij van Egypte, gevolgd door de tocht door de woestijn. Die stem van bevrijding spoort mensen aan om samen weg te trekken. Het is geen sinecure, maar mensen vinden moed om elkaar overeind te houden. Er mag niemand achterblijven. Niemand mag aan zijn of haar lot worden over gelaten. De weg door de woestijn is symbool voor het leven zelf. De verleiding van fake news knaagt meer dan eens aan de hoop die ze koesteren. Ze leren luisteren naar de stem die mensen roept tot bevrijding.
Gelukkig mogen ze ook de vreugde kennen van hun verbondenheid. Ook al wordt deze vaak aangevochten door allerlei verleidingen. Maar zelfs in de woestijn zijn er onverwachte ervaringen die de hoop overeind houdt. JHWH laat zich niet zien. Maar er zijn momenten dat ze samen het brood breken in de woestijn als één grote familie, en waar water gevonden wordt als schaars maar kostbaar goed. Ze leren luisteren naar ‘Die spreekt’.
‘Gehoor geven’ is ook de manier waarop Maria, zoveel later, zich afstemt op de stem die haar overkomt. Een engel spreekt haar aan: in haar, Maria, zal de hoop van Israël oplichten. De wonderlijke boodschap dat ze zwanger zal worden is geen mirakelverhaal. Kunstenaars hebben begrepen dat ook in dit gebeuren luisteren een centrale plaats inneemt. De veelvuldig afgebeelde boodschap aan Maria wordt door de schilder Pieter Pourbus (1524-1584) op een bijzondere wijze weer gegeven. Het moment dat de heilige geest in de gedaante van een duif wordt voorgesteld schildert hij als een lijn van de duif naar het oor van Maria. Zwanger door luisteren. Nieuw leven door gehoor te geven. Maria heeft zich open gesteld voor de boodschap die ze mocht ontvangen. Om het woord dat tot haar gesproken werd vruchtbaar te laten zijn in haar leven. A child will be born. Alles begint bij luisteren. Morgen, Kerstdag, verwelkomen we een schreiende baby in ons midden.
inleiding drs. Paul Kevers
preekvoorbeeld Ignace D’Hert OP