- Versie
- Downloaden 45
- Bestandsgrootte 301.66 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
1 februari 2015
Vierde zondag door het jaar
Lezingen: Deut. 18,15-20; Ps. 95; 1 Kor. 7,32-35; Mar. 1,21-28 (B-jaar)
Inleiding
Thoralezing: Deuteronomium 18,9-22
Hij bracht uit Jakob een barmhartige man voort,
die ieders genegenheid won,
die geliefd was bij God en bij mensen:
MOZES, wiens nagedachtenis gezegend is.
Om zijn vertrouwen en bescheidenheid
heeft hij hem geheiligd;
uit alle mensen heeft hij hem gekozen
en hem zijn stem laten horen,
hij voerde hem een donkere wolk in
en gaf hem daar eigenhandig de woorden:
de Thora die leven en kennis geeft,
die Jakob onderricht in het verbond,
Israël zijn verordeningen leert.
(Sirach 44,23b–45,1.4-5)
Op de drempel van het beloofde land – aan de overzijde van de Jordaan – klinken de Woorden (debariem) die Mozes gesproken heeft. In de Thora opnieuw (Deuteronomium, Deut. 17,18; Joz. 8,32) neemt Mozes uitvoering afscheid van zijn volk Israël. Je kunt Deuteronomium lezen als het testament van Mozes. Onze perikoop is een onderdeel van het Thoraboek, dat begint met: ‘Dit zijn de aanwijzingen die Mozes de Israëlieten heeft gegeven’ (Deut. 4,44). In Deuteronomium 16,18–18,22 gaat het over (de instelling van) rechters, koningen, priesters en profeten.
Over het land dat de Bevrijder aan de Israëlieten zal geven en dat zij binnenkort zullen binnentrekken is Mozes zeer realistisch. Er zijn daar bij de Kanaänieten verfoeilijke praktijken zoals mensenoffers, waarzeggers, wolkenschouwers, wichelaars, tovenaars, bezweerders en raadplegers van geesten en doden. Deze praktijken dienen de Israëlieten niet na te volgen, want ‘JHWH verafschuwt mensen die zulke dingen doen.’ Daarom verdrijft hij deze volken ter wille van zijn volk Israël (18,9-12).
Mozes houdt zijn volk voor dat zij zich volledig (tamiem: uit één stuk), van harte en met heel hun persoon, op JHWH richten en alleen hem trouw zijn. Zij moeten zich door de andere volken en hun praktijken niet laten afleiden, want ‘U heeft de Bevrijder, uw God, dat verboden.’
De communicatie met God verloopt niet via waarzeggers en wolkenschouwers, maar via door God aangestelde profeten: ‘Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik.’
Een profeet (nabi) is een mens die door God geroepen is om te roepen. Hij is een afgezant, woordvoerder van God die in een concrete situatie een heldere boodschap spreekt. Een profeet is geen voorspeller van de toekomst, maar hij spelt het heden in het licht van Gods boodschap met het oog op de toekomst. Door inzicht te geven, geeft hij uitzicht. Vanuit dit inzicht roept een profeet vaak op tot bekering. Zijn woorden moeten bij de hoorders aankomen opdat zij niet uitkomen (vgl. Jona).
Mozes is Gods profeet bij uitstek en zijn opvolgers zullen zijn zoals Mozes: Hij zal hun zijn woorden in de mond geven ‘en zij zullen het volk alles overbrengen wat ik hun opdraag.’
Een profeet is dus de mond van God, Godswoord en het woord van de profeet lopen in elkaar over, ja, vallen zelfs samen. De verantwoordelijkheid van de profeet is zeer groot. Hij moet zeer goed naar God luisteren en mag alleen maar verkondigen wat God hem heeft opgedragen. Doet hij dit niet of spreekt hij in naam van andere goden, dan dient deze profeet ter dood gebracht te worden. De profeet moet luisteren naar God en het volk naar de profeet. Daarom is het van levensbelang dat het volk luistert naar het betrouwbare goddelijke profetenwoord. Doet het volk dit niet dan zal God hen ter verantwoording roepen.
Het zenden van profeten is een barmhartige gunst van God. Ofschoon het volk ‘een koninkrijk van priesters is en een heilig volk’ (Ex. 19,6) en dus rechtstreeks met God in contact kan treden, hebben zij bij de Horeb tegen God gezegd dat zij zijn krachtdadige aanwezigheid niet kunnen verdragen, ja zelfs niet kunnen overleven. Daarom schenkt de Barmhartige aan hen profeten die bemiddelen tussen God en zijn volk (18,15-20).
Er staat dus veel op het spel, want hoe weet je of een profeet betrouwbaar is en namens God spreekt? Hoe kunnen je onderscheiden tussen oprechte en valse profeten? De Bevrijder geeft hierop zelf antwoord: de woorden moeten uitkomen – en de profeet dient er zelf ook naar te handelen – dan zijn zij betrouwbaar. Dus pas achteraf (vgl. Deut. 13,1-19; Jer. 28,8v; Ez. 33,33).
Brieflezing: 1 Korintiërs 7,32-35
Zie Paulus zelf, blz. 41-43, 47-49.
Evangelielezing: Marcus 1,21-28
Opnieuw zendt God naar zijn geliefde volk ‘een profeet, zoals Mozes’. Bij zijn doop door Joannes de Doper is Jezus van Nazaret gezalfd met Gods Geest: ‘Jij bent mijn geliefde zoon, in jou vind ik vreugde’ (1,1-11). Jezus laat zich door de Geest de woestijn indrijven, waar hij door de Satan uitgetest wordt. Nadat Joannes gevangen is genomen, gaat Jezus naar Galilea om Gods goede nieuws te verkondigen: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws!’ (1,12-15). Om deze boodschap te kunnen verkondigen en voor te leven, roept Jezus vier vissers om hem te volgen (1,16-20).
‘De mannen van de Grote Synagoge hebben drie dingen gezegd: Wees bedachtzaam bij de rechtspraak, maak veel leerlingen en plaats een haag rond de Thora’ (Abot 1,1). In dit gezelschap gaat Jezus, als Thoragetrouwe jood, op de eerstvolgende sabbat naar de synagoge in Kafarnaüm. Blijkbaar wordt hij, als gast, uitgenodigd om de Thora- en Profetenlezing van die sabbat uit te leggen. Hij geeft onderricht (didaché), houdt een leerhuis. Over de inhoud van deze didaché zegt ons verhaal niets. Maar het ligt voor de hand dat hij, vol van de Geest en uitgaande van de Thora- en Profetenlezing, Gods blijde boodschap van de nabijheid van het koninkrijk van God heeft verkondigd en in dit licht heeft opgeroepen tot ommekeer (metanoia; 1,15).
De mensen in de synagoge zijn diep onder de indruk van zijn inspirerende onderricht: ‘want hij sprak hen toe als iemand met gezag (exousia, volmacht), niet zoals de schriftgeleerden.’
Jezus’ omgang met de Thora zal niet veel verschild hebben van die van de schriftgeleerden. Het verschil zat hierin, dat Jezus geen beroep doet op andere bekende schriftgeleerden, maar op zijn eigen gezag verkondigt en dat heel overtuigend heeft gedaan.
Een onreine geest – een Satanische tegenspeler van God/Jezus; 1,13 – die een man in zijn greep houdt, heeft meteen in de gaten wie deze Jezus van Nazaret is: ‘de heilige van God’, ‘een heilige profeet’, zoals Mozes (Wijsh. 11,1). Tussen de onreine geest en de heilige van God is geen verkeer mogelijk. Jezus staat aan de kant van God en niet aan die van de Satan.
Nu verkondigt hij Gods blijde boodschap metterdaad. Hij is een profeet in woord en daad: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ Voor de man is Gods koninkrijk nabij gekomen en schreeuwend verdwijnt de onreine geest.
Omdat Jezus de daad bij het woord heeft gevoegd, zijn de synagogebezoekers helemaal verbijsterd: ‘Een vernieuwend onderricht met groot gezag!’ Zij raken in de ban van Jezus en zijn inspirerend optreden is het gesprek van de dag in heel Galilea.
Er komt een man uit Nazaret.
Zijn naam is: Hij, die mensen redt,
en met de minsten wil Hij zich verbinden;
zijn naam is bij vergetenen te vinden.
In Galilea overal
klinkt het verhaal van Jezus al.
Het zal niet meer verdwijnen,
en midden onder ons zal Hij verschijnen.
(Karel Deurloo, Liedboek 533)
Literatuur
De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 133-146. 543-550
C. Labuschagne, Deuteronomium, ’s-Hertogenbosch 1993
G. Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen-2, Amsterdam 2013, 5-133
F. van Bladel, Het Markus Evangelie, Tielt 2000
G. Van Oyen, Marcus mee maken, Leuven 2006
J. Smit, Het verhaal van Marcus, Heerenveen 2011
Preekvoorbeeld
De evangelielezing van vandaag bevindt zich aan het begin van het evangelie van Marcus. Jezus werd in de vorige verzen gedoopt door Johannes; hij heeft zich teruggetrokken in de woestijn; hij riep de eerste leerlingen om hem te volgen en heeft voor het eerst onderricht gegeven in Galilea. In de lezing van vandaag vernemen we iets meer over de kenmerken van het onderricht dat Jezus gaf.
Wanneer Jezus het woord neemt lezen we immers ‘dat de mensen buiten zichzelf zijnvan verbazing over zijn leer. Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit.’ Hoewel er niet expliciet verteld wordt waarover Jezus onderricht gaf, wordt het ons wel iets duidelijker hoe hij dit deed en welke impact dit had op zijn toehoorders. Jezus onderricht ‘als iemand die gezag bezit’. Dit betekent dat hij een nieuw licht laat schijnen op de teksten van de Thora. Jezus is blijkbaar in staat om het symbolische karakter van de teksten te doen oplichten.
Symbolisch dan in de betekenis van het Oudgriekse woord symbolon. Dit Griekse woord duidde een geheime boodschap aan. Om de geheimhouding te verzekeren werd de tekst in tweeën gescheurd. Alleen de twee fragmenten samen onthulden de gecodeerde informatie van de boodschap. Jezus is blijkbaar in staat om de twee delen van de Thorateksten, namelijk de tekst die er letterlijk staat en de betekenis waarnaar de tekst verwijst, bij elkaar te brengen. Wanneer hij onderricht geeft, wordt de achterliggende betekenis, de verwijzing naar God opnieuw duidelijk. De toehoorders zijn buiten zichzelf van verbazing omdat er een nieuwe betekenis voor hen oplicht vanuit de teksten. Het wordt opnieuw duidelijk dat men zich niet moet blindstaren op de tekst, maar dat deze tekst verwijst naar God. Dat hij het woord van God openbaart.
Toch waren er ook mensen in de synagoge aanwezig die deze vorm van onderrichten als een bedreiging zagen. Een man begint te roepen: ‘Jezus van Nazaret, wat hebt Gij met ons te maken? Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten. Ik weet wie Gij zijt: de heilige Gods.’
Op zich schuilt er een vreemde contradictie in deze woorden. De man in kwestie weet, beseft dat Jezus een ware profeet, een man van God is. Maar tegelijkertijd verontrust de wijze waarop Jezus onderricht geeft hem ten zeerste. De man wil vasthouden aan de letterlijke betekenis van de tekst. Hij vereert eerder de tekst dan de betekenis, de verwijzing naar God.
Het beeld van deze bezetene is eigenlijk een heel mooi beeld. De man is vervreemd van zichzelf. Hij klampt vast aan oude, verdorde en nietszeggende woorden die niets betekenen in zijn leven. Daarom is hij ook door het kwade bezeten: hij klampt zich zo vast aan een gezag, dat hij de verbinding met zijn eigen leven, zijn eigen gevoelens en kritische gedachten heeft losgelaten. Hij heeft zijn geloof verengd tot datgene wat neergeschreven staat, maar staat niet open voor dialoog. De bezetene heeft zich afgesloten en wil zijn geloof niet laten bevragen door wat er in het dagelijkse leven gebeurt.
Hier wil Jezus niets mee te maken hebben. Hij verdrijft het kwade. Hij herstelt de relatie van de man met zichzelf en met zijn omgeving. Op deze wijze geeft Jezus niet alleen onderricht met woorden maar ook met daden. De levengevende woorden gaan vergezeld met concrete daden die bevrijdend werken.
De lezing van vandaag doet ons beseffen dat de betekenis van de boodschap van Jezus steeds opnieuw moet worden ontdekt binnen de concrete context waarin we leven. We zullen altijd aandachtig moeten blijven luisteren naar de woorden en de daden van Jezus en van andere profeten die levengevende voorbeelden zijn geweest doorheen de geschiedenis. Geloven is een voortdurende zoektocht naar wat het betekent om christen te zijn in ons leven. Gelukkig hoeven we deze zoektocht niet alleen te ondernemen. Vanuit de gemeenschap waarmee we hier vandaag samen zijn, weten we ons gedragen om samen deze waarheid te ontdekken.
Henk M.J. Janssen ofm, inleiding
drs. Eric A. Joris, preekvoorbeeld