- Versie
- Downloaden 43
- Bestandsgrootte 400.07 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
19 december 2010
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 7,10-14; Ps. 24; Rom. 1,1-7; Mat. 1,18-25 (A-jaar)
Inleiding
Jesaja 7,10-14
In het verhaal van Jesaja 7,1-17 worden Jeruzalem en haar koning Achaz bedreigd door een aanstormende legermacht. De vijand is van plan Achaz af te zetten en een ander koning te maken (v. 6). Achaz treft daarom voorbereidingen om een belegering te kunnen weerstaan, ondermeer door de drinkwatervoorraden te inspecteren (v. 3). De Heer stuurt de profeet Jesaja naar Achaz toe met de oproep op God te blijven vertrouwen, dan zal blijken dat die vijand machteloos is. Hij mag daartoe zelfs een teken vragen van de kant van de Heer God (v. 11). Maar Achaz weigert, hoe vroom zijn woorden waarin hij zijn weigering verpakt, ook klinken (v. 12).
Uiteraard is noch de profeet Jesaja noch de Heer, namens wie hij spreekt, blij met Achaz’ weigering. Er komt tóch een teken. Uiteraard niet voor Achaz, maar wel ter aanduiding dat niet een vreemde in Jeruzalem koning wordt. Het teken behelst een ideale koning, met een ideale koningsnaam: Immanu-El (vv. 14-15). In deze naam klinkt het voorzetsel met (in het Hebreeuws: im), dat kenmerkend is voor de betrokkenheid van God (in het Hebreeuws: El) op David en het Davidshuis (zie ook: 2 Sam. 7,9; Ps. 89,22.25). De Immanu-El weet daarom het kwade te verwerpen en het goede te kiezen. Hij eet boter en honing (vers 15), producten die wijzen op de veelvuldig in de bijbel aangeduide overvloed van het beloofde land (Gen. 27,28; Ex. 3,8.17; 13,5; 33,3; Deut. 6,3; 8,8v; 26,9; 27,3; 33,28). Ook wanneer de Immanu-El geboren wordt in Jesaja 8,23b–9,6, is er sprake van vrede door de oogst die vernoemd wordt (v. 2).
De naam Immanu-El behelst evenwel ook een afwijzing van de weigerende Achaz. De naam betekent immers: met óns God. Door de omkering van de gewone woordvolgorde komt de klemtoon te liggen op met wie God wél is en daarmee indirect op met wie God níet is. Wél met ons en níet met Achaz. Over hem weet de profeet Jesaja slechts te melden dat achter de aanstormende vijand, voor wie hij zo ten onrechte bang is, de grote vijand Assur zal komen (vv. 16-17).
Om die reden wordt de nieuwe troonopvolger geboren uit een vrouw die nog niet eerder een kind heeft gebaard, zoals het Hebreeuwse woord ‘alma aangeeft (en in het Nederlands daarom zowel met jonge vrouw als met maagd vertaald zou kunnen worden). De nadruk ligt op het kind dat geboren gaat worden, niet op de moeder. Het kind is een nieuwe, frisse start tegenover de falende koning Achaz. Om die reden wordt hij voorgesteld als een eerstgeborene.
Naast de communicatie tussen de verhaalfiguren Jesaja en Achaz speelt in het verhaal van Jesaja 7,1-17 ook de communicatie tussen de verteller en zijn lezer een belangrijke rol. In vers 1 verklapt de verteller al dat de vijand machteloos zal blijken te zijn: hij was niet eens in staat geweest om tegen Jeruzalem te strijden. Door de afloop reeds aan het begin van het verhaal te vertellen, schotelt de verteller zijn lezer eigenlijk een niet-spannend verhaal voor. Met opzet. Want de verteller onderbreekt in vers 9b zijn verhaal door zijn lezer rechtstreeks aan te spreken en, gelijk de profeet Jesaja Achaz oproept tot Godsvertrouwen, zijn lezer eveneens op te roepen tot Godsvertrouwen: vertrouwen jullie het niet, dan houden jullie het niet.
Door deze oproep krijgt de ‘ons’ in de eigennaam Immanu-El, met-óns-God, een bijzondere lading. Wie deze ‘ons’ zijn laat het verhaal in het midden, maar doordat de verteller de lezer aanspreekt, wordt ook voor deze lezer een toegang tot deze ‘ons’ gecreëerd. De ‘ons’ staat open voor een ieder die wel positief staat tegen Godsvertrouwen.
De nieuwtestamentische lezingen: Romeinen 1,1-7 en Matteüs 1,18-25
De evangelist maakt in zijn kindheidsevangelie in de hoofdstukken 1–2 gebruik van het verhaal van Jesaja 7,1-17. In Matteüs 1,18b-25 wordt de verhaalfiguur Jezus geïntroduceerd met gebruikmaking van de eigennaam Immanu-El (in het Grieks: Emmanuël). In hoofdstuk 2 wordt het Jesajaverhaal nagespeeld met Herodes in de rol van koning Achaz en Jezus, overeenkomstig de verkregen eigennaam in 1,18b-25 en de Davidische geslachtslijst in 1,1-18a, in de rol van Immanu-El. Jezus blijkt daarbij de echte koning te zijn, de echte Davidszoon, Herodes niet.
Deze theologische Davidsidee is van oudsher benadrukt in de jonge geloofsgemeenschap. Paulus noemt Jesus in de opening van zijn Romeinenbrief expliciet als afkomstig uit het geslacht van David. Mede op grond daarvan heeft God hem aangewezen als Zoon van God, heeft God hem opgewekt uit de doden. Doorheen het feit dat God zich in deze Davidsidee uitgesproken heeft, heeft Paulus zich verstaan als eveneens aangesproken door God in Christus Jezus, meer nog, klinkt Gods roepstem tot alle volkeren. De open oproep tot de gemeenschap van Jezus Christus, door Paulus verwoord, verloopt daarbij parallel aan de open communicatieve functie die de Immanu-El heeft in Jesaja 7,1-17.
In de perikoop Matteüs 1,18b-25 speelt evenwel nog meer. In de bijbel wordt de geboorte van een nieuw kind standaard met een trits van de werkwoorden zwanger worden – baren – naam geven aangeduid. Pas bij de naamgeving is de geboorte voltooid. De eerste twee acties worden door de vrouw uitgevoerd, de naamgeving komt aan de man toe. In het geval van Jezus betekent het dat Jozef, al is hij niet de biologische vader, van belang is om de geboorte van Jezus te voltooien door het geven van de naam.
Maar aan het begin van de perikoop meent de rechtvaardige Jozef in stilte van Maria te moeten scheiden, juist omdat hij de biologische vader niet is. Jozef heeft niet ontdekt dat Maria voor het officiële huwelijk zwanger is geworden van een ander (v. 18). In dat geval zou Jozef als rechtvaardige (v. 19), dat wil zeggen als wetsgetrouwe jood, niet in stilte van Maria moeten weggaan, maar haar moeten betichten van overspel (Deut. 22,20v). Doch Jozef heeft niet ontdekt dat Maria zomaar zwanger is, maar dat zij ‘zwanger is uit heilige Geest’. Blijkbaar acht hij zichzelf overbodig in dit werk van de Geest en meent daarom bij Maria weg te moeten gaan, uiteraard in stilte, om Maria niet in de problemen te brengen; het is immers verdraaide lastig om aan de buitenkant te zien van wie een vrouw zwanger is.
Maar God grijpt in, zoals bij een Jozef betaamt met dromen (vergelijk: Gen. 37; 40–41). Daarbij geeft God Jozef expliciet de taak de naam van het kind dat geboren gaat worden, te noemen. Deze naam, Jezus, wordt daarbij parallel gezet aan de eigennaam Immanu-El uit de Jesajaprofetie. Het belang van deze eigennaam wordt door de evangelist onderstreept door de vertaling van de Hebreeuwse naam erbij te geven voor zijn Griekse (in onze vertaling: Nederlandse) lezers: met ons God (met behoud van de oorspronkelijke woordvolgorde waarbij de nadruk op ‘ons’ valt). Daarmee creëert de evangelist eenzelfde spanning naar zijn lezers als de verteller van het verhaal in Jesaja 7,1-17 gedaan heeft naar diens lezers. Met de niet-ingevulde ‘ons’ biedt de evangelist zijn lezer de mogelijkheid zich aan te sluiten bij de Immanu-El Jezus.
Preekvoorbeeld
Jozef de rechtvaardige
Ik wil het graag over Jozef hebben. Op oude schilderijen wordt Jozef vaak afgebeeld als een wat sullige oude man. De kunstenaars hebben daarmee willen uitbeelden dat Jozef echt niet de natuurlijke vader van Jezus kan zijn.
De heilige Geest is over Maria gekomen en heeft haar in verwachting doen raken van God die mens wordt. Jozef staat er bij en kijkt ernaar.
In de bijbel staat niet veel geschreven over Jozef. Als je echter achter de woorden leest, komt er een heel andere Jozef naar voren.
Jozef is een rechtvaardige
Als in de bijbel iemand rechtvaardig wordt genoemd, is het geen sul, maar een krachtfiguur.
- Een rechtvaardige is iemand die vaardig is om ieder mens tot zijn of haar recht te laten komen. Zo wil hij Maria niet in opspraak brengen hoewel hij er vanuit mag gaan dat ze een buitenechtelijke relatie heeft gehad. Hij wil haar toekomst geven ondanks ‘wat zij gedaan heeft’.
- Een rechtvaardige is iemand die goudeerlijk is.
- Het is iemand die zijn ziel niet verkoopt aan de vijand.
- Het is iemand die bereid is zijn leven te geven.
- Om het met bijbelse woorden te zeggen: Jozef leeft en handelt naar het woord van God dat is neergelegd in de 10 geboden, de richtingwijzers voor het leven.
Ik wil niet veel zeggen, maar de groten der aarde zijn rechtvaardige mensen. Ze handelen niet alleen naar het recht naar: waar heb ik recht op, nee, ze kijken naar toekomst.
Wat is het beste voor de toekomst van hem of haar, voor ons als samenleving?
Er bestaat een oud verhaal dat koning David recht moest spreken Er werd een arme man aangeklaagd die een schaap gestolen had van een rijke. De man verdedigde zich met de woorden: ‘Wat moest ik anders. Ik heb een vrouw en zeven kinderen en ik heb geen voedsel en geen geld. Ik was in uiterste nood. Daarom heb ik het gedaan.’
Er staat geschreven dat David de man veroordeelde tot terugbetalen van wat hij gestolen had maar buiten de rechtszaal gaf hij de man geld uit eigen zak om het te kunnen terugbetalen.
Jozef is een rechtvaardige, zo staat er geschreven
We komen hier bij de spiritualiteit van het verhaal.
In een droom wordt aan Jozef toegezegd: wees niet bang. Een engel zegt: Neem Maria bij u, want wat bij haar tot leven is gewekt is van de Heilige Geest. Geef hem de naam Jezus. Hij zal zijn volk redden van de zonde. Jezus betekent ‘Hij die redt’.
In de bijbel is een droom niet zo maar een droom. Nee, een droom heeft te maken met roeping. Het laat je niet los, het is een diepe intense ervaring. Het is een vonk van Gods Heilige Geest die in je hart wordt aangestoken.
De rechtvaardige Jozef krijgt de opdracht om zijn Zoon te behoeden en te beschermen.
Dat is zijn toekomst. De toekomst van zijn volk ligt niet in zíjn hand maar in Gods hand.
Zijn vlucht naar Betlehem en later naar Egypte is niet een vlucht uit lijfsbehoud. Het is een vlucht vanuit een goddelijke opdracht. Niet ik kan het volk redden maar het is God die redt in Jezus’ naam. Van hem is de toekomst, kome wat komt.
Als je nagaat wat hier gebeurt, dan is dat onvoorstelbaar:
- Jozef stapt over zijn eerste woede heen als hij ontdekt dat Maria buiten hem om zwanger is.
- Hij stapt over zijn tweede woede heen door niet in het verzet te gaan tegen onvoorstelbaar onrecht.
- Hij zegt als het ware: uw wil geschiede .. kome wat komt.
Als ik naar mezelf kijk of als ik verhalen hoor of lees van mensen, dan is het een hele kunst om over je eerste woede heen te stappen. Er zijn soms slapeloze nachten nodig om te ontdekken waar je rechtvaardig verlangen ligt, waar je roeping ligt. En soms kom je uit bij een heel oud woord dat zegt: wie één leven redt, redt een hele wereld. Het gaat er om dat je in de ogen van je naaste je zelf ziet.
Jozef de rechtvaardige die in God zijn roeping vindt
Als u nu in deze dagen naar het kerststalletje kijkt, dan hoop ik dat u met andere ogen naar Jozef kijkt.
- Ik hoop dat het rechtvaardigheid en strijdbaarheid in Gods naam oproept.
- Het kijken naar het stalletje krijgt dan niet alleen een ontroerend meditatief karakter.
Het kan ook een appel op ons doen om staande te blijven als er onrecht op ons af komt.
- Gebed en actie horen in dit verhaal bij elkaar zoals Jozef en Maria bij elkaar komen rondom een kind dat wordt genoemd de Redder van de wereld.
Wat een krachtfiguur, die Jozef van Maria.
Literatuur
Helmut Gollwitzer/Pinchas Lapide: Vluchtelingenkind, ISBN 90 259 42776
Archibald van Wieringen, inleiding
Hans Boerkamp, preekvoorbeeld