- Versie
- Downloaden 11
- Bestandsgrootte 211.78 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 november 2024
- Laatst geüpdatet 28 november 2024
3e zondag dhj, C jaar, 26-1-2025
26 januari 2025
Derde zondag door het jaar
Lezingen: Neh. 8,2-4a.5-6.8-10; Ps.19; 1 Kor. 12,12-(14-27)30; Luc. 1,1-4; 4,14-21
Inleiding
Zoals altijd pleit ik er ook dit keer weer voor om de lezing van vandaag uit Nehemia niet in zijn nogal verknipte (en ingekorte) vorm te benaderen, maar de passage (8:1-12) in zijn geheel de kans te geven op u in te laten werken. Dit fenomeen zal zich ten aanzien van de lezingenkeuze voor vandaag opvallend genoeg nog een keer manifesteren.
Het hele volk en de tora
Terwijl Nehemia 1‒7 uitvoerig vertelt hoe ‒ met toestemming van de Perzische koning ‒ de herbouw van Jeruzalem na de Babylonische Ballingschap ter hand wordt genomen, handelt Nehemia 8‒12 over het herstel van het godsdienstig leven. Pas wanneer ook dit weer zijn beslag heeft gekregen, kan de stadsmuur plechtig worden ingewijd (12,27-43). Zo worden de alledaagse werkelijkheid (onder stadhouder Nehemia) en het godsdienstig leven (onder schrijver en priester Ezra) weer onlosmakelijk met elkaar vervlochten.
Het is altijd de moeite waard om in bijbelpassages aandacht te schenken aan het gegeven dat woorden en uitdrukkingen soms worden herhaald. In Nehemia 8,1-12 blijkt dit het geval te zijn met de samenstelling ‘het hele volk’ dat volgens mij niet toevallig precies tien keer voorkomt (8,1.3.53.6.92.11.12), maar in de meeste bijbelvertalingen helaas niet concordant wordt weergegeven. Het gaat in deze passage uit Nehemia om het herstel van het religieuze leven, en dat is uiteraard zaak voor het hele volk. Dat het volk inderdaad een speciale functie krijgt toegedicht blijkt ook heel subtiel uit het gegeven dat het het volk is dat initiatief neemt en aan Ezra vraagt om ‘het boek van de tora van Mozes die JHWH aan Israël had opgelegd’ op te halen. Een veel plechtiger formulering is nauwelijks mogelijk. Niet voor niets valt precies op dit moment in de Hebreeuwse grondtekst (vers 2) ook het religieus sterk geladen woord qahal (cultische gemeenschap), zodat van meet af aan duidelijk is dat het niet om zomaar een bijeenkomst gaat, maar wel degelijk om iets heel fundamenteels.
In oudere commentaren worden soms allerlei ingrepen gedaan, omdat men vond dat zaken niet konden kloppen. Waarom staat Ezra op een verhoging, opent hij het boek, maar doet hij verder niets? Tegenwoordig legt men de verzen 4-8 uit als een scene die vanuit een andere hoek nader op het voorafgaande ingaat. Dit gedeelte fungeert dus als een soort verhelderende terugblik: Ezra toont het boek aan het volk en leest eruit voor (vv. 2-3), wat later wordt ingevuld met de beschrijving dat het volk instemmend reageert en zich diep buigt (vv. 5-6). In kleinere groepen wordt de door Ezra voorgelezen tekst nader toegelicht door dertien met name genoemde Levieten die verder totaal onbekend zijn. Het woord dat in verscheidene bijbelvertalingen met ‘duidelijk’ (v. 8) wordt weergegeven, kan ook ‘in gedeelten’ betekenen, dus dat de tekst perikoopsgewijs wordt uitgelegd. Dat het volk als reactie hierop in tranen uitbarst (vers 9) is geen teken van rouw, maar van het besef hoe men toch heeft kunnen leven zonder zich aan de tora te houden. Nu dat uitdrukkelijk wél aan de orde is, vormt dat reden tot feest, lekker eten en drinken.
De overgang naar Lucas
Wat mag toch de reden zijn dat de evangelielezing vandaag uit twee zulk uiteenlopende passages bestaat? Niet alleen wat de inhoud betreft, maar ook qua stijl. De openingsverzen (Luc. 1,1-4) zijn namelijk gesteld in plechtig Attisch Grieks, de rest van het evangelie in eenvoudig volks Grieks net als de Septuagint. De samenstellers van het Lectionarium vonden het klaarblijkelijk nodig om de beginverzen van het Lucasevangelie op te nemen, omdat vandaag de doorlopende zondagse lezingen (lectio currens) uit dit evangelie beginnen (C-jaar). Maar in feite is vanaf de nachtmis van Kerst dit evangelie al verscheidene malen aan bod gekomen.
Alsof het nog niet genoeg is, zorgt ook de gekozen perikoop over Jezus in de synagoge van Nazaret (4,16-21) voor het nodige ongemak. Ten eerste heeft men het verhaal namelijk vroegtijdig beëindigd en de tweede helft ervan (4,22-30) voor de komende zondag gereserveerd. En ten tweede kun je de vraag stellen waarom Jesaja 61 niet als oudtestamentische lezing is gekozen.
Zie over deze kwestie: P.C. Beentjes, ‘Der Geist des Herrn ist auf mir’. Das Schicksal von Jesaja 61 im römischen Lektionar 1969, in: Voor de achtste Dag. Het Oude Testament in de eredienst, Feestbundel voor J.P. Boendermaker, Kampen 1990, 109-114.
Voor de uitleg van deze Nazaret-perikoop in vogelvlucht: S.J. Noorda, Historia Vitae Magistra, Een beoordeling van de geschiedenis van de uitleg van Lucas 4,16-30 als bijdrage aan de hermeneutische discussie, Amsterdam 1989.
Vergeleken met het evangelie van Matteüs en dat van Marcus heeft de perikoop over het optreden van Jezus in de synagoge van Nazaret bij Lucas zowel een speciale plaats als een speciale betekenis. Terwijl dit verhaal bij de twee andere evangelisten genoteerd wordt, wanneer Jezus al een poos bezig is met zijn activiteiten (Mat. 13,53-56; Mar. 6,1-6), beschrijft Lucas dit optreden als het begin van diens optreden. En doordat Lucas als enige het verhaal vormgeeft met behulp van een uitvoerig citaat uit Jesaja, krijgt deze passage de functie van een programmatisch manifest dat in de rest van het evangelie zal worden toegelicht en uitgewerkt.
Het meest duidelijke moment dat Lucas het citaat uit Jesaja als een soort ‘leeswijzer’ gebruikt is wel in 7,22, wanneer Jezus de leerlingen van Johannes vertelt wat zij aan hun meester die in de gevangenis zit kunnen melden over alles wat Jezus bewerkstelligt. Hier horen we ongeveer het hele Jesaja-citaat terug.
De tekst uit Jesaja 61 die Jezus in de synagoge van Nazaret in de hem aangereikte boekrol ‘vond’ – zo staat het er letterlijk ‒ laat er geen misverstand over bestaan dat het een doelbewuste ingreep van Lucas is. De NBV-weergave ‘Hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat’ zou de suggestie kunnen wekken dat het gaat om de Schrifttekst die voor die bepaalde sabbat is voorgeschreven. Er zijn echter verschillende redenen dat dit laatste niet het geval is.
(1) Lucas laat een gedeelte uit de Jesajatekst weg: ‘om te genezen wier hart gebroken is’. Iets weglaten uit een lezing op sabbat is in de joodse liturgie absoluut niet toegestaan. We hebben hier dus zeker niet te maken met een ooggetuige-verslag zoals nog wel eens wordt beweerd. Lucas laat dit vers weg, omdat hij ‘genezen’ uitsluitend gebruikt met betrekking tot lichamelijke kwalen.
(2) Lucas heeft een vers toegevoegd uit een veel eerder hoofdstuk in Jesaja (58:6) – ‘om onderdrukten hun vrijheid te geven’ ‒ wat ook verboden was; je mocht tijdens het voorlezen niet terugrollen. Lucas blijkt een duidelijke voorliefde te hebben voor het woord afesis (‘vrijlating’, ‘vrijheid’, ‘vergeving’ (1,77; 3,3; 4,18; 24,47); ook in Handelingen (2,38; 5,31; 10,43; 13,38; 26,18).
(3) Waar de Jesaja-tekst luidt: ‘een genadejaar van de Heer af te roepen’, heeft Lucas een ander werkwoord gekozen: ‘om te verkondigen’ (kèrussoo), een werkwoord dat gebruikt wordt in combinatie met ‘het evangelie’ dat Jezus en zijn volgelingen propageren.
(4) De boodschap die Lucas de lezer via Jezus wil laten overbrengen is er een van heil, van genade, van vrijheid en genezing. Daarom is te begrijpen dat de evangelist ook een gedeelte uit het slot van het Jesaja-citaat heeft weggelaten: ‘een dag van wraak voor onze God’.
Op deze manier heeft Lucas een bekende en gerespecteerde tekst uit het boek Jesaja herschreven om het als blauwdruk te kunnen laten functioneren voor het verdere verloop van zowel zijn evangelie als van de Handelingen van de apostelen.
1 Korintiërs 12,12-(14-27)30
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Preekvoorbeeld
Iedere keer als in onze wereld een nieuwe leider aantreedt – of dat nu een politiek, religieus of kerkelijk leider is –, zijn heel veel mensen gespitst op wat de eerste woorden zullen zijn, die zo'n leider zegt.
Op mondiaal niveau kunnen we dat in deze tijd zien, het grote debat, de voorverkiezingen, het aantreden van een nieuwe president, in een grootmacht als Amerika. De hele internationale pers maakt zijn opwachting om de primeur te kunnen leveren en de eerste verklaringen van zo’n kersverse leider te kunnen publiceren.
Ook op nationaal niveau worden we erbij gehouden, een extra-parlementair kabinet, wat zal de regeringsverklaring zijn van de minister-president? Wat gaat de koning zeggen in de troonrede over de grote nationale en internationale problemen? En niet te vergeten op heel het kerkelijk front: bisschoppen die hun beleid bekend maken; richtlijnen voor de toekomst uitzetten, een synodaal proces. En ook dan zitten besturen en parochianen gespitst te luisteren, bestuderen de documenten: zegt deze leider nou echt nieuwe en goeie dingen, of blijft het toch nog vaag, en blijft alles bij het oude...
En lange tijd zijn er nog altijd mensen die erover schrijven, ‘wat zou hij nou bedoeld hebben toen hij zei: de kerk moet een missionaire kerk zijn, weer ruimte creëren zodat jonge mensen een eigen plek kunnen krijgen om op hun eigen manier van deze tijd hun geloven te beleven’; ...of toen hij zei: ‘De toekomst van de kerk zal vooral afhangen van wat mensen aan de basis durven te investeren’. – Heeft hij dat letterlijk bedoeld, of toch niet zo letterlijk...
De evangelielezing uit Lukas begint vandaag ook met zo'n eerste verklaring; een verklaring van Jezus die voor het eerst in het openbaar iets gaat zeggen over wat Hij zou willen en over wat Hij belangrijk vindt. Een beginselverklaring, zou je kunnen zeggen. Iedereen is nieuwsgierig, benieuwd, heeft de oren gespitst: Wat gaat hij zeggen? Wat gaat Hij doen? Gaat er nu echt iets nieuws gebeuren?
En het meest opmerkelijke is dan dat Jezus in feite heel oude, bekende en vertrouwde woorden voorleest; woorden van de profeet Jesaja, die al eeuwenlang bekend waren bij het volk. Woorden die gaan over iemand die erop uit wordt gestuurd, die gegrepen is door de geest, die begeesterd is, bezield; en die een missie heeft om iets te gaan doen aan de situatie in onze wereld. En die missie heeft een heel concrete doelgroep: namelijk degenen die tot dan toe in de wereld aan het kortste eind hebben getrokken, de meest achtergestelden, de kwetsbaren in de samenleving, die tot dan toe kansloos zijn gebleven. Daar moet ie op af: heel concreet naar de armen (die geen cent te makken hebben), de gevangenen (die door de economische nood gedwongen een slavenbestaan hadden moeten aangaan), de blinden (die geen enkel perspectief meer hebben) en de onderdrukten (slachtoffers van machtswellust).
De eerste woorden die Jezus hier bij Lucas spreekt en die hij van toepassing vindt op zichzelf verwoorden concreet de missie die hij heeft en vinden hun oorsprong in de profetie van Jesaja. En dat deze missie van Jezus op de allereerste plaats te maken heeft met de onderkant van de samenleving, met de allerarmsten, de slachtoffers van de maatschappelijke en kerkelijke structuren. Voor die mensen is er een droom: dat zij een menswaardig bestaan zullen krijgen, hun vrijheid weer terug zullen krijgen.
Een prachtige, eeuwenoude droom, zo oud als er ooit profeten geweest zijn en zo vaak gehoord in de synagoge: ‘Ja ooit, ooit zal het er van komen dat mensen waardig leven mogen’. Een droom die dan ook nog eens wordt samengevat in die woorden over dat zogenaamde ‘jubeljaar’, ‘genadejaar van de Heer’. Een jaar dat op de grote verzoendag wordt aangekondigd met luid trompetgeschal. Elke 50 jaar kwam dat terug: en het moest een heilig jaar zijn: slaven moesten worden vrijgelaten, schulden moesten worden vereffend of kwijtgescholden. Een jaar om nou echt heel praktisch te doen wat al zo vaak gedacht, gezegd of verkondigd was. We gaan het doen: herstel van maatschappelijke ongelijkheid en allemaal met een schone lei beginnen... Een prachtig ideaal, een mooie droom... Want een droom bleef het vaak.
Het volk kwam er eigenlijk, in feite niet aan toe.
En dan ineens blijkt dit prachtige programma, dit oude visioen van Jesaja, van een enorme actuele kracht. Als alle oren gespitst zijn, komt het onverwachte, Jezus zegt: ‘Luister! Wat jullie nu allemaal gehoord hebben, ja, dat is vandaag in vervulling gegaan’, of zoals er letterlijk staat ‘is vandaag in jullie oren vervuld’. Horen jullie het? Dat wat je altijd gedroomd hebt over armen en verdrukten, dat gaat vandaag beginnen, ja hoor, hier en nu! Ik, wij - we gaan nu dóen wat we altijd gedroomd hebben, we gaan aan het werk!!! Nou geen uitvluchten meer, doen!! Knoop het in je oren! Letterlijk: de armsten krijgen nieuwe kansen, de gevangenen van het economisch systeem worden echt vrij gemaakt, kijk maar, ’t gaat gebeuren: gewoon heel letterlijk en concreet. Hier gaat evangelie beginnen, goed nieuws, blijde boodschap. En daarmee wordt de toon gezet voor de rest van het Lukasevangelie.
En dan kan het niet uitblijven en komen in het vervolg van het evangelie de reacties los. Verbazing en bewondering slaan weldra om in twijfel en zelfs haat (‘ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad’) ‘wat denkt die man wel, zoon van Jozef, we laten ons toch zeker door hem niet de les lezen!’ Maar Jezus kan niet zwijgen; spreekt duidelijke taal, zelfs op gevaar voor eigen leven. Maar Jezus laat zich er niet door van de wijs brengen...Hij trekt verder- zoals zal blijken: want de gang van dit goede nieuws is niet te stoppen, door niets en niemand niet!
Jezus voelt zich letterlijk geroepen: om iets te doen, om door het vuur te gaan voor de armsten, de kanslozen. Voor hen wil Hij zelf hoop, toekomst zijn, evangelie.
En aan mij, aan ons luidt gelijkelijk de vraag: hoe ga ik, hoe gaan wij om met de armsten, de geringsten, de kanslozen in onze samenleving? Zijn zij de sluitpost op de komende begroting? Of zeggen we heel eerlijk: nee, om hén gaat het, voor hen hebben we alles over? Heel letterlijk, heel concreet...
En als je ooit in deze wereld mensen tegenkomt die durven opkomen voor hen die dat zelf niet meer kunnen, die voor hen door het vuur durven gaan, de afgrond durven trotseren, als je ooit zo iets letterlijks ziet gebeuren, weet dan dat het evangelie daar echt begonnen is. Weet dan dat op die manier letterlijk en tastbaar hier en nu woorden in vervulling gaan, waar al eeuwenlang mensen van gedroomd hebben, dat daar Gods droom van een koninkrijk van gerechtigheid echt werkelijkheid wordt.
inleiding prof. dr. P.C. Beentjes
preekvoorbeeld Hans Lucassen