- Versie
- Downloaden 45
- Bestandsgrootte 112.38 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 december 2022
- Laatst geüpdatet 2 december 2022
3e zondag dhj, A jaar, 22-1-2023
22 januari 2023
Derde zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 8,23b-9,3; Ps. 27; 1 Kor. 1,10-13.17; Mat. 4,12-(17)23 (A-jaar)
Inleiding
Het publieke optreden van Jezus begint in het evangelie vorm te krijgen. Matteüs zet het groots in. Met een tekst uit de profeet Jesaja noemt hij dit het ogenblik waarop er licht opgaat over het volk dat in duisternis zit. We zullen eerst het evangelie bekijken en daarna aandacht schenken aan de eerste lezing die voor een groot deel in het evangelie geciteerd wordt.
Matteüs 4,12-23
Matteüs begint in 4,12 een nieuwe sectie van zijn evangelie. Deze volgt onmiddellijk op de doop van Jezus door Johannes en zijn beproeving door de duivel (Mat. 3,13–4,11). Er is een tijdsprong in het verhaal, die door Matteüs niet wordt toegelicht. De tijd wordt aangegeven met het bericht van de overlevering van Johannes. Pas in Matteüs 14,1-12 wordt de onthoofding van de Doper beschreven. Jezus is kennelijk nog in (de woestijn van) Judea gebleven, waar de beproevingen plaatsvonden. Hij neemt nu de wijk naar Galilea. Als Johannes gearresteerd wordt is het ook voor Jezus waarschijnlijk niet veilig meer. Jezus vestigt zich niet in de stad van zijn jeugd – Nazaret – maar gaat naar Kafarnaüm, een vissersstadje aan het meer van Galilea. Als inleiding op het Jesajacitaat vermeldt Matteüs, dat dit het gebied van de stammen Zebulon en Naftali is. Het citaat is een zogenoemd ‘vervullingscitaat’, dat wil zeggen dat het optreden van Jezus in lijn is met de Schriften.
In het citaat wordt beschreven dat het volk (in Galilea) zich in een situatie van duisternis en zelfs doodse duisternis bevindt. Maar nu heeft het een groot licht aanschouwd en is een licht over het volk opgegaan. Matteüs ziet dit in het optreden van Jezus in vervulling gaan. In Jezus, de Messias, brengt God licht in het duister voor het volk. En met ‘volk’ wordt doorgaans Israël bedoeld. Galilea wordt hier omschreven als het Galilea van de heidenen. Daarmee klinkt al door dat Jezus ook het heil voor de heidenen brengt. Voor de Joodse lezers van Matteüs en ongetwijfeld ook voor vele kerkelijke lezers nu klinkt ook het vervolg van het Jesajacitaat door: Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst (Jes. 9,5). Het is de eerste lezing van kerstavond waarin de geboorte van de Messias doorklinkt.
Op het citaat volgt een sleutelvers waarmee het publiek optreden van Jezus begint. Hij begint te prediken en daarbij is zijn kernboodschap: Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij (Mat. 4,17). Daarmee herhaalt Jezus letterlijk de boodschap van Johannes de Doper in Matteüs 3,2. Wat deze boodschap inhoudt zal zich nu verder ontvouwen in het evangelie. Kort hierna begint Jezus met zijn Bergrede. Het Rijk der hemelen is het doorbreken van Gods heerschappij in ons leven. Het is dus een activiteit van God, die echter pas kan plaatsvinden of doorbreken als mensen zich daartoe positief willen verhouden. De bekering is nodig om het Rijk te kunnen ontvangen.
Het laatste stuk van het evangelie is facultatief voor deze zondag daarin zien we hoe Jezus zijn zendingswerk begint te structureren door het aanstellen van medehelpers in zijn opdracht. Jezus roept Simon Petrus en zijn broer Andreas om Hem te volgen. Van gewone vissers moeten ze mensenvissers worden. Duidelijk is dat het hier gaat om mensen mee te nemen in de bekering voor het rijk Gods.
Vervolgens roept Jezus nog twee broers, Jakobus en Johannes, evenals de eersten zijn zij ook visser van beroep. En ook zij geven onmiddellijk gehoor aan de roepstem van Jezus en volgen Hem. Het volgen is letterlijk, maar vooral ook figuurlijk: meedoen aan zijn verkondigingsopdracht.
In vers 23 vat Matteüs de activiteit van Jezus samen en voegt eraan toe dat het niet alleen om de verkondiging van de Blijde Boodschap van het Koninkrijk gaat, maar ook om daden waarin het Koninkrijk zich toont: het genezen van alle (!) ziekten en kwalen onder het volk.
Jesaja 8,23b-9,3
Matteüs ontleent het citaat in 4,15v aan een gedeelte uit Jesaja 8,23–9,6 waarin de nieuwe David en zijn rijk worden geschilderd. Het gaat over de aankondiging van een nieuwe koningszoon met ontegenzeggelijk messiaanse trekken. De hele perikoop is de eerste lezing van de Kerstnachtmis. Nu wordt alleen de eerste helft gelezen. Het noorden van Israël verkeert in grote nood. Concreet genoemd worden Zebulon, Naftali, de Zeeweg en het Jordaangebied. Het is te situeren als noordoost Galilea. De nood is veroorzaakt door de veldtocht van de Assyrische koning Tiglat-Pileser iii in 732. De bevolking die hevig heeft geleden onder de veldtocht wordt redding in het vooruitzicht gesteld. Deze redding wordt omschreven als een groot licht dat opgaat. Over het duister van hun ellende zal de zon weer opgaan en het duister verdrijven. Matteüs gaat met zijn citaat niet verder, maar ook het vervolg van Jesaja klinkt door in het evangelie. Jesaja beschrijft de grote vreugde die dit heil te weeg brengt. Het is als de vreugde bij de oogst. Maar ook als vreugde bij het verdelen van de buit. Een nogal cru beeld voor het volk dat onder plunderingen geleden heeft… God zelf is het die de vreugde bewerkstelligd heeft. Hij heeft het juk, de stang en de stok stukgebroken. God laat zich kennen als een bevrijdende God.
In de lezing ontbreekt de climax: de geboorte van de koningszoon in vers 5 en verder.
1 Korintiërs 1,10-13.17
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Preekvoorbeeld
De evangelielezing van vandaag maakt ons getuige van het moment waarop Jezus zijn zending accepteert en zijn missie begint uit te voeren: zijn eerste openbare optreden en ‘coming out’. Matteüs laat dit in een heel doordachte compositie gebeuren. Om daarop zicht te krijgen, nemen we door wat vooraf is gegaan aan deze passage, om het gewicht te proeven van dit ‘moment’ van vandaag.
Zo bouwt Matteüs het verhaal op. In het eerste hoofdstuk geeft Matteüs een lange lijst van namen: beginnend bij Abraham, via David, tot aan Jezus – de herkomst van Jezus in de ‘aardse lijn’ – maar er lichten natuurlijk al allemaal momenten op van ‘God onderweg met mensen’ voor wie deze namen kent. Ook in hoofdstuk 1 worden de dromen van Jozef, die aan de geboorte van Jezus voorafgaan, verhaald.
Tweede hoofdstuk: het bezoek van de drie wijzen aan Herodes en aan de pasgeboren Jezus, de vlucht van Maria en Jozef met het kind naar Egypte, de razernij van Herodes die alle jongetjes tot twee jaar laat vermoorden en, nadat Herodes gestorven is, de terugkeer van Jezus met zijn ouders naar Nazaret.
Hoofdstuk 3 De prediking van Johannes de Doper: Bekeert u, want het rijk der hemelen is nabij. Velen uit het volk, ook Farizeeën en Sadduceeën, komen om het doopsel, verder de wondervolle gebeurtenis van de doop van Jezus met de stem uit de hemel: ‘Deze is het, mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde’.
Dan het begin van hoofdstuk 4: Jezus trekt zich terug in de woestijn en maakt de bekoringen van de duivel door – waarop dan direct onze lezing aansluit met de zin: ‘Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangen genomen was week hij uit naar Galilea.’ Mogelijk omdat het daar – weg van Judea en het centrum Jeruzalem, rustiger en veiliger was, maar ook ‘opdat in vervulling zou gaan wat de profeet zei’. En van dat moment af start Jezus zijn prediking en kiest hij zijn gezellen. Met dit relaas heeft Matteüs in de ouverture van zijn evangelie het kader van tijd en plaats waarin ‘het’ gaat gebeuren voltooid en vervolgt hij in het vijfde hoofdstuk met de Bergrede waarin Jezus zelf onderwijzend aan het woord komt – de hele inhoud van zijn levensleer, zijn aanwijzingen voor liefde en gerechtigheid, het vanuit God gevoede en gedragen bestaan: het ontvouwen van het koninkrijk van God.
De boodschap en oproep die Jezus brengt, in één zin samengevat, luidt ook in de lezing van vandaag: ‘Bekeert u, want het rijk der hemelen is nabij’. Het is letterlijk dezelfde boodschap die ook de Doper al bracht. Voor Matteüs staat Jezus in een lange traditie van Licht en redding en in wat hij nu begint te vertellen breekt de volle glorie van Jezus door. Matteüs hamerde daar ook op door in de vier beginhoofdstukken tot tien maal toe profetenwoorden aan te halen uit het eerste testament, zoals vandaag de passage uit Jesaja waar het volk dat in het duister leeft Licht gaat zien, richting en redding krijgt. Met woorden als ‘opdat in vervulling zou gaan’ en ‘zo staat geschreven’ proclameert Matteüs dat in deze Jezus definitief en op onnavolgbare wijze de niet tegen te houden boodschap van het koninkrijk van God aan het licht komt– de Blijde Boodschap van de goedheid en liefde van God waarin ieder mens heel wordt, leven vindt en zich geborgen mag weten.
Met wat Matteüs geschetst heeft, staat nu alles klaar en op scherp om de inhoud van de weg van Jezus op de juiste manier te presenteren. Hij heeft het kader aangereikt waarin ook wij de komende weken in gedeelten de Bergrede zullen horen en overdenken, om die ook weer tot ons te nemen en te weten dat Jezus het unieke Woord van God brengt en het zelf ís.
En dan nog net in de laatste passage voordat de lessen beginnen en ons de toegang tot het heil, het goede leven, het koninkrijk van God wordt geboden, klinkt nog de oproep en belofte van Jezus aan een paar mensen die hij bij toeval tegen lijkt te komen daar aan de oever van een meer: een aantal vissers, ‘Kom, volg mij – ik zal je vissers van mensen maken’. Een oproep en een belofte die Matteüs door Simon, die Petrus wordt genoemd, en Andreas, Jakobus en Johannes heen, richt tot alle hoorders, tot allen die uitzien naar licht, verlangen naar vrijheid, snakken naar lucht en naar leven – ook dus aan ons.
Kom, visser, ik zal je omvormen tot visser van mensen. Maar dus ook: kom bakker, ik zal je omvormen tot bakker van mensen, en herder, tot herder van mensen, dokter, tot dokter van mensen, bouwer, tot bouwer van mensen, bestuurder en politicus van mensen, ict-er en beleidsmedewerker van mensen, fietsenmaker van mensen, gepensioneerde van mensen, moeder van mensen, juf en meester van mensen.
Jezus roept en belooft dat hij jou, ieder van ons, wie je bent, met je gaven, ervaring en kwaliteiten, om zal vormen wanneer je met hem meekomt op de weg van goedheid en liefde, Gods rijk. Hij zal je nieuw maken.
En wie en wat je bent zal gericht komen te staan en worden ingebed in de verbondenheid met God en met mensen. En met de vaardigheden die je hebt en met de gereedschappen die je hanteert, wat het ook is, een net, hamer, je computer, je pen of fototoestel, je verhalen, je liefhebberij en je verzamelingen, de liederen die je zingt, met alles bouw je mee aan het nabij komen van het Rijk van God – waar betrokkenheid op elkaar, waar zorg en liefde en ieders geluk centraal staat. Ieders talent en kunde is daar gewenst en nodig, ieders kracht, hoe groot of klein ook, ieders inzet, is daar goud waard. In de verbondenheid en eenheid waar Paulus ook de gemeente van Korinte toe oproept. Jij bent er nodig, jij kan niet worden gemist.
Een grote uitnodiging, een bijzondere uitdaging – om alles, wie je bent en wat je doet, in dat licht te gaan zien en te gaan zetten. En loskomen van je reserves, van je terughoudendheid naar anderen, naar God, je angst misschien ook wel.
Wat minder ‘ik’ – wat meer wij, en ruimte in je centrum, je hart.
Een indringende oproep en uitnodiging – het gaat om onze kern, jouw kern, om ‘leven’.
De leerlingen in het evangelie gaven direct gehoor – onmiddellijk – maar daar zijn het ook de leerlingen voor en worden hun namen ons tot vandaag doorgegeven om ze te herinneren en te eren voor hun durf en vastberadenheid. Ietsje rustiger aan mag ook – laat het even binnenkomen. De uitnodiging staat, Gods hand blijft naar je reiken… als je wil en kan… kom en word een nieuwe mens.
inleiding drs. Marc Brinkhuis
preekvoorbeeld Gérard Martens