- Versie
- Downloaden 107
- Bestandsgrootte 113.26 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 oktober 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
12 december 2021
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Sef. 3,14-18a; Jes. 12,2-6; Fil. 4,4-7; Luc. 3,10-18 (C-jaar)
Inleiding
De derde zondag van de Advent heet vanouds Gaudete, verheugt u. De naam is afgeleid van een karakteristiek zinnetje uit de epistellezing van vandaag, de brief van Paulus aan de Filippenzen, dat in de introïtus van deze zondag klonk: Gaudete in Domine semper, iterum dico: gaudete, laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd’ (NBV). Sinds de hervorming van het leesrooster na Vaticanum II is aan de liturgie als oudtestamentische lezing Sefanja 3,14-18a toegevoegd, waarin de profeet in dezelfde lijn als Paulus breed uiting geeft aan zijn vreugde:
Jubel, vrouwe Sion,
zing van vreugde, Israël,
juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem!
De keuze van deze teksten voor de derde zondag van de Advent heeft natuurlijk te maken met de steeds dichterbij komende viering van de geboorte van Jezus. De tekst uit Jesaja 12, die vandaag als antwoordpsalm fungeert, staat in dezelfde lijn. De tijd van uitzien en van voorbereiding duurt nog maar kort!
Sefanja 3,14-18a
Wanneer we naar de bredere context kijken van de lezing uit Sefanja, dan valt op dat een groot deel van het boek helemaal niet die jubeltoon heeft. Eigenlijk was Sefanja binnen de liturgie zelfs vooral bekend om het thema van de Dag van de Heer, de dag van toorn, waarin God alles van de aardbodem zou wegvagen (zie 1,2.14-18). De beroemde middeleeuwse hymne Dies Irae, vroeger gebruikt in de requiemmissen, is waarschijnlijk geïnspireerd op deze verzen. Het lijkt erop dat de profeet Sefanja in zijn korte geschrift heel verschillende registers bespeelt. Hoe zit dat precies?
Sefanja was profeet in de begindagen van het koningschap van Josia. Josia is een belangrijke vorst geweest in de geschiedenis van Juda. Zijn grootvader Manasse had tientallen jaren op schandelijke wijze geregeerd, diens opvolger Amon was maar heel kort koning geweest, en op Josia rustte de taak om een land dat verziekt was van ongerechtigheid weer enigszins in een goed spoor te leiden. Hij heeft daarbij in Sefanja een medestander gehad.
Sefanja was waarschijnlijk zoon van een Ethiopiër, zoon van Kusi (1,1), wat duidt op een afkomst uit het land Koesj, Ethiopië. Hij was dus een zwarte man – in de zin van Black lives matter – ook in die tijd beschouwd als van een minderwaardig ras. Het is niet voor niets dat van Sefanja niet alleen de vader, maar ook de grootvader, overgrootvader en zelfs betovergrootvader genoemd worden. Dat gebeurt met geen enkele andere profeet! Allen hebben zeer vrome namen, wat waarschijnlijk moet benadrukken dat Sefanja van zeer goede afkomst is, ondanks (?!) zijn zwarte achtergrond.
Hoe het ook zij, de waarschijnlijk niet geheel onomstreden positie van Sefanja moet hem een speciale gevoeligheid gegeven hebben voor wat recht is en wat onrecht. Hij fulmineert tegen het onrecht dat er heerst in het land en is ervan overtuigd dat God niets liever wil dan hier een einde aan maken. Dat uit hij in de bekende en beruchte teksten die geïnspireerd hebben tot de hymne Dies Irae. Maar misschien is een andere gevoeligheid van Sefanja nog belangrijker: hij beseft dat de verandering die we nodig hebben zal komen van de armen, waarschijnlijk meer dan van rijken die zich bekeerd hebben. Jeruzalem, nu nog vol met gewelddadige en verwende rijken (3,1-5), zal straks bevolkt worden door arme en nederige mensen, die Gods naam hooghouden, die recht doen en geen leugens spreken (3,12-13). Al eerder, in 2,3, had hij zich speciaal gericht tot de nederigen (anawim) van het land die leven naar de geboden van de ene als degenen die in staat zijn om niet alleen de gerechtigheid, maar ook de nederigheid, de bescheidenheid na te streven.
Dit is mysterieus. Het zijn de armen die begrijpen wat Gods heil is. Sefanja heeft dat al beseft, en het is wat straks de arme herders van Betlehem opnieuw laten zien wanneer zij als eersten de pasgeboren Verlosser herkennen en bezoeken. Het doet Sefanja in de jubelzang uitbarsten die we vandaag lezen. Het is een ware voorproef van de vreugde die uit het kerstverhaal van Lucas 2 spreekt. Gaudete!
Filippenzen 4,4-7
De tekst van de lezing is maar kort, eigenlijk niets meer dan de woorden van de oude introïtus. De bedoeling van de epistellezing is dat het Gaudete ook nu nog in de viering van de derde zondag van de Advent klinkt. In zijn brief verbindt Paulus deze woorden van vreugde echter betekenisvol met een aansporing tot rechtvaardig en deugdzaam handelen (in de vervolgverzen 8-9). Hier zien we dezelfde verbinding als in de profetie van Sefanja. Ons verlangen naar recht en gerechtigheid wordt beantwoord en dat is reden tot grote vreugde. En moge die vreugde dan weer leiden tot rechtvaardig en deugdzaam handelen.
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95
Lucas 3,10-18
Johannes de Doper was in de dagen voorafgaand aan het optreden van Jezus de grote verkondiger van het komende messiaanse heil. De evangelies zijn zo gecomponeerd dat Johannes de directe wegbereider van Jezus wordt. Dit maakt de lezing van vandaag ook logisch en natuurlijk in de adventstijd.
Als je de versie van Lucas over het optreden van Johannes de Doper vergelijkt met die van de andere evangelisten, vallen enkele verschillen op.
Allereerst schetst Lucas de politieke context van het moment. In 3,1 beschrijft hij nauwkeurig wie toen de heersers waren, zoals hij dat ook al eerder gedaan heeft bij het begin van het verhaal van de geboorte van Jezus (2,1). Er staan met Jezus dingen te gebeuren die ook de grote politiek niet onverlet zullen laten. De politieke en sociaaleconomische situatie van Palestina onder de Romeinse bezetting in de eerste decennia van de eerste eeuw was nijpend en van tijd tot tijd explosief.
Het valt ook op dat Lucas’ citaat uit Jesaja 40 (in 3,4-6) veel langer is dan bij de andere synoptici. Het gaat niet alleen over het rechtmaken van de paden van de Heer, maar ook over het dichten van iedere kloof, het slechten van elke berg en heuvel, het rechtmaken van kromme wegen en het effenen van hobbelige wegen. Dit metaforische woordgebruik wijst overduidelijk op het herstellen van het vele onrecht dat heerste in het land en in de toenmalige wereld. Het thema van de onrechtmatige kloof tussen arm en rijk is in het hele evangelie van Lucas nadrukkelijk aanwezig.
Een derde belangrijk verschil met de overige evangelies is het eerste gedeelte van de lezing van vandaag, de verzen 10 tot 14. Die komen alleen bij Lucas voor. Hier spreekt Johannes heel concreet over de bekering waartoe hij de mensen oproept. Voor iedereen heeft hij aanwijzingen: allereerst voor ‘de scharen (ochloi)’, het woord dat in de evangelies zo vaak gebruikt wordt om de grote groepen mensen aan te geven die toenadering tot Jezus of, zoals hier, tot Johannes zoeken. Wat ze moeten doen is simpelweg delen wat ze hebben met wie niets heeft. Daarnaast komen ook tollenaars en soldaten vragen wat ze moeten doen. Deze twee groepen behoren tot de onderdrukkers en collaborateurs. Het is verrassend en hoopvol dat ook uit deze kringen mensen zoeken naar verandering. Johannes’ aanwijzingen zijn helder en haalbaar: geen misbruik maken van je machtspositie, niet afpersen en je niet laten omkopen.
Met deze morele richtlijnen sluit Johannes de Doper, als wegbereider van de komende Messias, aan bij de profetische traditie. Lucas heeft Deutero-Jesaja al aangehaald, en dankzij de oudtestamentische lezing uit Sefanja van vandaag kunnen we ook verband leggen met diens programma. God heeft een wereld voor ogen waarin recht en gerechtigheid heersen. Iedereen kan zich daar concreet voor inzetten, waarbij de sleutelwoorden zijn: eerlijk delen, geen misbruik maken en bescheidenheid. In vers 18, het laatste vers van de lezing van vandaag, maakt Lucas nog eens een toespeling op wat het goede nieuws (evangelie) kan betekenen: ‘Op deze en op andere wijze spoorde hij de mensen aan en verkondigde hij hun het goede nieuws'. Het evangelie omvat dus meer dan hier in enkele woorden, zelfs in de bijbellezingen van vandaag gezegd kan worden, maar het behelst in elk geval deze concrete aansporing tot bekering en tot een andere manier van samenleven.
Preekvoorbeeld
Deze derde zondag van de Advent heet vanouds ‘Zondag Gaudete – Verheugt u’. Het is opgewekte taal en dat doet goed. ‘Verheugt u!’, Paulus bedoelt het niet als een gebod, ook al gebruikt hij de gebiedende wijs. Het is eerder een uitroep. Blijheid op commando lukt niet. Ze komt op vanuit je binnenste.
Maar ‘te allen tijde’ blij zijn, is dat niet teveel van het goede? Father Brown zegt in een detectiveverhaal van Chesterton dat hij niet houdt van mensen met een permanente glimlach. Trouwens, Paulus was zelf ook niet altijd blij. Wanneer hij ziet dat zijn volksgenoten Jezus verwerpen ‘is er in mijn hart’, zo schrijft hij, ‘grote droefheid en een pijn die niet ophoudt’ (Rom. 9,2). Dus wil Paulus niet zeggen dat we altijd een feestmuts op moeten hebben. Allerlei stormen kunnen het zeeoppervlak in beroering brengen, maar het gaat Paulus om de onderstroom, een onverwoestbare blijheid, zoals de psalmist zegt: ‘Er is vreugde bij allen die schuilen bij U, eeuwige jubel omdat U hen beschermt’ (Ps. 5,12). Een gelovige mag natuurlijk blij zijn vanwege dit of dat, maar dat is niet het soort blijheid dat Paulus bedoelt. Het gaat hem om de ‘vreugde in de heer’. ‘Verheug u altijd in de heer, nog eens: verheug u’, want ‘de heer is nabij’. Hij denkt daarbij niet aan Jezus die geboren wordt in Betlehem, maar aan de Christus die elke dag bij je is, omdat Hij leeft in je hart, aan de Christus die zal komen om het goede werk te voltooien op die ene Grote Dag die Paulus ‘de dag van Jezus Christus’ noemt (Fil 1,6).
De Dag des heren, dat is taal van de profeten. Hun woorden zijn prikkelend, maar ze maken je niet altijd vrolijk. De Dag des heren is de dag van het oordeel, het uur van de waarheid. Maar vandaag zegt de profeet Sefanja dat de Dag van God ons geen angst hoeft aan te jagen: ‘Verheug u en wees blij… met heel uw hart! Het vonnis dat op u drukte werd door de heer vernietigd…De heer, de Koning van Israël blijft bij u. Nu hoeft u geen onheil meer te vrezen.’
Sefanja gaat zelfs nog een stap verder. De profeten en de psalmen hebben het soms over een verontwaardigde en woedende God, alsof God weinig plezier beleeft aan zijn mensen. Maar Sefanja zegt dat niet alleen wij blij mogen zijn om God, maar dat God ook blij is om ons: ‘Uitermate verheugt God zich om u, door zijn liefde maakt Hij u nieuw; Hij jubelt om u van vreugde.’ Hier ziet God niet neerbuigend of verontwaardigd op ons neer, maar hier is God blij met zijn volk, zoals Jesaja het in een prachtig beeld verwoordt: ‘Zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God blij zijn met u (62,5).
Natuurlijk, geloven wil zeggen dat je wacht op een teken van liefde van God, maar je vergeet gemakkelijk dat God ook wacht op een teken van liefde van jou, waardoor Hij geraakt wordt en dat hem blij maakt, om jou. Je kunt het vergelijken met de groei van een kinderlijk geloof naar een volwassen geloof. Toen je klein was, was je kwetsbaar en wachtte je vooral op een teken van aandacht en liefde van je vader en moeder, maar als je groter wordt, merk je dat ook je ouders kwetsbaar zijn en wachten op een teken van genegenheid van jouw kant. Als je die ervaring vertaalt naar je relatie met God, verandert je geloofshouding.
God is blij met ons, ondanks alles. Dat klinkt geruststellend, maar de Doper geeft ons de volle laag. Ook hij heeft het over de Dag van de heer, maar zijn woorden klinken eerder onheilspellend: ‘Wie heeft jullie wijsgemaakt dat je veilig bent voor de Dag van God, de dag van het komende oordeel? De bijl ligt aan de wortel van de boom, de tijd van de grote schoonmaak is aangebroken, het graan wordt bijeengebracht en het kaf verbrand.’ Je schrikt van die woorden en je vraagt ontdaan wat je moet doen om de dans te ontspringen. Daar weet Johannes wel raad mee: delen wat je hebt met wie niets heeft en stoppen met fraude en machtsmisbruik.
‘Zo verkondigde Johannes de Blijde Boodschap’, zegt Lucas, maar zo blij klinkt die boodschap van Johannes ook weer niet. Loslaten, delen wat je hebt en de rechte weg bewandelen, kost immers pijn en moeite. Toch laten veel mensen zien dat je van loslaten en delen niet treurig wordt, maar blij, niet armer, maar rijker. Abbé Pierre, stichter van de Emmaüsbeweging, deed wat Johannes zegt: ‘Laat wie twee stel kleren heeft, delen met wie niets heeft, en wie genoeg te eten heeft, laat hij hetzelfde doen.’ Hij was constant in de weer voor daklozen en zwervers. Het eerste sociale woonblok dat hij van de grond kreeg, noemde hij Cité de la Joie – ‘Stad van de Blijdschap’, omdat mensen er nieuw perspectief in hun leven ontdekten. Abbé Pierre zei ‘Je hart is blij, wanneer je zeker weet dat het leven geen doodlopende weg is.’ Het heeft alles te maken met de boodschap van Jezus. Hij zei dat het geluk van het koninkrijk is weggelegd voor de armen en dat je het leven vindt, wanneer je het durft los te laten. Met die instelling bereiden we ons voor op zijn komen, zijn komen in Betlehem, zijn komen in ons hart, en zijn komen op de Grote Dag, wanneer Hij het goede werk zal voltooien.
inleiding drs. Marc van der Post
preekvoorbeeld dr. Jan Hulshof SM