- Versie
- Downloaden 65
- Bestandsgrootte 295.70 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 27 januari 2021
15 april 2018
Derde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 3,13-15.17-19; Ps. 4; 1 Joh. 2,1-5a; Luc. 24,35-48 (B-jaar)
Inleiding
Hemelse Vader,
met eerbied noemen wij uw Naam.
Altijd zijt Gij met ons op weg,
en dichter dan wij durven dromen,
zijt Gij bij ons
wanneer uw Zoon ons samenbrengt
rond deze tafel
waar wij uw liefde vieren met brood en beker wijn.
Zoals eens op weg naar Emmaüs
ontsluit Hij nu voor ons de Schrift
en herkennen wij Hem bij het breken van het brood.
(Eucharistisch gebed XII A)
Handelingen 3,1-26 – Het evangelie van de Geest
In deze perikoop neemt de naam van Jezus een centrale plaats in. De genezing van een verlamde in de naam van Jezus brengt heel wat te weeg.
Op een dag gaan Petrus en Johannes zoals gewoonlijk (2,46) op de gebedstijd waarop het Achttiengebed gebeden wordt, naar de tempel in Jeruzalem
Genees ons, Barmhartige, dan zijn wij genezen,
bevrijd ons, dan zijn wij bevrijd,
want Gij zijt onze lof.
En breng volledige genezing
voor al onze slagen,
want God, Koning, een geneesheer,
trouw en barmhartig zijt Gij,
Gezegend zijt Gij, Barmhartige,
die de zieken van zijn volk Israël geneest
(Achtste zegenbede)
Bij de Schone Poort wordt daar elke dag een verlamde man neergelegd om te bedelen bij de bezoekers van de tempel. De verlamde smeekt Petrus en Johannes om een aalmoes. Maar die hebben zij niet, terwijl bidden, offeren en gerechtigheid doen (aalmoes geven) toch bij elkaar horen.
Wat Petrus wel heeft, geeft hij aan de verlamde; ‘In naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop!’ Petrus helpt de verlamde man een handje, met een sprong gaat hij staan en gaat springend en God prijzend met hen de tempel binnen. In de naam van Jezus Christus gaat de zegenbede van het Achttiengebed in vervulling (3,1-10).
Een rabbi, die gevraagd wordt een verhaal te vertellen, begint zo:
Een verhaal moet je zo vertellen dat het verhaal zélf de redding bewerkt. En daarom vertel ik dit
verhaal: Mijn grootvader, een van de leerlingen van de Baäl Sjem Tov, was lam aan één been.
Eens vertelde hij vol lof wat een schitterende dansen de Baäl Sjem Tov dansen kon. Om zijn toehoorders
werkelijk te laten zien hoe de Baäl Sjem Tov tijdens het bidden danste en sprong, sprong hij zelf op uit zijn stoel en zijn been bleek genezen. En de rabbi besluit: Zo moet een verhaal worden verteld!
De tempelbezoekers zijn verbaasd, wanneer zij de verlamde zien lopen en springen en horen dat hij God zegent en prijst. Voor een verklaring klampt de bedelaar zich aan Petrus en Johannes vast (3,11).
Voor Petrus is dit een goede aanleiding om een toespraak te houden tot de Israëlieten. De bedelaar kan niet lopen dankzij de kracht en vroomheid van ons, Petrus en Johannes, maar dankzij ‘de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob’ (3,13; Ex. 3,6).
Tegenover zijn volksgenoten neemt Petrus geen blad voor de mond: Jullie hebben Jezus uitgeleverd en de Heilige en Rechtvaardige verstoten – zelfs toen de Romein Pilatus bereid was om hem vrij te laten – en ‘hem die de weg naar het leven wijst’ gedood! Maar de God van onze voorouders heeft aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer bewezen en uit de dood doen opstaan. Daarvan getuigen wij! Door de naam van Jezus en door het geloof in zijn naam dat Jezus schenkt, is de verlamde gezond gemaakt en kan hij weer lopen (3,11-16).
In het vervolg van zijn toespraak bindt Petrus wat in en wordt hij milder: ‘Broeders en zusters, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw leiders. Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat hij bij monde van alle profeten had aangekondigd: dat zijn Messias zou lijden en sterven’ (3,17v; vgl. Luc. 24,25vv.44-47).
Petrus doet een beroep op zijn broeders en zusters om zich om te keren en terug te keren tot God, dan zullen hun zonden vergeven worden en zal er een tijd van rust aanbreken (3,19).
Vanaf nu kunnen zij niet meer onwetend zijn over Jezus Messias, want Mozes, Samuël en alle profeten hebben over zijn wederkomst gesproken, en zij zijn toch erfgenamen van de profeten! Jezus is door God in de hemel opgenomen, maar op Gods tijd zal de Messias terugkeren ‘als een profeet zoals Mozes’, een tijd waarin alles hersteld zal worden. In zijn Pinksterpreek vergelijkt Petrus de verrezen Heer met aartsvader David (2,14-40), hier met de profeet Mozes.
Door metterdaad te luisteren naar de profeet Jezus, zullen zij een gezegend leven kunnen leiden en zal het liefdesverbond van God met Abraham en Sara opnieuw gerealiseerd worden: in jullie nageslacht zullen alle volken op onze zuster moeder aarde gezegend worden (Gen.12,1-3; 3,20-26).
Zie: TvV 78,2 (2006)
Evangelielezing: Lucas 24,35-49
Op de eerste dag van de week verkondigen twee mannen in stralende gewaden aan de vrouwen die vroeg in de morgen naar het graf zijn gegaan, dat Jezus is opgewekt door JHWH (24,1.5-6). Voordat Jezus ten hemel wordt opgenomen (24,51) maakt Lucas door middel van twee verhalen – het getuigenis van twee is betrouwbaar – duidelijk, dat de Heer werkelijk is opgewekt door de Getrouwe (24,34.46).
In het verhaal van de leerlingen van Emmaüs (24,13-35) ontvouwt de vreemdeling aan de hand van Mozes, de Profeten en de Geschriften de weg van de Messias (24,27.44). Dankzij het ontsluiten van de Schriften (24,32) herkennen zij de verrezen Heer aan het breken van het brood (24,30v.35).
In onze perikoop (24,35-49) ontmoet de verrezen Heer opnieuw zijn leerlingen. Plotseling staat hij in hun midden en herstelt de liefdesband met hen: ‘Vrede zij met jullie’. Zij hoeven niet ontzet te zijn: kijk goed naar mij en raak mij aan, Ik ben… het zelf! Daarom toont hij zijn handen en voeten en eet een geroosterde vis. Pas hierna ontsluit hij de Schriften: ‘Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Thora van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ Hij maakt hun verstand ontvankelijk voor het met hart en ziel begrijpen van de Schriften. Hij duidt zijn leven en roeping als Messias: de Messias zal lijden en sterven, maar op de derde dag zal hij opstaan uit de dood. In zijn naam zullen alle volken opgeroepen worden om tot in/omkeer te komen,opdat hun zonden worden vergeven. Hiervan moeten zij getuigenis afleggen, nadat zij door de Vader met kracht uit de hemel zijn bekleed (24,44-49; Hand. 1,7v).
In beide verhalen staat de Leraar die lernt in het Leerhuis (onderweg) centraal.
De Profeten eindigen met: ‘Gedenk de Thora van Mozes, mijn dienaar…, Opgelet! Ik zend voor jullie de profeet Elia, voordat de dag van de Heer komt’ (Mal. 3,22v).
Op de berg van de verheerlijking is Jezus met Mozes en Elia in gesprek (9,28-36). In het verhaal van Lazarus en de rijke man (16,19-31) zegt Abraham; ‘Zij hebben Mozes en de Profeten; laat ze naar hen luisteren. Als ze naar Mozes en de Profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat’ (16,19,31).
Door tekens (24,39-43) en door het breken van de Schrift (24,44-46) maakt de verrezen Heer duidelijk dat hij de Messias is en hoe de leerlingen hem, de Levende, op het spoor kunnen komen. [Het is voor mij onbegrijpelijk dat er in de tijd tussen Pasen en Pinksteren niet uit Thora, Profeten en Geschriften wordt voorgelezen; hoe kunnen wij dan de Levende Heer in ons midden op het spoor komen?]
Alleen door metterdaad te luisteren naar de Thora van Mozes, de Profeten en de Psalmen zal JHWH’s barmhartige Aangezicht aan het licht komen in de weg van Jezus, de Messias. Dankzij het begrijpen van de Schriften zullen wij de verrezen Heer in ons midden op het spoor kunnen komen en van hem in kracht van de Geest, kunnen getuigen en verkondigen: nieuw leven voor allen die zich omkeren in zijn Naam (24,45-48). Met zijn zegen zal dat zeker lukken, tot lof van God (24,50vv)!
Daarom smeek ik jullie allen,
dat jullie zoveel je kunt
alle hoogachting en alle eer bewijzen
aan het allerheiligste lichaam en bloed,
want lichamelijk hebben en zien we in deze wereld
immers niets van de Allerhoogste zelf
dan het lichaam en bloed, de namen en woorden
waardoor we gemaakt zijn en uit de dood tot het leven verlost.
(Franciscus, BrOrde 12; BrGeest)
Literatuur
G.P. Freeman & H. Janssen, ‘Handelingen van de Apostelen. Wereldwijd’, in: De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 607-614
Janssen, ‘Petrus in de Handelingen van de Apostelen. Petrus de verkondiger (Hand. 1,1-6,7)’, in: H. Janssen &
K. Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
B. Koet, ‘Lucas en Handelingen van de Apostelen’, in: De Bijbel theologisch, Zoetermeer 2011, 158-16
H. Oosterhuis & A. van Heusden, Het evangelie van Lukas, Vught 2007
J. Smit, Het verhaal van Lucas, Zoetermeer 2009
H. Welzen, Lucas, ’s- Hertogenbosch/Leuven 2011
Preekvoorbeeld
Tijdens de dagen en de weken na Pasen heeft Jezus zich verschillende keren aan zijn leerlingen laten zien. Wat haast ongelofelijk is, dat hij verrezen was uit de dood, werd op die manier bevestigd aan zijn directe volgelingen. Zo ging het bijvoorbeeld volgens het Lucasevangelie, waaruit zojuist werd voorgelezen, op de avond van de Paasdag. Toen de Emmaüsgangers terug waren gegaan naar de andere apostelen om te vertellen over hun ontmoeting met Jezus onderweg, kwam hij plotseling weer in hun midden, niet meer als aardse persoon, maar als een bovenaardse verschijning. ‘Vrede zij u’ wenste hij hen toe. Zij schrokken en waren verbijsterd en dachten dat het een soort geest was.
We weten dat er veel is dat ons beperkte verstand te boven gaat. Dat geldt al voor ons menselijke bestaan. Dat geldt nog sterker voor Jezus die leefde in een unieke verbondenheid met de Vader. Toen hij stierf aan het kruis, zijn leven gaf uit liefde, zag het er allemaal ellendig en hopeloos uit. Maar hij heeft zich toevertrouwd aan zijn hemelse Vader en zijn leven in Gods handen gelegd. En God heeft hem niet aan de dood overgelaten. Hij heeft hem opgewekt, hij heeft hem uit de doden doen opstaan, zoals Petrus vandaag getuigt in de eerste lezing. De God van onze vaderen heeft zijn dienaar Jezus verheerlijkt, zo zegt Petrus even daarvoor, Hij deelt voor altijd in Gods glorie. Er is iets dat ons verstand overstijgt en dat is de God die van ons mensen houdt en die ons zo geschapen heeft dat wij uiteindelijk voor altijd bij hem zullen wonen. Jezus is ons daarin voorgegaan. Hij, de verrezen Heer, heeft zich nog enkele keren laten zien om zijn leerlingen aan te moedigen in hem en zijn Vader te geloven en te vertrouwen dat hij voor altijd leeft en ook voor altijd bij hen zal zijn.
Het eerste woord dat de verrezen Heer spreekt is: ‘Vrede zij u’. Dat was een alledaagse groet: sjaloom, ik wens je vrede. Maar het was ook een diepe wens van Christus voor zijn volgelingen. Vrede, dat is in harmonie en zonder strijd leven met je medemensen. Vrede, dat is een eind aan conflict en oorlog. Vrede, dat is leven in verbondenheid met God en naasten. Vrede, dat is aanvaarding van je zwakte en zondigheid en weten dat je veilig bent in Gods liefde en Gods licht.
Vrede is ook vergeving. Als Jezus na zijn verrijzenis zijn leerlingen weer opzoekt, komt hij ze ook zijn vergeving schenken. Ze zijn zich ervan bewust dat ze fout zijn geweest. Ze zijn bang en ongelovig weggevlucht op Goede Vrijdag. Ze hebben hem alleen gelaten en hem verloochend en zijn boodschap vergeten. Jezus biedt zijn leerlingen en alle mensen ook vergeving aan. De vrede die Christus ons wenst is ook de vrede van vergeven zijn, dat je je bevrijd mag voelen van je schuld, dat je last van je afvalt. Maar vergeving ontvangen gaat niet vanzelf. Daarvoor is nodig dat je je falen en tekortschieten erkent en dat je spijt hebt van je kleingelovigheid en je kleinzieligheid. Daarom is de paasboodschap ook altijd een boodschap van omkeer en berouw. ‘Bekeer u dus en heb berouw, opdat uw zonden worden uitgewist’ zegt Petrus in zijn toespraak in de eerste lezing en Johannes zegt in zijn brief: ‘Jezus Christus, die geheel zondeloos is, maakt al onze zonden goed’.
Wij kunnen de enorme blijdschap ervaren dat God met ons verder wil, ook als wij denken dat we dat helemaal niet waard zijn. Wij kunnen de opluchting voelen dat onze kleinheid en onmacht niet het laatste woord hebben. Wij mogen weten dat ons leven waardig en waardevol is en dat we met een schone lei opnieuw kunnen beginnen, uit kracht van hem in wie de dood en het kwaad overwonnen zijn.
Pasen is het feest van het nieuwe begin. En wat is een mooier nieuw begin dan de vrede die het gevolg is van vergeving. Zoveel mensen in onze samenleving lijden onder gevoelens van mislukking, onzekerheid en de angst om te falen. Zoveel mensen voelen zich schuldig als hun huwelijk op een dood spoor zit of als een van hun kinderen niet goed in zijn vel zit. Er worden hoge eisen aan ons gesteld, thuis, op ons werk, en ook nog in onze vrije tijd, bij sport of vakantie. Vaak denken we als we hun Facebook-beelden zien en hun verhalen lezen, dat anderen het veel beter doen dan wij. Het is moeilijk om je zorg en je angsten met anderen te delen. Zelfs tegenover je levenspartner laat je wel eens iets ongezegd. Maar het feest van Pasen nodigt ons uit in het licht te gaan staan zoals we zijn, met al ons getob. De verrezen Heer komt ons heel nabij en laat zich aanraken. Hij leert ons dat in Gods licht al die schaduwen verdwijnen en dat we in vrede mogen leven met God en met ons zelf. Niet dat alle problemen dan meteen opgelost zijn. De tekortkomingen en de zorg en de angst zitten in ieder mensenleven, jong en oud. Maar je kijkt er wel anders tegenaan. Zijn verrijzenis geeft hoop, en vertrouwen. In het spoor van de verrezen Heer mag je erop rekenen dat er altijd een nieuw begin van vrede mogelijk is.
Vrede wens ik u, zegt Jezus vandaag ook tegen ons. Straks voor de communie zullen we die groet weer horen en de vredeswens met elkaar uitwisselen. Lam Gods, dat draagt de zondenlast van de wereld, geef ons de vrede, zullen we zingen. Dat Lam dat geslacht is en dat leeft wil onze lasten dragen. Pasen geeft ons een diepe vrede en een diepe blijdschap, want de dood is overwonnen. Onze machteloosheid wordt gedragen door zijn kracht, de vrede hangt niet alleen van ons af. In vertrouwen op de verrezen Heer kunnen we verder gaan, op de weg van de vrede.
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld Johan te Velde osb